Arturo Reghini
Arturo Reghini (12 november 1878 – 1 juli 1946) was een Italiaans filosoof, wiskundige en occultist.[1] Hij is omschreven als een "sleutelfiguur in de geschiedenis van de twintigste-eeuwse Italiaanse esoterie".[3][4]
Arturo Reghini
| ||||
![]() | ||||
Persoonsgegevens | ||||
Naam | Arturo Reghini | |||
Geboren | 12 november 1878 | |||
Overleden | 1 juli 1946 | |||
Land | ![]() | |||
Beroep | Wiskundige | |||
Oriënterende gegevens | ||||
Discipline | Metafysica | |||
Tijdperk | Hedendaagse filosofie | |||
Stroming | Traditionalisme, Neopythagoreïsme[1] | |||
Beïnvloed door | Pythagoras, Plato, Agrippa, Guénon | |||
Beïnvloedde | Evola,[2] Papini | |||
|
LevensloopBewerken
Reghini werd op 12 november 1878 in Florence geboren en groeide op in een adellijke familie met een lange geschiedenis.[4][5] Zijn aristocratische achtergrond stelde hem in staat om vijf talen te leren en naar de prestigieuze Universiteit van Pisa te gaan om wiskunde te studeren. Tijdens zijn studententijd ontmoette hij de muzikant Amedeo Armentano die hem inspireerde om onderzoek te doen naar de oude pythagoreïsche tradities. Hij werd in 1903 vrijmetselaar, en speelde sindsdien een prominente rol in de Italiaanse vrijmetselaarsgeschiedenis.[4] In 1921 werd hij in de 33e vrijmetselaarsgraad ingewijd, de hoogste graad van de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus. Toen Benito Mussolini in Italië aan de macht kwam moedigde hij het nationalisme van de nieuwe regering aan terwijl hij ondertussen de katholieke vleugel van het fascisme streng bekritiseerde.[4]
Filosofie en esoterieBewerken
Reghini wilde een heidense, anti-christelijke opleving van de "klassieke traditie" teweeg brengen.[2][6] Hij promootte een "magia colta", een verheven magie, en zag de terugkeer naar een hermetische spiritualiteit als het juiste pad naar Het Absolute.[7] Hij was de redacteur van twee tijdschriften, Atanòr (1924) en Ignis (1925), waarin hij zich met uiteenlopende onderwerpen zoals pythagoreïsme, yoga, kabbala en vrijmetselarij bezighield.[2] Hier volgt een beschrijving van twee centrale concepten uit zijn oeuvre:
De heidense inwijdingstraditieBewerken
Reghini verdedigde het idee dat er een ononderbroken heidense inwijdingstraditie bestond.[8] Deze traditie, de Schola Italica, zou zijn oorsprong in de oudheid vinden en zich tijdens de overheersing van het christendom verborgen hebben in mysterie.[9] Het hart van de traditie zou zich in Rome bevinden, en overgeleverd zijn via Latijnse schrijvers en dichters. Zo zouden Vergilius en Dante onderdeel van de Schola Italica zijn geweest.[10] Later zou de traditie verbonden zijn geraakt met de Italiaanse vrijmetselarij.[11] Volgens de Italiaanse filosoof had een kleine vrijmetselaarselite dus nog een levende link met de wijsheid uit de oudheid. Hij hoopte dat deze elite de massa via geheime genootschappen zou leiden naar een nieuwe wereld.[12]
— De gouden verzen, 350 – 300 v.Chr[13]En wanneer u, u ontdaan hebbende van uw sterfelijke lichaam, geraakt tot de zuiverste ether, zult u een god zijn, onsterfelijk, onvergankelijk en de dood zal geen heerschappij meer over u voeren.
De metafysica van de wiskundeBewerken
In zijn eerste tekst over esoterie, L’Impronta Pitagorica nella Massoneria (1924), liet hij verbanden zien tussen cijfers, verschillende niveau's van het bestaan, muzieknoten en stadia van maçonnieke inwijding.[14] Door het herkennen van deze occulte verbanden is het volgens de Italiaanse wiskundige mogelijk om op te stijgen van het materiële naar het goddelijke en uiteindelijk een religieuze wedergeboorte te ervaren.[15] In deze zin zou het doel van de wiskunde en vrijmetselarij identiek zijn; bij beide richt het individu zich op het transcenderen van het dagelijks leven om zo uiteindelijk herboren te worden als god.[16]
De UR groepBewerken
Reghini was in 1927 samen met de Italiaanse esoterici Giulio Parise en Julius Evola, een van de stichtende leden van de zogenaamde "UR groep".[17][18] De UR groep was een geheim genootschap dat streefde naar een "praktische metafysica", dat als doel inwijding en zelf-vergoddelijking had.[19][20][21] Hiervoor gebruikte ze met name tantrische, hermetische en boeddhistische technieken. Ze hadden een bijbehorend tijdschrift, genaamd UR (1927 – 1929), dat zichzelf in de eerste uitgave als "initiatiek, hiërarchisch, traditioneel, westers en elitair" omschreef.[22][23] De leden van de UR groep schreven in dit tijdschrift onder anonieme pseudoniemen en Reghini schreef onder het pseudoniem "Pietro Negri".[24][25]
InvloedBewerken
Reghini's invloed is grotendeels binnen Italië gebleven, specifiek binnen de twintigste-eeuwse Italiaanse filosofie en esoterie. Zo introduceerde hij Julius Evola tot wat hij beschouwde als de fundamentele teksten van de alchemie.[2][26][27] Dit leidde Evola tot het schrijven van La tradizione ermetica (1931), een van de belangrijkste werken uit zijn esoterisch oeuvre. Evola zag, in overeenstemming met Reghini, de verborgen symboliek van de hermetico-alchemische traditie als de uitdrukking van een heroïsch, pre-christelijk wereldbeeld.[2][28] Ook liet hij Evola kennismaken met de teksten van René Guénon, die een enorme invloed op hem zouden uitoefenen.[11][27][29] De geschriften van Guénon zorgde er namelijk voor dat Evola zich als traditionalist ging identificeren.
Verder vormde zijn ideeën over een heidense inwijdingstraditie een belangrijke inspiratiebron voor het Italiaans neopaganisme en het Romeins polytheïstisch reconstructionisme.
Noten en bronnenBewerken
Noten
Primaire bronnen
Secundaire bronnen
|