Tweede Kamerverkiezingen 1909

De Tweede Kamerverkiezingen 1909 waren algemene Nederlandse verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zij vonden plaats op 11 en 23 juni 1909.

Tweede Kamerverkiezingen 1909
Bekijken van de verkiezingsuitslagen (Amsterdam)
Bekijken van de verkiezingsuitslagen (Amsterdam)
Datum eerste ronde 11 juni 1909
Datum tweede ronde 23 juni 1909
Land Vlag van Nederland Nederland
Te verdelen zetels 100
Opkomst 71,68%
Resultaat
Grootste partij Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen
Nieuwe kabinet Heemskerk[1]
Vorige kabinet Heemskerk[1]
Opvolging verkiezingen
1905     1913
Portaal  Portaalicoon   Politiek

De verkiezingen werden gehouden als gevolg van de afloop van de zittingstermijn van de Tweede Kamer die gekozen was bij de verkiezingen van 1905.

Nederland was verdeeld in 100 kiesdistricten; in elk kiesdistrict werd één lid van de Tweede Kamer gekozen. Om gekozen te worden moest een kandidaat de absolute meerderheid van de in een kiesdistrict uitgebrachte geldige stemmen behalen. In 36 kiesdistricten[2] was een tweede verkiezingsronde benodigd vanwege het niet-behalen van de absolute meerderheid door een van de kandidaten; voor deze tweede ronde plaatsten zich de twee hoogstgeëindigde kandidaten uit de eerste ronde. De tweede ronde vond plaats op 23 juni 1909.

Uitslag

bewerken

Opkomst

bewerken
1905 1909
# stemmen % # stemmen %
Kiesgerechtigden 750.507 843.561
Niet opgekomen 159.049 21,19[3] 238.859 28,32[3]
Opkomst 591.458 78,81[3] 604.702 71,68[3]

Verkiezingsuitslag

bewerken
partij 1905[4] 1909 +/−
zetels
Algemeene Bond  25 25   0
Anti-Revolutionaire Partij  15 23 +8
Liberale Unie  24 20 −4
Christelijk-Historische Partij[5]   7/8
Friese Bond[5]   1
Christelijk-Historische Unie[5]  − 12
subtotaal   9 12 +3
Vrijzinnig-Democratische Bond 11  9 −2
Sociaal-Democratische Arbeiderspartij   6  7 +1
Bond van Vrije Liberalen[6] 10/9  4 −5
vrije socialist   1  0 −1
totaal 100 100 0

Gekozen leden

bewerken
  Zie Lijst van Tweede Kamerleden 1909-1913 voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Bij deze verkiezingen werden 79 leden herkozen, van wie vier in een ander kiesdistrict. Eén lid aanvaardde zijn benoeming niet vanwege zijn toetreding tot het kabinet-Heemskerk.[7] Dertien leden hadden aangegeven niet herkiesbaar te zijn, terwijl acht aftredende leden verslagen werden.

Onderstaand volgen enkele bijzonderheden:

  • in het kiesdistrict Amsterdam IV was in eerste instantie Jan IJzerman (LU) herkozen. Hij besloot echter zijn kandidatuur niet te aanvaarden. Om in de ontstane vacature te voorzien werd een naverkiezing gehouden waarbij Gerard van Hamel (LU) gekozen werd;
  • in het kiesdistrict Breukelen was in eerste instantie Jan de Waal Malefijt (ARP) herkozen. Hij besloot echter zijn kandidatuur niet te aanvaarden vanwege zijn benoeming als bewindspersoon in het kabinet-Heemskerk. Om in de ontstane vacature te voorzien werd een naverkiezing gehouden waarbij Frederik de Monté verLoren (ARP) gekozen werd;
  • in het kiesdistrict Den Helder werd Theo de Meester (LU) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Zadok van den Bergh (VDB) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn;
  • in het kiesdistrict Dordrecht werd Pieter de Kanter (LU) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Hugo van Gijn (LU) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn;
  • in het kiesdistrict Gorinchem werd Hendrik Pollema (ARP) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Nicolaas Pierson (LU) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn[9];
  • in het kiesdistrict Harlingen was in eerste instantie Johannes de Visser (CHU) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Jan Schokking (CHU) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn. De Visser was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Leiden waaraan hij de voorkeur gaf.[12] Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Harlingen een naverkiezing gehouden waarbij Jan Ankerman (CHU) gekozen werd;
  • in het kiesdistrict Middelburg werd Johan Blum (ARP) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Christiaan Lucasse (ARP) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn;
  • in het kiesdistrict Rotterdam V werd Albertus de Jong (ARP) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Pieter Mees (VDB) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn;
  • in het kiesdistrict Schoterland was in eerste instantie Theo de Meester (LU) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Geert van der Zwaag (vrije socialist) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn. De Meester was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Den Helder waaraan hij de voorkeur gaf.[12] Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Schoterland een naverkiezing gehouden waarbij Joseph Limburg (VDB) gekozen werd[15];
  • in het kiesdistrict Sneek werd Hendrik Colijn (ARP) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Hendrik Pollema (ARP) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn[16];
  • in het kiesdistrict Zaandam werd Jan Duijs (SDAP) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Klaas de Boer (LU) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn;
  • in het kiesdistrict Zuidhorn werd Edsge Teenstra (VDB) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Geuchien Zijlma (LU) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn.

De zittingsperiode van de Tweede Kamer ging in op 21 september 1909 en eindigde op 15 september 1913. De zittingstermijn van Tweede Kamerleden bedroeg vier jaar.

Formatie

bewerken
  Zie Kabinet-Heemskerk voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Na de verkiezingen werd geen nieuw kabinet geformeerd.[1]