Alain Prost kwam na een jaar rust terug bij Williams en pakte zijn vierde wereldtitel.
Damon Hill won zijn eerste drie Grand Prix.
Ayrton Senna nam bijna niet deel aan het seizoen, maar racete op een race-per-race contract bij McLaren.
Michael Schumacher won één Grand Prix met Benetton.
Eddie Irvine maakte zijn Formule 1-debuut.
Er werd door het afscheid van Nigel Mansell niet met het nummer 1 gereden. Damon Hill reed met het nummer 0.
Alle teams reden met banden van Goodyear.
De Grand Prix van Mexico werd afgelast vanwege de zorgen om de veiligheid en het zeer hobbelig circuit en werd vervangen door de Grand Prix van Azië.
De Grand Prix van Azië werd afgelast door financiële problemen bij de organisatie, de vervanger van de Grand Prix van Mexico werd hierdoor op zijn beurt vervangen door de Grand Prix van Europa.[1][2]