De regering-Pholien (16 augustus 1950 - 15 januari 1952) was een Belgische regering. Het was een homogene katholieke regering omdat de partij een absolute meerderheid aan zetels had in de Kamer en de Senaat.

Regering-Pholien
Regeringsleider Joseph Pholien
Coalitie CVP/PSC
Zetels Kamer 108 van 212 (4 juni 1950)
Premier Joseph Pholien
Aantreden 16 augustus 1950
Ontslagnemend 9 januari 1952
Einddatum 15 januari 1952
Voorganger Duvieusart
Opvolger Van Houtte
Portaal  Portaalicoon   België

Ze volgde de regering-Duvieusart op nadat deze ontslag had genomen vanwege de gewelddadige protesten met doden door de terugkeer van koning Leopold III naar België en werd opgevolgd door de regering-Van Houtte nadat premier Joseph Pholien moest aftreden, omdat hij binnen zijn partij te veel kritiek kreeg voor z'n economisch beleid.

Vorming bewerken

De regering-Duvieusart nam ontslag kort nadat de wet die prins Boudewijn koninklijke bevoegdheden toekende goedgekeurd werd. De CVP/PSC, die een kleine absolute meerderheid had, werd belast met de vorming van een nieuwe regering. Na enkele dagen van interne debatten over het al dan niet aanwezig zijn van Gaston Eyskens in de nieuwe regering, werd Joseph Pholien het hoofd van een nieuwe regering. De toekomst van de regering was wel niet verzekerd, gezien de kleine meerderheid waarover ze beschikte en de interne spanningen binnen de partij na de oplossing voor de koningskwestie.

Samenstelling bewerken

De regering bestond uit 16 ministers. 15 ministers kwamen uit CVP/PSC. Daarnaast was er nog 1 expert in de regering aanwezig.

Ambtsbekleder Functie Partij
  Joseph Pholien
(1884-1968)
Eerste Minister PSC-CVP
  Paul van Zeeland
(1893-1973)
Minister
Buitenlandse Zaken
PSC-CVP
  Paul-Willem Segers
(1900-1983)
Minister
Verkeerswezen
CVP-PSC
  Oscar Behogne
(1900-1970)
Minister
Openbare Werken
PSC-CVP
  Jean Van Houtte
(1907-1991)
Minister
Financiën
CVP-PSC
  Pierre Harmel
(1911-2009)
Minister
Openbaar Onderwijs
PSC-CVP
  Alfred De Taeye
(1905-1958)
Minister
Volksgezondheid en Gezin
CVP-PSC
  Albert Coppé
(1911-1999)
Minister
Economische Zaken en Middenstand
CVP-PSC
  André Dequae
(1915-2006)
Minister
Koloniën
CVP-PSC
  Ludovic Moyersoen
(1904-1992)
Minister
Justitie
CVP-PSC
  Maurice Brasseur
(1909-1996)
Minister
Binnenlandse Zaken
PSC-CVP
  Eugène De Greef
(1900-1995)
Minister
Landsverdediging
extraparlementair
  Joseph Meurice
(1896-1972)
Minister
Buitenlandse Handel
PSC-CVP
  Geeraard Van Den Daele
(1908-1984)
Minister
Arbeid en Sociale Voorzorg
CVP-PSC
  Charles Héger
(1902-1984)
Minister
Landbouw
PSC-CVP
  August De Boodt
(1895-1986)
Minister
Wederopbouw
CVP-PSC

Verloop bewerken

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal bewerken

 
De oprichters van de EGKS

De onderhandelingen over het Schumanplan en de ondertekening van het Verdrag van Parijs tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (de voorloper van de Europese Unie) vonden plaats onder deze regering. De mogelijkheid om een deel van de Belgische soevereiniteit te delegeren aan supranationale organen, waarvoor een hervorming van de Grondwet nodig was, was een van de kwesties die in deze debatten aan de orde waren.

Tweede schoolstrijd bewerken

  Zie Schoolstrijd (België) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het is onder deze regering dat de tweede schoolstrijd in België begon. De financiering van de vrije scholen door de staat werd door de socialistische oppositie te hoog ingeschat: de socialisten waren van mening dat het vrije onderwijs, omdat het niet rechtstreeks met de staat verbonden was, niet rechtmatig door de staat kon worden gefinancierd; het vrije onderwijs werd ook aangewezen als rechtstreeks ten dienste staand van de CVP/PSC. De oprichting van gemeenschappelijke commissies in oktober 1951, waarin vertegenwoordigers van het vrije en het officiële onderwijs samen kwamen, werd door de socialisten aan de kaak gesteld als een vorm van inmenging van de vrije scholen in de officiële sector, vooral omdat de vrije scholen zouden kunnen beslissen over de bouw van officiële scholen zonder dat het omgekeerde mogelijk was; de socialisten rechtvaardigen de oprichting van deze commissies als een middel om conflicten op te lossen. Het open schoolconflict onder deze regering zou het binnenlandse politieke leven gedurende het hele decennium domineren.

Koreaanse Oorlog bewerken

  Zie Koreaanse Oorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De regering sloot zich aan bij de Verenigde Staten in de Koreaanse oorlog tegen Noord-Korea. Er was een 600-koppig Koreaanse vrijwilligerskorps opgericht en naar Korea gestuurd. De militaire dienstplicht werd verlengd van 12 tot 24 maanden, maar niet zonder hevig protest van de oppositie maar ook van christelijk links. De Verenigde Staten vonden het engagement van België echter te zwak, terwijl de Verenigde Staten het gebrek aan financiële compensatie na de levering van uranium uit Congo aan de kaak stelden.