Gebruiker:Kiro Vermaas/Kladblok 2

Mijn tweede kladblok, omdat ik soms niet weet waar ik met al mijn schrijfsels heen moet.

Pak (kleding) bewerken

Het pak of kostuum is een kledingstuk dat sinds circa 1900 door voornamelijk mannen wordt gedragen, en dat per definitie bestaat uit een pantalon en jasje, vervaardigd uit dezelfde stof. Een driedelig pak bestaat niet alleen uit een pantalon en jasje, maar ook uit een gilet. Het ontstond in het 19e-eeuwse Engeland, maar in de loop der tijd werd ook Italië toonaangevend. In principe wordt een pak gedragen met ten minste een overhemd en eventueel een stropdas, vlinderdas en/of een pochet.

Jasje bewerken

Kleur bewerken

Traditioneel gelden zwart, marineblauw, donkerblauw en grijstinten als passende kleuren. Andere, minder formele kleuren die van oudsher worden gedragen, zijn bruin- en groentinten.

Materiaalsoort bewerken

Heden ten dage wordt de buitenlaag van pakken gemaakt van allerlei materialen. Goedkopere varianten zijn vaak gemaakt van synthetische materialen, zoals nylon, rayon, acryl en met name polyester. De meer kwalitatieve uitvoeringen bestaan uit organische materialen, en die kunnen zowel plantaardig als dierlijk zijn. Plantaardige materialen zijn bijvoorbeeld linnen, ramie en katoen. Dierlijke soorten zijn zijde en vachtsoorten zoals alpaca, angora, kasjmier en wol. Wol - scheerwol - is het meestgebruikte materiaal, omdat dit betrekkelijk ruim voor handen is (van invloed op de kostprijs), goed drapeert en bovendien redelijk kreukvrij is. Eventuele kreuken zijn doorgaans makkelijk uit wollen stof te verwijderen door het kledingstuk een dag te laten hangen. De genoemde materiaalsoorten worden door fabrikanten overigens in allerlei combinaties voor eenzelfde stof gebruikt. Zo bestaan mengsels van zijde, linnen en wol. De binnenzijde, de voering, is bij goedkopere pakken meestal van polyester en bij duurdere pakken viscose. In een hogere prijsklasse vindt men tevens zijde.

Stofsoort bewerken

Stofsoorten zijn bijvoorbeeld satijn, fluweel, corduroy, tweed en flanel.

Constructie bewerken

  • types schouders
  • afhankelijk van formaliteit en klimaat
  • canvas paardenhaar of gelijmd
  • gelijmd versus half-canvas versus geheel canvas

Onderdelen bewerken

Revers bewerken

  • gewone revers
  • puntrevers
  • sjaalkraag

Single en double-breasted bewerken

  • respectievelijk een of twee rijen knopen
  • single: een maar meestal twee knopen
  • double: minimaal twee maar meestal vier of zes

Split bewerken

  • middensplit
  • zijsplitten
  • geen split: tijdgebonden

Knopen bewerken

Zakken bewerken

Broek bewerken

Kleur bewerken

Materiaalsoort bewerken

Stofsoort bewerken

Pasvorm bewerken

Het grondpatroon van het jasje is ooit ontworpen volgens bepaalde esthetische idealen.

  • V-vorm - militaire oorsprong: taillering + verbreding schouders
  • Lengte achterpand: tot en mét het achterwerk
  • Lengte mouwen: tot een centimeter voor de duimbasis (i.v.m. manchet overhemd)
  • Collar-gap

Etiquette en andere regels bewerken

  • 'No brown in town'
  • Botsing stijlregister puntrevers + lapzakken

Pak - blazer - colbert bewerken

Het conventionele jasjes wordt in het dagelijks taalgebruik vaak aangeduid als blazer en in Nederland ook als colbert. Toch zijn er van oudsher verschillen.

Accessoires bewerken

  • De borstzak is oorspronkelijk bedoeld voor een pochet.
  • Stropdas en vlinderdas
  • Reverspeld, boutonnière
  • Dasspeld/-klem

Geschiedenis bewerken

Engeland bewerken

Italië bewerken

Bronnen bewerken

Nog te schrijven bewerken

  • Religie in de klassieke oudheid / Religie in het Romeinse keizerrijk / Greco-Romeinse religie:
    • Welke titel?
    • Als overkoepelend artikel voor Greco-Romeinse cultussen, gnostische bewegingen, esoterie enzovoort.
    • Voor de mogelijke inhoud ervan, zie de boomstructuur op mijn eerste kladblok vanaf punt 4, categorie:Oud-Griekse godsdienst.
      • Oud-Griekse religie
      • Hellenisme en syncretisme
      • Romeinse religie
      • Greco-Romeinse mysteriecultussen
      • Heroëncultussen
      • Orakels zoals de Pythia
      • Filosofische of semifilosofische stromingen voor zover relevant m.b.t. invloeden: pythagorisme, stoïcisme, middenplatonisme, neopythagorisme, neoplatonisme(, Pherecydes van Syros)
      • Gnosis met alles wat daaronder valt: gnostiek, hermetisme, mandeïsme, manicheïsme
      • Thaumaturgen, zoals Apollonius van Tyana, Simon Magus(, Pythagoras, Empedocles)
      • Vroege christendom
      • Hellenistisch jodendom, incl. Philo van Alexandrië, Sibillijnse orakelen etc.
      • Zoroastrisme
      • Esoterie in de keizertijd: verbreiding van magische praktijken, theürgie, verbreiding en ontwikkeling van astrologie

Mogelijke artikelen in dit kader:

  • De dea Syria: cultusbeschrijving, toegeschreven aan Lucianus

Verder nog:

--------------------

 
Inheemse talen van Siberië volgens een Russische census uit 1897.


-------------------

Ibn Arabi bewerken

Islamitisch filosoof en soefi...

--------------------

Esoterie
 
Westerse esoterie
Esoterie in de klassieke oudheid
Portaal     Esoterie

--------------------

Magie (> Esoterie in de klassieke oudheid) bewerken

Het woord magie is van Perzische afkomst, en zeker tot het vroege principaat associeerden zowel Griekse als Romeinse schrijvers magie en astrologie met Chaldeeën, Perzen, en vermeende uitvinders als Zarathustra en, later, Mozes. Mogelijk waren er Midden-Oosterse invloeden sinds de Myceense of archaïsche tijd (tot circa 500 v.Chr.), en die bestonden nog in de keizertijd. Bij de Grieken worden magische praktijken vermeld vanaf Homerus (8e eeuw v.Chr.), maar hoewel de Romeinse praktijken niet op de Griekse leken, is er tot halverwege de republikeinse periode (3e eeuw v.Chr.) weinig over bekend. Vanaf die tijd groeide de invloed van Griekse praktijken op Romeinse, Oskische en mogelijk Gallische magie. Magische praktijken worden in de keizertijd eclectisch, met Hebreeuwse, Egyptische en Mesopotamische invloeden. Joodse magie groeide in aanzien, en vanaf de Antonijnse periode (138 tot 192) wint de Grieks-Egyptische magie aan prestige en invloed in het keizerrijk, via onder meer de Griekse magische papyri en de hermetische Asclepius.[1]

Vermeende werking en praktijk bewerken

Magie vormde geen consistent geheel van praktijken en theorieën, en handboeken (grimoires) verschenen pas in de keizertijd. De gemene deler was echter het ritueel en een veronderstelde werking op grond van sympathie: het gelijksoortige werkt in op het gelijksoortige, via bijvoorbeeld voodoofiguren of het uitspreken van iemands naam. Volgens één visie verkreeg een magiër zijn krachten door direct contact met de goden, waarmee hij lagere demonen tot medewerking kon dwingen.[2] Zodoende waren rituele spreuken en gebeden belangrijk. Het doel van magie was om een gegeven situatie eenzijdig te manipuleren door op rituele wijze een beroep te doen op een onzichtbare kracht (dynamis), zoals de vermeende invloed van planeten op het aardse leven, of goden, demonen of de doden, zoals een overleden gladiator of held (heros). Het doel kon kwaadaardig (zwarte magie) zijn, of goedaardig (witte magie), zoals bij het succesvol maken van een kunstwerk.

In haar vroegste vorm was magie tamelijk eenvoudig, maar in de loop van de hellenistische periode werd ze steeds complexer. Rituele eigenschappen van de magische praktijk waren globaal de volgende. Allereerst riep men een chthonische god zoals Hermes, Persephone en Hecate aan met specifieke epitheta (invocatio, klesis), soms in de vorm van een hymne (aretalogia). Daarbij uitte men soms voces magicae die magische functies zouden hebben. Dat waren betekenisloze woorden zoals de Ephesia grammta of reeksen klinkers, hoewel het geloof in de magische kracht van klinkers vooral karakteristiek was voor Greco-Egyptische magie.[3][4] Tevens benoemde men het gewenste doel en (indien van toepassing) het slachtoffer, waarbij de aangeroepen god eventueel werd herinnerd aan eerder uitgevoerde handelingen of gunsten. Ook golden voorgeschreven fysieke handelingen (de praxis), zoals het maken van bewegingen, geluiden, het gebruiken van drugs, of het brengen van een offer om een persoonlijke band (xenia) met de aangeroepen entiteit te smeden. In diverse magische papyri worden tevens offers voorgeschreven. Het offer had als doel om een persoonlijke band (xenia) met de aangeroepen entiteit te smeden.[5]

'Een goed brouwsel: neem een stuk priesterlijk papyrus en schrijf erop: "Iaō ō estabisase toureōsan athiachiōouēnou achēmachou. Laat haar, [in te vullen naam], door [in te vullen naam] gebaard, houden van mij, [in te vullen naam], zodra ze de drank heeft gedronken".' (PGM VII. 969-72)

Theürgie ('bedwingen van de goden') was een elitaire vorm van magie die ontstond in Egypte en zich in de keizertijd verbreidde onder rabbijnse kringen, gnostische stromingen en neoplatonisten als Jamblichus. Theürgie had als doel om specifieke goddelijke krachten aan te wenden, godenbeelden te bezielen met demonen, en om dichter bij het goddelijke te komen voor het verkrijgen van hogere inzichten. Dat kon mede door middel van attributen en het uitspreken van speciale godennamen (onomata barbara). Theürgie was een filosofisch-theoretische en zeer geritualiseerde vorm van magie met liturgische elementen. Er circuleerden teksten over, zoals de Chaldeïsche orakelen, en het maakte deel uit van onder meer gnostische werken zoals de Marsanes.

Diverse ingrediënten werden voorgeschreven. Bij spreuken voor onder andere verkrijgen of behouden van gezondheid en liefde gebruikte men kruiden (pharmaka, tevens het woord voor 'gif' en 'toverspreuk'), die ritueel werden geoogst met bijvoorbeeld aanroepingen en offerandes.[6] Een tweede categorie waren de reukwaren, en een derde werd gevormd door sporadisch gebruikte ingrediënten, zoals stenen, delen van hagedissen, uitwerpselen en materiaal (ousia) van het te betoveren slachtoffer. Soms was een ingrediënt uit een bepaald seizoen of van een bepaalde plaats vereist.[7]

Daarnaast bestonden recepten voor het vervaardigen van figuurtjes (kolossoi), zoals de symplegma: een voorstelling van een koppel in erotische verstrengeling. Op figuurtjes voerde men handelingen uit die door moesten werken op een bepaald persoon. Dit gold ook voor geesten van de doden. Zulke voodoofiguurtjes zijn in heel het Greco-Romeinse cultuurgebied gevonden.[8] Instrumenten die de magiër kon gebruiken, waren een staf, snorrebot (rhombus), een ring en een gong. Een magiërsset uit de 3e eeuw is in Pergamum opgegraven. Die bestaat uit een bronzen tafel met symbolen, een bord met symbolen, een grote bronzen spijker met letters erop, twee bronzen ringen, en drie gepolijste zwarte stenen met de namen van entiteiten erop.[9]

...

Positie in de samenleving bewerken

 
Mythische vrouwen als Circe (afbeelding) en Medea stonden bekend om hun toverkunsten. De vrouwelijke magiër (heks) werd mettertijd negatiever voorgesteld, en werd een populair figuur in de Romeinse literatuur. De meeste voorstellingen behoren tot een geheel fictieve traditie.

Magie was deel van het volksgeloof en maakte geen deel uit van de algemeen geaccepteerde publieke godsdienst, maar bleef een private, geheime en gewantrouwde aangelegenheid.[10][11] Men kon terecht bij professionele magiërs tegen betaling. Magiërs kende men in de klassiek Griekse periode (5e en 4e eeuw v.Chr.) als goêtes ('tovenaars') en magoi ('magiërs'), waarbij de goêtes en zijn goêtia ('tovenarij') negatievere connotaties had. In de literatuur werden magiërs vaak gekarakteriseerd als charlatans en bedelaars. In opdracht vervaardigden ze plaques met vloeken, genazen ze zieken, en werkten ze aan het welzijn van de ziel in het hiernamaals. Onder hen waren de zogeheten psychagôgoi ('geestenaanroepers') en engastrimythoi ('buiksprekers') met demonen in de buik die via de mond boodschappen gaven. De Griekse en Romeinse literaire traditie over vrouwelijke heksen zoals Medea en Circe is vrijwel geheel fictief. Vooral in Romeinse literatuur werden dergelijke figuren populair.[12][13]

Toch stond magie niet los van religie. In literaire bronnen onderwezen goden in magie,[14] en mettertijd werd magie toegepast in onder andere joodse gemeenschappen,[15][16] gnostische religies en mysteriecultussen zoals het mithraïsme, bijvoorbeeld in Efeze, een belangrijk centrum voor magie.[17][18] Vanaf de hellenistische tijd werden magiërs soms mystagogoi genoemd, oorspronkelijk priesters die nieuwe leden inwijdden in een mysteriecultus.[19]

Romeinse bronnen associeerden magie vooral met waarzeggerij, maar sommigen zagen magie als deel van de filosofie.[20][21]

 
In de Twaalf Tafelen, vroege Romeinse wetten, worden de schadelijke gevolgen van magie gesanctioneerd, maar magie als zodanig niet.

In oud-Griekse en Romeinse wetteksten werd magie (als onderdeel van de religie) veroordeeld uit vrees voor de mogelijk schadelijke gevolgen ervan. Personen die zich met magie inlieten, werden soms vervolgd omdat ze werden beschouwd als goddeloos of schadelijk voor de samenleving. Het praktiseren van magie als zodanig leidde echter niet tot vervolging. In de Romeinse keizertijd volgden diverse maatregelen van staatswege om magische kennis en praktijken in te perken, zoals het verbranden van magische handboeken en een verbod op de handel in bepaalde kruiden.[22][23]

--

Rituelen bewerken

In haar vroegste vorm was magie tamelijk eenvoudig, maar in de loop van de hellenistische periode werd ze steeds complexer. Bij het praktiseren van magie hoorde allereerst een aanroep (invocatio, klesis) met bepaalde epitheta om een god in een van zijn aspecten aan te roepen (aretalogia). Vaak wendde men zich tot goden van de onderwereld zoals Hermes, Persephone en Hecate. Soms werden tevens onbegrijpelijke woorden of reeksen van klinkers (voces magicae) geuit.[4] Een vroeg voorbeeld zijn de Ephesia grammata, maar het geloof in de magische kracht van klankreeksen is vooral een karakteristiek van hellenistische Greco-Egyptische magie.[4] Ook werd de wens (het doel van de handeling) geuit en werd de god eventueel herinnerd aan vorige handelingen die deze had verricht. Vervolgens moesten de juiste fysieke handelingen worden uitgevoerd (praxis). Die konden bestaan uit het maken van bewegingen, geluiden, offers en het gebruiken van drugs.[6]

Offers bewerken

Het offer was een belangrijk onderdeel van de klassieke religies, ook binnen de magie. Het doel van het offer was om de gunst van een god, demon of overleden persoon zoals een gladiator of held (heros) te verkrijgen, en om een persoonlijke band (xenia) met hen te smeden. Magiërs konden offervoorschriften naar wens aanpassen, zodat diverse vormen voorkomen in overgeleverde magische voorschriften, de zogeheten Griekse magische papyri (2e eeuw v.Chr. - 4e eeuw.). Soms moet het offer 's nachts gebeuren, of het offer moet door de offeraar in zijn eentje geconsumeerd worden, niet in groepsverband.

Materiaal bewerken

Ingrediënten konden net als gif en toverspreuken worden aangeduid als pharmakon.[24] Medicinale kruiden werden gebruikt bij spreuken voor ziekte, gezondheid en erotiek. De oogst van dergelijke planten ging soms gepaard met magische rituelen, zoals aanroepingen en het begraven van koeken.[6] Een tweede categorie ingrediënten vormden de reukwaren, zoals mirre, hars en honing. Daarnaast was er een restcategorie van sporadisch gebruikte ingrediënten, zoals stenen, delen van hagedissen en uitwerpselen, maar ook materiaal (ousia) van het te betoveren slachtoffer. De gedetailleerdheid van recepten kon erg verschillen: soms volstonden bijvoorbeeld 'bloemen van het seizoen', soms ook moest een ingrediënt uit een bepaalde plaats of regio komen.[7]

 
Een snorrebot (rhombus), een eenvoudig instrument dat in ceremonies en magische rituelen werd gebruikt.
 
Een Griekse voodoopop (kolossos), bewaard in het Louvre, Parijs.

Soorten spreuken bewerken

Magische recepten zijn teruggevonden op potscherven (ostraka), lood en papyrus. Daarin staan onder meer te gebruiken middelen, uit te voeren handelingen, en uit te spreken woorden zoals hymnen en toverwoorden. De teksten op lood werden dubbelgevouwen, gefixeerd met een spijker, en weggestopt in bijvoorbeeld de grond of een waterbron. Ze vertonen standaardformules die op vaste, lege plaatsen werden ingevuld. Een standaardvorm was de bindspreuk (katádesmos, defixio), die een bepaald persoon moest vervloeken. Men poogde daarmee een potentiële liefdespartner voor zich te winnen of een concurrent/opponent uit te schakelen. De bindspreuk was typisch Grieks en werd minstens gebruikt vanaf de 5e eeuw v.Chr. Tegen de 2e eeuw n.Chr. komen ze doorheen het Romeinse rijk voor, ook in het Latijn.[25][26]

Spreuken voor liefdesmagie heetten philtra. Een variant daarop was de jynx, naar de gelijknamige vogel. De vogel werd aan een wiel vastgebonden, met als doel een beminde aan te trekken tot de minnaar. In de Romeinse keizertijd werd de jynx een wielvormig instrument dat door magiërs werd rondgedraaid bij liefdesrituelen. De agôgê was een spreuk met als doel het slachtoffer inwendig te martelen totdat deze zijn/haar huis verlaat en naar de minnaar komt. Een variant daarop was de empyron, waarbij lichaamsmateriaal van het slachtoffer werd verbrand om deze te manipuleren. De charitêsion was een amulet of spreuk die de charmes en aantrekkelijkheid (charis) moesten vergroten.[27]

Amuletten bewerken

 
Een gegraveerde steen, jasper, met een magische functie.
 
Een Romeinse fallus-talisman (tintinnabulum) als bescherming tegen kwade krachten.

Amuletten (periammata, periapta, amuleta) werden in heel het Greco-Romeinse cultuurgebied doorheen de klassieke oudheid door polytheïsten en monotheïsten gebruikt voor met name genezing en bescherming (een apotropaeon, phylakteria). Een probaskania zou bijvoorbeeld beschermen tegen het boze oog, en een fallus-amulet (tintinnabulum) zou beschermen tegen allerlei onheil. Andere doeleindes waren het verzekeren van liefde, populariteit, gunsten, overwinningen in recht en handel, en algeheel geluk. Een theürgisch doeleinde was om een persoon middels een amulet in contact te brengen met zijn of haar beschermgeest. [28]

Amuletten werden vooral veel geproduceerd vanaf de 2e eeuw. Ze waren divers in type en productiewijze, maar tamelijk uniform qua vorm en stijl. Voor het vervaardigen van amuletten bestonden formularia. Na de vervaardiging volgde soms een rituele, magische inwijding ervan (apotelesma, kathierosis, telete).

Vroege amuletten bestonden uit organisch materiaal en waren onbeschreven. Mettertijd, met name in de keizertijd, werden beschreven amuletten couranter en gebruikte men tevens metaal, papyrus of halfedelsteen. Voorbeelden zijn de gegraveerde abraxasstenen, vervaardigd uit onder meer sardonyx, beril, onyx en chalcedoon. Ze konden worden gedragen als ring en bevatten zowel figuratieve voorstellingen (goden en demonen) als (onbegrijpelijke) teksten, waaronder palindromen en Ephesia grammata. De reden voor de materiaalkeuze is vaak onduidelijk. Een ander voorbeeld zijn de dunne metalen plaatjes (lamellae) die met een stylus werden gegraveerd, opgerold en meegedragen. Goud en zilver werden vooral gebruikt voor beschermende amuletten, maar lood voor vloeken. Goud en zilver stonden respectievelijk voor de heldere hemellichamen Helios (zon) en Selene (maan), maar lood stond 

  1. Gordon & Simón, in Gordon & Simón (red.) 2010, blz. 1-3.
  2. Bijvoorbeeld Apuleius, Apologie, 22.
  3. Frankfurter 1994. Wilburn 2012, Introduction. Zie ook Inwijding in de achtste en negende sfeer.
  4. a b c Voorbeelden van voces magicae zijn salakalou, kerkêbi en kaulyoukau uit de Griekse magische papyrus (PGM) CXXV a. Voorbeelden van betekenisloze ketens van klinkers, zie Gnostiek en magie.
  5. Luck 2006, blz. 54-55. S.I. Johnston, in Mirecki & Meyer (red.) 2002, blz. 344-358.
  6. a b c Theophrastus, Over planten, 9.8.6-8. Griekse magische papyri, IV, 286-95; 2967-3006; 3172-3208.
  7. a b L.R. LiDonnici, in Mirecki & Meyer (red.) 2002. Luck 2006, blz. 45.
  8. Ogden 2002, blz. 245. Faraone 1999, blz. 177.
  9. Luck 2006, blz. 50.
  10. Bijvoorbeeld Theophrastus, Karakterschetsen: de bijgelovige persoon.
  11. Petropoulos 2008, blz. 3-5.
  12. Ze verwerden vaak tot bloeddorstige figuren. Horatius' Canidia, Lucanus' Erictho (Pharsalia nr. 61), en Apuleius’ Meroë.
  13. Ogden 2002, blz. 5-6. Luck 2006, blz. 48.
  14. Bijvoorbeeld Pindarus, Vierde Pythische ode (462 v.Chr.); Homerische hymne aan Demeter.
  15. Bijvoorbeeld de Sefer ha-Razim.
  16. Voor joodse magie, zie Bohak 1999.
  17. Bijvoorbeeld Handelingen 19:18-20, waarin Paulus de bewoners van Efeze aanspoort magische boeken te verbranden.
  18. Luck 2006, blz. 48. H.D. Betz, in Faraone & Obbink (red.) 1997, blz. 249-253.
  19. Luck 2006, blz. 48.
  20. Pythagoreeërs en Eudoxus van Cnidus.
  21. Ogden 2002, blz. 44.
  22. Suetonius, Augustus 31. Justinianus, Digesten.
  23. Ogden 2002, blz. 275-299.
  24. Luck 2006, blz. 45.
  25. Bijvoorbeeld enkele van de Sethiaanse tabletten uit Rome.
  26. C.A. Faraone, in Faraone & Obbink (red.) 1997, blz. 3-32.
  27. Faraone 1999, blz. 175-176.
  28. R. Kotansky, in Faraone & Obbink 1997, blz. 107. R. Kotansky, in Hanegraaff (2006), blz. 60-71.