Cliffort-Kokshoven

plantage in Suriname

Cliffort-Kokshoven is een voormalige koffieplantage aan de Warappakreek in het stroomgebied van de Commewijne in de kolonie Suriname. De spellingswijze varieert: Cliffort werd ook geschreven als Clifford of Cliffords en Kokshoven ook als Kockshoven, Kocqshoven of Cocqshove.

Cliffort-Kokshoven
Plattegrond van plantage Clifford-Cocqshove (aquarel, 1878)
Land Suriname
Waterlichamen Warappakreek
Produceert koffie, katoen
Beschreven op www.surinameplantages.com

Producten bewerken

In 1819 was de plantage 500 Surinaamse akkers groot, ongeveer 215 hectare. Er werd toen koffie en katoen verbouwd, later alleen nog koffie (1827)

Eigendomssituaties bewerken

(naar jaar)

  • 1819: M.A. van Breugel qq., M. Eysfell qq. en A.P.E. Eysfell qq.
  • 1827: Weduwe Clifford Kocq. geboren van Breugel (½ deel) en Bar. v. Harling en van Geyspilsheim (½ deel)
  • 1835: C. van Breugel en M. Eyssel
  • Bij de Emancipatie in 1863 was de plantage niet meer in bedrijf.

Gaspar's inspectie bewerken

In het boek De bagage van Blomhoff en Van Breugel (1989) beschrijft Susan Legêne twee inspectiebezoeken van de Haarlemse eigenaar Gaspar van Breugel aan zijn plantage 'Clifford Kocqshoven'. In 1823 bezocht hij, samen met twee van zijn administrateurs, de heren Van Halm en Van de Grumpel, voor het eerst zijn koloniale bezit. De reis werd ondernomen per tentboot, met eigen roeiers. Aldaar ontsloeg Gaspar zijn blankofficier (slavenopzichter), wegens dronkenschap en meer dan immoreel gedrag. In 1824 ondernam Gaspar de 10 urige bootreis opnieuw, ditmaal met zijn nieuwe blankofficier Vles, die hij nog kende uit Haarlem. De slaven echter beklaagden zich bij Gaspar over Vles, die 'een negerin zou geschopt hebben'. Gaspar besprak de ingekomen klachten met Vles en gaf de slaven vier dagen vrijaf om te feesten. Tijdens dat wintifeest werd Gaspar als plantage-eigenaar 'in roomsche processie' en onder toejuichingen door de slaven op zijn stoel rondgedragen. Hetzelfde eerbetoon viel directeur Comvalius te beurt, maar bij opzichter Vles weerhielden de vrouwen degenen die daartoe aanstalten maakten daarvan. Gaspar tolereerde dit niet en vroeg Comvalius om de bastiaans (zwarte voormannen) te doen weten dat hij wenste dat Vles wel werd rondgedragen. In het uiteindelijk opvolgen van dit bevel zag Gaspar, blijkens zijn privé-notities, een bewijs van 'de willigheid der slaven', maar hij koos daarmee feitelijk ook partij voor zijn opzichter.[1]

Afbeeldingen bewerken

Zie ook bewerken