Gebruiker:Skuipers/Eerste Kamerverkiezingen
De samenstelling van de Nederlandse Eerste Kamer wordt bepaald door getrapte verkiezingen.
Nederlandse politiek | ||||
---|---|---|---|---|
Monarchie (lijst) Ministerraad (lijst) Eerste Kamer Decentrale overheden Provincies Kiescolleges Gemeenten Caribisch Nederland Europees Parlement Waterschappen | ||||
|
Sinds de grondwetsherziening van 1983 wordt de Eerste Kamer in principe eens in de vier jaar gekozen. De verkiezing wordt, naast in geval van vervroegde ontbinding der Kamer[1] gehouden binnen drie maanden na de verkiezing van de leden van Provinciale Staten (voor het eerst effectief in 1987).
Tot 2017 werden de leden van de Eerste Kamer alleen gekozen door de leden van Provinciale Staten. Bij de grondwetswijziging van 2017 werd bepaald dat ook de leden van de kiescolleges voor de Eerste Kamer in Caribisch Nederland deelnemen aan verkiezingen voor leden van de Eerste Kamer. Bij de grondwetsherziening van 2022 is een bepaling aan de Grondwet toegevoegd inzake een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer.
De vereisten voor het lidmaatschap van de Eerste Kamer zijn hetzelfde als voor dat van de Tweede Kamer.
Doordat de leden van de Eerste Kamer niet rechtstreeks worden gekozen, staan zij wat verder van de dagelijkse politiek af. Zij voeren bijvoorbeeld geen verkiezingscampagne.
Kiessysteem
bewerkenDe leden van Provinciale Staten en van de kiescolleges voor de Eerste Kamer brengen op de verkiezingsdag hun stem uit op een van de kandidaten voor de Eerste Kamer. Deze kandidaten staan per partij op één of meer lijsten.
De stemmen worden gewogen naar rato van het inwonertal van een provincie c.q. bijzondere gemeente, zoals dat wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek per 1 januari van het jaar dat de verkiezingen plaatsvinden.[2] Het inwonertal wordt gedeeld door het honderdvoud van het aantal statenleden per provincie, en dan rekenkundig afgerond op een geheel getal. De uitkomst heet de stemwaarde.[3]
Bij de laatstgehouden verkiezingen voor de Eerste Kamer in 2019 waren de stemwaarden als volgt:
Provincie c.q. bijzondere gemeente |
Aantal inwoners op 1-1-2019 |
Aantal leden (2019) |
Stemwaarde (2019) |
---|---|---|---|
Groningen | 584.094 | 43 | 136 |
Fryslân | 647.740 | 43 | 151 |
Drenthe | 492.179 | 41 | 120 |
Overijssel | 1.156.373 | 47 | 246 |
Flevoland | 416.431 | 42 | 102 |
Gelderland | 2.071.913 | 55 | 377 |
Utrecht | 1.342.194 | 48 | 274 |
Noord-Holland | 2.853.488 | 55 | 529 |
Zuid-Holland | 3.674.246 | 55 | 668 |
Zeeland | 383.073 | 39 | 98 |
Noord-Brabant | 2.544.995 | 55 | 483 |
Limburg | 1.116.127 | 47 | 237 |
Bonaire | 20.104 | 9 | 22 |
Sint Eustatius | 3.138 | 5 | 6 |
Saba | 1.915 | 5 | 4 |
De op een partij in een provincie/kiescollege uitgebrachte stemmen worden vermenigvuldigd met de stemwaarde. De uitkomst hiervan heet het stemcijfer. De zetelverdeling geschiedt met behulp van de kiesdeler. Deze wordt berekend door de som van de stemcijfers van alle provincies te delen door het aantal beschikbare zetels.
Voor iedere partij wordt gekeken welk stemcijfer zij in totaal heeft behaald (in feite dus hoeveel stemmen zij heeft gekregen en welke stemwaarde die stemmen hadden). Dat totaal wordt gedeeld door de kiesdeler. De uitkomst van die deling levert het zetelaantal per partij op. Omdat de uitkomst niet altijd een rond getal oplevert, blijven er restzetels over. Deze worden verdeeld aan de hand van het systeem van grootste gemiddelden.
Geschiedenis
bewerken1815-1848
bewerkenHet ledental van de Eerste Kamer was door de jaren heen niet aldoor hetzelfde. Van 1815 tot 1830 lag het aantal tussen de 40 en 60; na de afscheiding van de zuidelijke provincies in 1830 waren er minimaal 20 en maximaal 30 leden. De leden werden door de Koning benoemd voor het leven.
1848-1888
bewerkenVanaf 1848 werden de leden van de Eerste Kamer gekozen door de leden van Provinciale Staten. Een kandidaat werd verkozen als hij in de Provinciale Staten de absolute meerderheid behaalde. In deze periode bestond de Eerste Kamer uit 39 leden. De leden werden voor negen jaar gekozen, waarbij om de drie jaar een derde deel van de Kamer werd vernieuwd.[4]
Het aantal leden van de Eerste Kamer naar provincie was in deze periode als volgt samengesteld:
Gr | F | D | O | Ge | U | NH | ZH | Ze | NB | L |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2 | 3 | 1 | 3 | 5 | 2 | 6 | 7 | 2 | 5 | 3 |
1888-1923
bewerkenIn 1888 werd het aantal leden van de Eerste Kamer uitgebreid tot 50.
Het aantal leden van de Eerste Kamer naar provincie was in deze periode als volgt samengesteld:
Gr | F | D | O | Ge | U | NH | ZH | Ze | NB | L |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
3 | 4 | 2 | 3 | 6 | 2 | 9 | 10 | 2 | 6 | 3 |
1923-1956
bewerkenIn 1923 werd een ander stelsel voor de verkiezingen ingevoerd. Er werd overgestapt naar het stelsel van evenredige vertegenwoordiging; alle uitgebrachte stemmen telden sindsdien mee voor de bepaling van de zetelverdeling. Voorts werden de Nederlandse provincies ten behoeve van Eerste Kamerverkiezingen verdeeld in vier kiesgroepen. De afvaardiging naar kiesgroep was als volgt:
Kiesgroep | Provincies | Aantal EK-leden |
---|---|---|
I | Limburg, Noord-Brabant, Utrecht en Zeeland | 13 |
II | Drenthe, Gelderland, Groningen en Overijssel | 13 |
III | Friesland en Noord-Holland | 12 |
IV | Zuid-Holland | 12 |
Iedere drie jaar waren in twee van deze groepen (in I en III, dan wel II en IV) alle Eerste Kamerleden aftredend. [4] De zittingsduur van de leden werd bepaald op zes jaar.
1956-1983
bewerkenIn 1956 werd de Eerste Kamer uitgebreid tot 75 leden. De afvaardiging naar kiesgroep was als volgt:
Kiesgroep | Provincies | Aantal EK-leden |
---|---|---|
I | Limburg, Noord-Brabant, Utrecht en Zeeland | 21 |
II | Drenthe, Gelderland, Groningen en Overijssel | 19 |
III | Friesland en Noord-Holland | 17 |
IV | Zuid-Holland | 18 |
1983-heden
bewerkenSamenstelling
bewerkenVanaf 1983 kiezen de leden van Provinciale Staten om de vier jaar tegelijkertijd alle 75 leden van de Eerste Kamer.[5] De verkiezingen worden gehouden maximaal drie maanden nadat verkiezingen zijn gehouden voor Provinciale Staten. De kiesgroepen werden afgeschaft.
Sinds 2019 wordt de Eerste Kamer, behalve door Provinciale Staten, mede gekozen door de kiescolleges voor de Eerste Kamer. Bij de Grondwetswijziging van 2017 werd de instelling mogelijk gemaakt van kiescolleges voor de Eerste Kamer in Caribisch Nederland. Verkiezingen voor deze kiescolleges vinden gelijktijdig met de Provinciale Statenverkiezingen in het Europese deel van Nederland plaats, voor het eerst op 20 maart 2019. Bij de Grondwetsherziening van 2022 werd een bepaling aan de Grondwet toegevoegd inzake een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer.
Bronnen
- De informatie op deze pagina, of een eerdere versie daarvan, is geheel of gedeeltelijk afkomstig van www.parlement.com. Overname was tot 1 februari 2016 toegestaan met bronvermelding.
Noten
- ↑ Dit heeft sinds 1987 niet meer plaatsgevonden.
- ↑ Voor de toepassing hiervan op het kiescollege voor niet-ingezetenen wordt gerekend met het aantal geregistreerde kiezers.
- ↑ In Flevoland had in 1995 één stem bijvoorbeeld een stemwaarde van 61 en in Zuid-Holland een stemwaarde van 401.
- ↑ a b Bij algemene verkiezingen ten gevolge van ontbinding van de Eerste Kamer (met name veroorzaakt door een voorstel tot grondwetsherziening) waren alle leden van de Eerste Kamer aftredend.
- ↑ Eerste Kamerverkiezingen: de betekenis van de wijziging in 1983 op www.parlement.com