Valkhofburcht

voormalige burcht in Nijmegen, Nederland

De Valkhofburcht in de Nederlandse stad Nijmegen was een middeleeuwse burcht die was gelegen op de Valkhofheuvel aan de zuidoever van de Waal. Het was een groot complex met zware muren en een donjon.

Gezicht op de Waal en de Valkhofburcht door Jan van Goyen, 1641 (collectie Valkhofmuseum)

De burcht werd in de 12e eeuw gebouwd en vervulde in de daaropvolgende eeuwen meerdere belangrijke functies; zo was het een verdedigingswerk voor de hele stad. Met name gedurende de hoge middeleeuwen was het daarnaast een koninklijk verblijf. Aan het eind van de 18e eeuw (in de Franse tijd) is de burcht bijna helemaal afgebroken, op enkele restanten na; dit zijn vooral de Sint-Nicolaaskapel en de Sint Maartenskapel ofwel "Barbarossa-ruïne". Deze resterende bouwwerken hebben tegenwoordig de status van rijksmonumenten.

Op de heuvel waar de burcht stond is na het verdwijnen van de burcht het huidige Valkhofpark aangelegd. Bezoekers kunnen hier onder meer de twee hiervoor genoemde kapellen bezichtigen.

Beschrijving en overblijfselen

bewerken
 
Plattegrond.[1] 1: Sint-Nicolaaskapel 2: Sint-Maartenskapel 3: Put 4: Poort 5: Hoofdtoren 6: Eerste binnenplein 7: Tweede binnenplein 8: Derde binnenplein

De Valkhofburcht bestond uit een complex van gebouwen, waaronder de donjon, een grote zaal en diverse bijgebouwen. Het terrein was omgeven door stevige muren.

De overgebleven Sint-Nicolaaskapel dateert vermoedelijk uit de 11e eeuw. Het is waarschijnlijk dat deze in de rest van de burcht was geïntegreerd. Dit is tot op heden een van de best bewaarde onderdelen. De kapel werd lange tijd gehouden voor een bouwwerk in Karolingische stijl, maar dit lijkt intussen minder aannemelijk.[2] De ruïne van de Sint-Maartenskapel, ook wel Barbarossa-ruïne genoemd, dateert van ongeveer een eeuw later dan de Sint-Nicolaaskapel.

Geschiedenis

bewerken

Voorgeschiedenis

bewerken

Omstreeks het begin van de jaartelling bevond zich aan het huidige Valkhof een legerkamp (castrum), in de buurt van de Bataafse nederzetting Opppidum Batavorum. Enkele eeuwen later werd er aldaar en op wat nu Kelfkensbos is een nieuwe Romeinse versterking gebouwd: een castellum (Romeins fort).[3]

Ook na het definitieve vertrek van de Romeinen bleef de heuvel van strategisch belang. Algemeen wordt aangenomen dat tijdens de vroege middeleeuwen, rond 777, Karel de Grote aan het Valkhof, op ongeveer dezelfde plek waar later de burcht zou verrijzen, een van zijn paltsen liet bouwen: de Valkhofpalts. Dit koninklijke en later keizerlijke verblijf diende hierna ruim twee eeuwen lang als residentie en bestuurscentrum. Dit paleis werd volgens de overlevering in 1047 opnieuw platgebrand, tijdens de opstand onder Godfried II van Lotharingen tegen keizer Hendrik III. Het is onduidelijk of de palts hierna helemaal was verwoest, dan wel nog deels bruikbaar was.[noten 1][4][5]

Bouw van de burcht (12e eeuw)

bewerken

Op 17 mei 1151 onderhandelde keizer Frederik Barbarossa te Nijmegen over het ambt van de bisschop van Utrecht. Als getuigen worden 17 bisschoppen, abten, graven en hoge heren genoemd. In de akte zelf staat dat ze is opgemaakt en uitgegeven in palatio Noviomagi, het paleis van Noviomagus. Dit is een belangrijke aanwijzing dat er in Nijmegen op dat moment ook al een accommodatie was om zo'n illuster gezelschap te ontvangen en rijkszaken te behandelen en af te wikkelen.[6]

In 1155 voltooide Barbarossa de bouw van de nieuwe burcht aan het Valkhof.[3] Onder Barbarossa's leiding werd er ook een imposante donjon toegevoegd, die tot ver in de omtrek zichtbaar was. Deze donjon zou eeuwenlang toonaangevend blijven voor het aanzicht van de stad. Er vestigden zich in de eerste tijd hierna steeds meer bewoners ten westen van de voltooide burcht.

Volgens Gesta Friderici Imperatoris (de kroniek geschreven door Barbarossa's neef Otto van Freising) gebeurde het bouwen van de burcht "op passende wijze en toonde hij hierbij zijn aangeboren grootheid van geest".[7]

Omstreeks 1165 werd de latere Keizer Hendrik VI aan het Valkhof geboren.[8]

Gedenksteen

bewerken

Barbarossa plaatste tevens een marmeren reliëf als gedenksteen, met daarop een Latijnse tekst over het "herstellen van het oude bolwerk van Julius Caesar".

Relatie met de eerdere palts

bewerken

Er is geen consensus over de precieze relatie tussen de 8e-eeuwse palts aan het Valkhof en de in de 11e eeuw door Barbarossa gebouwde burcht. Beide bouwwerken stonden min of meer op dezelfde plek en in grote lijnen hadden ze ook dezelfde functies (bestuurlijk en defensief). Mogelijk liet Barbarossa de overgebleven en nog bruikbare delen van het eerdere verwoeste Karolingische paleis (waaronder het dwarsgebouw) restaureren en versterken. Zodoende zou de 12-eeuwse burcht feitelijk een (gedeeltelijke) heropbouw van de vroegere palts zijn.[9] In het Magnum Chronicon Belgicum (onderdeel van de Florarium temporum van Nicolaas Clopper jr.) wordt eveneens hiervan uitgegaan.[6] Het voorheen gangbare idee dat de door Barbarossa gebouwde burcht nog veel duidelijke Karolingische elementen bevatte, lijkt echter door nieuwere inzichten te zijn achterhaald.

Verpanding van Nijmegen (13e eeuw)

bewerken

In 1247 verpandde Willem II van Holland de hele stad Nijmegen (inmiddels een rijksstad) inclusief de burcht aan graaf Otto II van Gelre.[10] De burcht werd hierna een belangrijke adellijke residentie.[11]

Eveneens aan het Valkhof stond – volgens de overgeleverde bronnen – sinds de grote kerstening van de 7e eeuw de Gertrudiskerk; naar algemeen wordt aangenomen was dit de allereerste parochiekerk van Nijmegen. In 1254 was Willem II te gast op de burcht. Hij gaf toen toestemming om deze kerspelkerk, die buiten de omwalling stond, binnen de omwalling te herbouwen. Dit werd de Sint-Stevenskerk. Het afbreken van de oude kerk aan het Valkhof gebeurde vooral uit strategische overwegingen: in deze tijd verschenen niet alleen de eerste stadsmuren, men had aan het Valkhof ook meer ruimte nodig voor het verder uitbouwen en versterken van de burcht.[12]

In ongeveer dezelfde tijd breidden de graven van Gelre de versterking van de Valkhofburcht verder uit.

14e-18e eeuw

bewerken
 
Zicht op het stadscentrum van oost naar west met op de voorgrond de burcht, rechts ook de Stevenskerk. (Schilderij uit 1670 van Lieve Verschuier.)

Gedurende de daaropvolgende eeuwen speelde de burcht geregeld een belangrijke rol bij de verdediging van de stad. In 1572 probeerde Filips IV (koning Filips II van Spanje) om van de burcht een dwangburcht te maken, wat mislukte.[13]

 
Gravure van de eerste binnenplaats (18e eeuw, gemaakt door Cornelis Pronk)

Nog in 1769 werden er op de tweede verdieping nieuwe vertrekken voor de prins-stadhouder aangebouwd. Deze betrok ze echter onder geheel andere omstandigheden dan voorzien. Door de burgertwisten eind 18e eeuw tussen prinsgezinden en patriotten achtte Willem V het in 1786 raadzaam enige tijd buiten Den Haag te verblijven. Hij koos (naast Het Loo) voor Nijmegen, waar de burggraaf het stadhouderlijk huis welgezind was. In november 1786 vestigde hij zijn stadhouderlijk hof op het Valkhof, vanwaaruit hij in geval van nood snel kon vertrekken naar Pruisen. Zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen, reisde in juni 1787 naar Den Haag met het verzoek om terug te mogen keren, maar zij werd door patriotten aangehouden bij Goejanverwellesluis. Zij schreef haar broer koning Frederik Willem II van Pruisen over hoe zij was vernederd, waarop deze besloot militair in te grijpen en op 11 september via Nijmegen de Republiek binnenviel. Op die dag kwam een groot Pruisisch leger onder leiding van de hertog van Brunswijk op de burcht aan. De volgende dag trok dit leger met de in Ooij, Persingen en Nijmegen gelegerde troepen verder op naar Holland. Het doel van deze hele militaire operatie was om de rest van de Republiek te heroveren op de patriotten en de Oranjerestauratie door te voeren. Duizenden patriotten vluchtten hierna naar Frankrijk, waar twee jaar later de Franse Revolutie uitbrak.

De laatste Nederlandse vorst die nog op de Valkhofburcht verbleef, was stadhouder Willem V met zijn gezin in de periode 1786-1787.

Verwoesting en sloop (1794-1797)

bewerken

Tijdens het beleg van Nijmegen van 1794 liep de burcht enige schade op, maar onduidelijk is hoeveel precies.[14]

Niet alleen zou herstel van de burcht veel geld kosten, de burcht was ook een herinnering aan de verafschuwde prins-stadhouder en eeuwenoude vorstelijke grootheid in de nieuwe democratische tijd. Alles tezamen besloot de Landdag in augustus 1795 om een voorstel van het kwartier der Veluwe om het gebouwencomplex te slopen, in te willigen. Alleen de twee nu nog steeds bestaande kapellen zouden worden behouden: de Sint Nicolaaskapel ("Karolingische kapel") en een deel van de Sint-Maartenskapel ("Barbarossa-ruïne"). Het kwartier van Zutphen stemde tegen. Afgevaardigden van Nijmegen poogden nog voor te stellen ten minste de Reuzentoren, de Hofpoort en de ringmuren te behouden, omdat hieraan geen kosten besteed hoefden te worden. Ook vanuit de Nijmeegse bevolking kwamen bezwaren tegen de sloop, maar vergeefs.

De burcht werd op 9 februari 1796 voor f 90.400,- geveild. Het grootste deel ervan is in de periode hierna (1796-1797) gesloopt. Het slopen gebeurde onder meer omdat er geld nodig was om de door de Franse bezetters opgelegde belasting te kunnen betalen. Ook leende de kostbare tufsteen van de burcht zich goed om nieuw cement te maken. Handelaren wilden dit hergebruiken voor gebouwen in Amsterdam en elders in het land. Bij de sloop in 1797 werd overigens verzuimd om een grondplan van het gebouwencomplex te maken, zodat alleen uit aantekeningen en afbeeldingen kan worden gereconstrueerd hoe het eruitgezien heeft.

Na de sloop werd het vrijgekomen terrein opgehoogd, waardoor de resterende archeologische bodemschatten goed bewaard blijven, en werd het tot wandelplaats ingericht.[15] Slechts de hiervoor genoemde Sint-Nicolaaskapel en ruïne van de Sint-Maartenskapel bleven behouden, evenals een klein deel van de omwalling.

Vrij snel na het slopen van de burcht werd op de heuvel een van de eerste stadsparken van Nederland aangelegd. Het ontwerp hiervan was van Johan David Zocher Sr.

Plannen voor herbouw donjon (vanaf 2005)

bewerken
 
Schaalmodel in Museum Het Valkhof

Ter gelegenheid van 'tweeduizend jaar Nijmegen' werd in 2005 een replica van de reuzentoren van de burcht opgebouwd uit steigerbuizen en -doeken: de Donjon. Er kwamen veel bezoekers op af, in eerste instantie voor het uitzicht vanaf dit strategische punt.

Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 sprak de bevolking van Nijmegen zich via een adviserend referendum uit voor de herbouw van deze donjon. Dit was omstreden, getuige een brief van de betrokken staatssecretaris Medy van der Laan aan het gemeentebestuur, waarin zij stelde dat herbouw "strijdig is met de cultuurhistorische betekenis van het park". Onder verwijzing naar keizer Karel, Barbarossa en Zocher noemde zij de plek "het monument bij uitstek waar de biografie van het landschap in optima te beleven valt". Bovendien was er volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg over het uiterlijk van de donjon in de 12e eeuw niets bekend. De 17e- en 18e-eeuwse schilderijen geven alleen een indruk van de uitgebreide vesting van de graven van Gelre. Burgemeester Thom de Graaf steunde het herbouwplan, maar de verantwoordelijk minister Van der Hoeven van Cultuur nam de bezwaren over en stelde strenge eisen bij de uitwerking van de ideeën. Na bezwaren van GroenLinks en Gewoon Nijmegen stemde de gemeenteraad op 11 juni 2015 toch in met het bestemmingsplan, hoewel de stichting te kampen had met twijfelende investeerders.

Op 5 december 2018 werd uiteindelijk bekend dat de donjon definitief niet herbouwd zou worden. De archeologische kosten, uitblijven van de omgevingsvergunning en onzekere exploitatie alsmede groeiend verzet werden als redenen gegeven.[16]

Zie ook

bewerken

Bronnen en referenties

bewerken
Zie de categorie Castle Valkhof (destroyed), Nijmegen van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.