Legakker

Een legakker, ook wel zetwal of kraag genoemd, is een strook grond in het veengebied, waar het met een baggerbeugel uitgebaggerde veen op te drogen werd gelegd om er turven van te maken. Meestal waren de legakkers smal en lang, en omgeven door water (trekgaten) of moerassige veengrond. In Nederland is de legakkerstructuur nog goed terug te zien in veenplasgebieden zoals de Nieuwkoopse plassen en Westeinderplassen.

Een voorbeeld van een legakker.[1]

Weer en wind hebben veel legakkers doen verdwijnen en in water veranderd. Dit erosieproces blijft bestaan, met als gevolg dat de historische landschapsstructuur en recreatieve functies worden aangetast. Het behouden en herstellen van de deze legakkers of zetwallen is een gespecialiseerde opdracht. Dit kan gedaan worden met speciale technieken.

In de Overijsselse veengebieden worden legakkers ribben genoemd, zie De Weerribben.

OntstaanswijzeBewerken

Veen ontstaat als dood plantenmateriaal langzaam afgebroken wordt onder natte en vochtige omstandigheden. Wanneer er meer nieuw organisch materiaal ophoopt dan dat er oud materiaal wordt afgebroken, is er sprake van veenvorming. Doordat veen vrijwel geen mineralen en klei bevat, blijft er na het drogen van veen tot turf nauwelijks as over. Dit maakte de hoge veenmosgebieden dan ook erg populair voor turfwinning. Turfwinning werd zelfs zo populair dat veen onder water werd afgegraven met behulp van een veenbeugel. Het veen werd uitgegraven en vervolgens te drogen gelegd op legakkers. Zo is het kenmerkende patroon van legakkers ontstaan zoals we dat nu nog kennen.

Veel legakkers zijn door weer en wind verdwenen en in water veranderd. Hierdoor is de historische landschapsstructuur, en de recreatieve functies daarvan, aangetast. Het behouden en herstellen van legakkers of zetwallen is een gespecialiseerde opdracht en kan alleen door middel van speciale technieken worden gedaan.

LiggingBewerken

Legakkers liggen in de laagveengebieden van Holland, Utrecht, Friesland en Noordwest-Overijssel. In Stellingwerven worden de legakkers ‘haag’ genoemd. In Overijssel staan ze bekend als ribben of rillen.

Nieuwe legakkersBewerken

Nieuwe legakkers of rietovers zijn opgebouwd uit een aantal lagen wiepen (wilgenhout). Deze worden in rasters van vaak 1 meter bij 1 meter aan elkaar geknoopt. Door deze speciale overlappende verbindingen ontstaat er een doorlopend ‘landstuk’. Deze wordt vervolgens naar de diepte afgezonken en gevuld met stortstenen en baggerslib.

ReferentiesBewerken

  1. Een voorbeeld van een legakker. Van Aalsburg BV. Geraadpleegd op 16-08-2021.