Bebladerde of folieuze levermossen zijn levermossen waarvan het plantenlichaam bestaat uit liggende of opstijgende (zelden rechtopstaande) bebladerde stengels.

Gewoon kantmos (Lophocolea bidentata) met onderliggende, tweetoppige bladeren.

Binnen de levermossen is er nog de groep van de thalleuze levermossen, die geen stengels of bladeren hebben (soms wel bladachtige schubben aan de onderzijde).

Habitus

bewerken

Folieuze levermossen hebben meest een vorm die veel weg heeft van een afgeplat mosplant. Ze vertonen gewoonlijk een dorsiventrale groeiwijze: de ventrale zijde (onderzijde) is naar het substraat gekeerd en de dorsale zijde (bovenzijde) is naar het licht gericht. De tegen het substraat gedrukte stengels hebben twee rijen aan de zijkant van de stengels ingeplante bladeren, en aan de onderzijde van de stengel tussen de rizoïden vaak nog een derde rij, de afwijkend gevormde wortelbladeren of amfigastriën. Bij de folieuze levermossen is er een grote variatie aan bladvormen, bladinplanting en bladstand.

Bladeren

bewerken

De drierijig bebladerde stengels hebben twee gewoonlijk goed herkenbare zijdelingse rijen bladeren.

De inplanting van de bladeren op de stengel:

  • de bladeren kunnen dwars (loodrecht) op de stengelrichting zijn ingeplant
  • scheve inplanting:
    • bij de bovenliggende bladeren valt de voorrand van het oudere blad over de achterrand van het er aan grenzende nieuwere blad
    • bij de onderliggende bladeren daarentegen ligt de voorrand van een blad onder de achterrand van het jongere blad

De onderste rij afwijkend gevormde wortelbladeren of amfigastriën is meestal wat minder ontwikkeld dan de zijbladeren maar kan ook ontbreken. De kleine wortelbladeren staan tussen grote hoeveelheden rizoïden, die dienen voor de vasthechting aan de ondergrond.

De bladeren van levermossen kunnen eentoppig zijn, aan de top uitgerand of duidelijk ingesneden en hebben dan vaak een goed ontwikkelde, samengevouwen onderlob en bovenlob die onderling in grootte kunnen verschillen. De bladeren hebben soms wimpers aan de bladrand. Ook kunnen de bladeren drie- of viertoppig zijn, of bestaan uit breekbare celdraden. Bij een groep levermossen, de Calobryales, staat het stengel rechtop en zijn de drie rijen (vrijwel) gelijkvormige bladeren.

De bladeren van de bebladerde levermossen zijn 1 cellaag dik. De cellen zijn isodiametrisch en dunwandig, soms zijn er trigonen: collenchymatische verdikkingen bij de celhoeken. Een nerf van meer dan een cellaag dik ontbreekt, hoogstens is er een 'schijnnerf' die bestaat uit langgerekte cellen. Bij levermossen komen olielichaampjes voor in de bladcellen, een voor planten uniek organel.

Terminologie

bewerken

Omdat het plantje bij levermossen een haploïde gametofyt is en niet een diploïde sporofyt (zoals bij de vaatplanten) kan men niet spreken van echte bladeren, maar van fylloïden. Om dezelfde redenen moet men bij de stengels eigenlijk spreken van cauloïden. Dit geldt evenals voor de 'echte' mossen.

Zie de categorie Marchantiophyta van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Wikispecies heeft een pagina over Marchantiopsida.