Gebruiker:Kleon3/Kladblok/Tweede stadsmuur van Maastricht

De Nieuwstad is een deel van het Jekerkwartier in het centrum van de Nederlandse stad Maastricht. Het buurtje heeft een oppervlakte van slechts 2 hectare.[1] Het wordt gedomineerd door de Nieuwstad-versterkingen, een laatmiddeleeuwse uitbreiding van de tweede stadsmuur van Maastricht, met als belangrijkste onderdelen de zestiende-eeuwse rondelen Haet ende Nijd en De Vijf Koppen. Ze vormen aan de zuidzijde van het stadscentrum, omringd door vijvers en ingebed in het groen van het Stadspark Maastricht, een veel gefotografeerde bezienswaardigheid. Daarnaast telt de Nieuwstad een tweetal watermolens op de Jeker. Zowel de rondelen als de watermolens zijn beschermd als rijksmonument. Zes andere objecten zijn gemeentelijke monumenten.[2][3]

Nieuwstad
Nieuwstad-versterkingen
Ommuring Nieuwstad met rondelen Haet ende Nijd en De Vijf Koppen en daartussen Poort Waerachtig (2015)
Locatie Maastricht, Vlag van Nederland Nederland
Algemeen
Type stadsmuur, rondelen
Bouwmateriaal o.a. Naamse steen
Eigenaar Gemeente Maastricht
Huidige functie historisch erfgoed; toeristische bezienswaardigheid
Gebouwd in vanaf eind 15e eeuw
Monumentale status rijksmonument
Monumentnummer  28016
Tweede stadsmuur van Maastricht. Rechtsonder de Nieuwstad met Haet ende Nijd (19) en De Vijf Koppen (20)
Portaal  Portaalicoon   Maastricht

Geschiedenis bewerken

Eerste en tweede stadsmuur bewerken

Over de bouwgeschiedenis van de eerste en tweede stadsomsluiting van Maastricht[noot 1] bestaat nog veel onduidelijkheid. De meeste auteurs gaan voor de eerste muur uit van een ontstaansgeschiedenis in het tweede kwart van de dertiende eeuw. Daarvoor, uiterlijk in 1204, maar mogelijk al in het laatste kwart van de twaalfde eeuw, bestond er een aarden stadswal met daarop houten palissades.[5] In 1229 verleende hertog Jan I van Brabant toestemming voor de bouw van een stenen stadsmuur.[6][7] Waarschijnlijk werd nog in hetzelfde jaar begonnen met het (opnieuw) opwerpen van aarden wallen, het graven van grachten en de bouw van een stenen muur met stadspoorten en waltorens. Van de enige bewaard gebleven poort van de eerste stadsomsluiting, de Helpoort, wordt aangenomen dat deze dateert uit circa 1230. De stenen muur was vermoedelijk omstreeks 1250 voltooid.

Al na enkele decennia bleek de eerste stadsomsluiting te krap. Vanaf de jaren 1290 werd gewerkt aan een tweede, veel ruimere stadsomsluiting. De bouw ervan sleepte zich ongeveer twee eeuwen voort. In 1380 werd de muur, hoewel nog steeds niet overal op de gewenste hoogte, in gebruik genomen. De tweede stadsmuur was circa 4,4 km lang (waarvan 3575 m nieuw en 850 m al bestaande muur, vooral aan de Maaszijde) in gebruik genomen. De oppervlakte van de ommuurde stad op de linker Maasoever verdrievoudigde: van 36 hectare naar 114 hectare.

Bouw Nieuwstad-versterkingen bewerken

De Nieuwstad als onderdeel van de primaire verdedigingsmuur bewerken

Na de ingebruikname van de tweede enceinte in 1380 fungeerde deze als primaire verdedigingslinie, hoewel de stadsmuur nog lang niet overal op hoogte was.[noot 2] De eerste enceinte bleef nog zeker twee eeuwen reserveverdedigingslinie, maar tot een actieve inzet van de dertiende-eeuwse stadsmuur is het nooit gekomen.[noot 3] Bij de vele belegeringen na 1380 was het de tweede stadsomsluiting die de klappen op moest vangen, in elk geval tot aan de grootschalige uitbouw van de gordel van buitenwerken in de zeventiende en achttiende eeuw, die daarna steeds meer de rol van primaire verdedigingslinie ging vervullen.

 
Detail plattegrond Braun en Hogenberg (1575, herdrukt in 1612). In highlight de Nieuwstad tussen Sint-Pieterspoort (linksonder) en Jekertoren (rechtsboven) De rondelen zijn nog als middeleeuwse waltorens ingetekend; bij De Vijf Koppen is een bastion ingetekend. De Jekerloop binnen de Nieuwstad is niet realistisch
 
Vrij realistische voorstelling van het Beleg van Maastricht (1579). Duidelijk te zien zijn de tot muurhoogte verlaagde waltorens met geschut, de afwijkende vorm van de bastions bij de Nieuwstad en de ravelijnen bij de stadspoorten (detail kopergravure Natale Bonifacio [en], ca. 1580)

Het beleg door de Luikenaren (1407-1408) was waarschijnlijk de eerste 'testcase' voor de effectiviteit van de nieuwe stadsmuur, die toen nog gedeeltelijk onvoltooid was. Bij de belegering – eigenlijk twee belegeringen – slaagden de Luikse en Loonse opstandelingen er niet in om Maastricht, waar prins-bisschop Jan van Beieren tijdelijk zijn toevlucht had genomen, in te nemen. In 1465 dreigde opnieuw een Luikse belegering, maar dat liep met een sisser af. In 1489 deed Robrecht I van der Marck, hertog van Bouillon en een broer van de in 1485 op het Vrijthof onthoofde Willem I van der Marck, een poging, maar ook hij werd door de Maastrichtenaren op de vlucht gedreven.[11] In hoeverre de toen bijna voltooide stadsomsluiting daarin een rol speelde, is moeilijk vast te stellen.

Bij het eerder genoemde beleg van 1579 wist Alexander Farnese met zijn circa 20.000 manschappen na bijna vier maanden de stad met veel geweld in te nemen. Naast de verschrikkingen van het beleg zelf en de drie dagen van moord en plundering die volgden op de inname, moet het voor de Maastrichtenaren een desillusie zijn geweest dat de vesting kon worden ingenomen, ondanks de vele opoffering die men in de jaren daarvoor gebracht had in de vorm van gedwongen tewerkstelling en verhoogde belastingen. In de eeuwen daarna wisselden succesvolle en mislukte belegeringen elkaar af: Frederik Hendrik (1632), Lodewijk XIV (1673), Maurits van Saksen (1748) en Kléber (1794) slaagden er wel in Maastricht tot overgave te dwingen; De Moncada (1634), Willem III (1676) en De Miranda (1793) niet.[12] Uiteraard speelden velerlei factoren daarbij een rol, maar de ommuurde stad met haar almaar uitdijende vestinggordel had haar reputatie als "sleutel van Brabant" en "bolwerk der Nederlanden" gevestigd. Daardoor zullen wellicht ook potentiële belegeraars zijn afgeschrikt. Anderzijds kan men zich afvragen of diezelfde reputatie andere, eerzuchtige belegeraars juist heeft aangetrokken.

Ontmanteling, sloop, behoud en restauratie bewerken

Op 29 mei 1867 ondertekende koning Willem III der Nederlanden, na lang aandringen van onder andere de gemeente Maastricht, het besluit tot opheffing van de vestingstatus van Maastricht, Venlo, Bergen op Zoom, Vlissingen en enkele andere vestingen. In de maanden daarna werd de vesting Maastricht in opdracht van het Ministerie van Oorlog ontmanteld, waarna de gronden op 15 oktober 1868 werden overgedragen aan de Dienst der Registratie en Domeinen, ressorterend onder het Ministerie van Financiën, voor eventuele sloop, verkoop en herbestemming. Als toeziend ingenieur werd aangesteld F.W. van Gendt. De stadspoorten, die onder de zeggenschap van het gemeentebestuur vielen, werden tussen 1867 en 1870 als eerste gesloopt (de al veel eerder buiten gebruik gestelde Lindenkruispoort in 1874). De afbraak van stadsmuren, wallen en buitenwerken zou nog tot de jaren 1930 doorgaan. Door toedoen van Victor de Stuers en anderen (zie hieronder) bleven hier en daar delen van de eerste en tweede stadsmuur gespaard, vooral in het zuidelijk stadsdeel.[13][14]

De ontmanteling van de vesting Maastricht werd door de meeste tijdgenoten gezien als het begin van een periode van grotere welvaart. Tegen de afbraak van de eeuwenoude stadspoorten rees dan ook nauwelijks protest.[15] Bij de start van de afbraak van de Tongersepoort in december 1867 was geen enkele bepaling opgenomen over documentatie en oudheden. Door toedoen van de kunstenaar-historicus Alexander Schaepkens (1815-1899) en de jonge Victor de Stuers (1843-1916), die nog in Leiden studeerde toen de sloop begon, werd bij de sloopbestekken van de andere poorten bepaald dat tekeningen en foto's gemaakt moesten worden. De tekenaar Johannes Brabant (1806-1886) maakte in opdracht van het Geschied- en Oudheidkundig Genootschap gedetailleerde tekeningen. De fotograaf Theodor Weijnen (1835-1904) fotografeerde de te slopen vestingwerken, met name de tweede stadsmuur en zijn poorten.[16]

Historiografie, cartografie en archeologisch onderzoek bewerken

Over de tweede stadsmuur worden in de historische bronnen, zoals raadsverdragen, burgerboeken en stadsrekeningen, slechts incidenteel mededelingen gedaan. Matthaeus Herbenus (1451-1538), de Maastrichtse humanist en scholaster van de kapittelschool van Sint-Servaas, die als een van de eersten in deze contreien een moderne stadsgeschiedenis schreef, liet een vrij uitgebreide beschrijving van de tweede stadsmuur na. Anderhalve eeuw later stelde de dominicaan en historicus Thomas de Heer (†1685) een lijvige kroniek over de geschiedenis van Maastricht samen, waarin hij onder andere de vroegste werkzaamheden aan de tweede enceinte beschrijft.[noot 4] Zowel Herbenus als De Heer hebben de eerste en de tweede stadsmuur nog intact gekend.

Een betrouwbare historische bron uit de tweede helft van de zestiende eeuw is het hiernaast afgebeelde stadspanorama van Maastricht, dat in 1575 voor het eerst werd gepubliceerd in Braun en Hogenbergs atlas Civitates orbis terrarum. Dit gezicht op Maastricht in vogelvluchtperspectief is gebaseerd op schetsen van Simon de Bellomonte (1526-1615), kapelaan verbonden aan het Sint-Servaaskapittel, tevens notaris en schatbewaarder.[20] Het gedetailleerde panorama toont onder andere de versterkte linker Maasoever vanuit het oosten en daarnaast, iets moeilijker te onderscheiden, delen van de zuidelijke, westelijke en noordelijk stadsmuur. Herkenbaar aan de Maaszijde – deels ook aangegeven in de legenda – zijn het bolwerk op de zuidelijke Maaspunt (later De Vijf Koppen genoemd), de Jekertoren, de Onze-Lieve-Vrouwepoort (37), diverse andere Maaspoorten en -poternes, een halfrond bolwerk bij het Antonietenklooster (waar verder niets over bekend is) en het Schonenvaardersbolwerk op de noordelijkste punt. Van de veldpoorten zijn ingetekend de Sint-Pieterspoort (30; vrijwel onherkenbaar), de Tongersepoort (31; met hoge torenspits en zijtorentjes), de Brusselsepoort (32; twee torentjes) en de Boschpoort (33; met hoog opgaand dak en dakruiter). Tussen de twee laatstgenoemde poorten zijn acht muurtorens te zien, waarvan er een wellicht de in die tijd nog in gebruik zijnde Lindenkruispoort voorstelt (niet vermeld in de legenda).

Op de eveneens in 1575 voor het eerste gepubliceerde plattegrond van Maastricht in de stedenatlas Civitates orbis terrarum van Braun en Hogenberg is de tweede stadsmuur nog gedetailleerder ingetekend. De kaart, eveneens in vogelvluchtperspectief, maar gezien vanaf grotere hoogte, werd nog tot in de zeventiende eeuw herdrukt. Soms werd de plattegrond hier en daar bijgewerkt, zoals te zien is op het hiernaast afgebeelde detail van een kaart uit 1612. Daarop zijn de vermoedelijk in de jaren 1570 aangelegde poortravelijnen later (zichtbaar) toegevoegd. De plattegrond is om meer redenen gedateerd. Van de circa 35 muurtorens zijn er nog maar enkele omgebouwd tot rondelen; de meeste hebben hun laatmiddeleeuwse torenspitsen nog. De vijf veldpoorten vertonen aanzienlijk meer details dan op het stadspanorama. De Sint-Pieterspoort, de Brusselsepoort en de Lindenkruispoort hebben de vorm van een barbacane met vier torens; de Tongersepoort en de Boschpoort bezitten twee flankerende torens. Dit lijkt niet helemaal overeen te stemmen met de werkelijkheid. Volgens Louis Morreau had de Lindenkruispoort nooit meer dan twee torens en waren de flankerende torens van de Boschpoort bij het beleg van 1579 verwoest en daarna niet meer herbouwd.[21] Dat laatste gold ook voor de toren op de zuidwestelijke hoek bij de Tongersekat, de zogenaamde Lange Toren, die op de kaart uit 1612 nog zijn oude gedaante heeft, zelfs nog met het in 1543 verwijderde puntdak.[22]

Latere plattegronden uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw verschaffen nauwelijks meer informatie. Veel kaarten van Maastricht hebben een militaire achtergrond en zijn daarom toegespitst op de circumvallatielinies, de naderingsloopgraven en de gordel van buitenwerken, waar zich de meeste oorlogshandelingen afspeelden. Vaak is zichtbaar dat de cartograaf onbekend is met de lokale situatie of zich gebaseerd heeft op oudere plattegronden. Sommige kaarten tonen het gebied binnen de tweede stadsmuur als een witte vlek. Een belangrijke uitzondering is de gedetailleerde plattegrond die de Franse militair ingenieur Jean-Baptiste Larcher d'Aubencourt (1716-1796) maakte tijdens de kortdurende Franse bezetting van Maastricht in 1748-49. De plattegrond van Larcher d'Aubencourt vormde de basis voor de bouw van de Franse maquette van Maastricht. Zowel de plattegrond als de maquette tonen in detail de toenmalige tweede stadsomsluiting van Maastricht. In navolging van de Franse maquette heeft een groep vrijwilligers van de Stichting Maastricht 1867 zich ten doel gesteld een maquette van Maastricht in het jaar 1867 te maken, het laatste jaar waarin de vesting intact was. De maquette, waaraan sinds 1999 wordt gewerkt en waarvoor veel archiefonderzoek wordt verricht, is gedetailleerder dan de Franse maquette. De voltooiing zal naar verwachting nog enkele decennia op zich laten wachten.

De rigoureuze ontmanteling van de vesting Maastricht leidde in de tweede helft van de negentiende eeuw bij sommigen tot een hernieuwde belangstelling voor de vestingwerken. Lokale amateurhistorici als Philippe van Gulpen, Jan Brabant, Alexander Schaepkens en diens broer Arnaud Schaepkens tekenden en schilderden alles wat nog niet afgebroken was, of maakten reconstructies van wat al verdwenen was. Victor de Stuers, rijksambtenaar en monumentenbeschermer, bestudeerde de stadsmuren (zie plattegrond hieronder), protesteerde tegen verdere sloop en nam het initiatief voor diverse restauraties en reconstructies (o.a. van de Pater Vincktoren). Historicus Hajo Brugmans en bouwmeester Cornelis Peters besteedden in hun studie Oud-Nederlandsche steden in haar ontstaan, groei en ontwikkeling (1909) aandacht aan de eerste en tweede stadsmuur van Maastricht. Hetzelfde, maar uitgebreider, deed jhr. E.O.M. van Nispen tot Sevenaer (1895-1957), kunsthistoricus en directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, in zijn tussen 1926 en 1953 in vijf afleveringen verschenen studie over Maastricht in de reeks De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst.[23] In de naoorlogse periode gold de amateurhistoricus Louis Morreau (1911-1999) als de vestingdeskundige van Maastricht. Hij schreef onder andere het standaardwerk Bolwerk der Nederlanden (1979).[24] Vrijwilligers van de in 1976 opgerichte Stichting Maastricht Vestingstad (SMV) en de in 1999 opgerichte Stichting Maastricht 1867 doen eveneens onderzoek naar de diverse stadsomsluitingen.

Erfgoed bewerken

Vestingwerken bewerken

Watermolens bewerken

Overige beschermde elementen bewerken

Zie ook bewerken

Bronvermelding en voetnoten bewerken

[[Categorie:Stadsmuur van Maastricht]] [[Categorie:Jekerkwartier]]