Nijd en Spijt
Nijd en Spijt is een voormalige koffieplantage aan de Commewijnerivier in het district Commewijne in Suriname. Stroomopwaarts lag de plantage naast Mon Trésor, stroomafwaarts naast Alkmaar. In de volksmond (het Sranan) werd de plantage ook wel Granie en Spijtie genoemd. In 1819 was Nijd en Spijt 1.000 Surinaamse akkers groot, ongeveer 430 hectare.
plantage in Suriname ![]() | |||
---|---|---|---|
Situering | |||
District | Commewijne | ||
Coördinaten | 5°50'18,28"NB, 55°0'56,77"WL | ||
Foto's | |||
![]() | |||
Plantage Nijd en Spijt, detail van een aquarel geschilderd door Louise van Panhuys, echtgenote van een plantagehouder (1811-1816). Collectie Universiteitsbibliotheek Frankfurt am Main | |||
![]() | |||
De plantages 'Nijd en Spijt' en 'Alkmaar' aan de Commewijne rivier, ca. 1860, aquarel, auteur onbekend | |||
|
GeschiedenisBewerken
De grond aan de beneden-Commewijne ten behoeve van een plantage is aangekocht geweest door Mattheus Freher. Hij gaf het de naam Leijden, naar zijn geboortestad. In 1755 verkoopt Freher zijn nog niet in cultuur gebrachte grond aan Salomon du Plessis. Du Plessis was secretaris van gouverneur Van de Schepper en gehuwd met Johanna van Strijp, weduwe van Daniël Pichot. Zij was een rijke vrouw en eigenares van de plantages Penoribo, Siparipabo, La Paix en De Hoop.
De plantage wordt dan aangelegd door Plessis' schoonzoon Frans Laurens Grand die gehuwd was met dochter Susanna du Plessis. Hij noemde de plantage Grand Plaisir. In de volksmond heet de plantage Grani, ook afgeleid van Grand. Susanna echter beheerde de plantage. Na de dood van Grand wijzigt zij - volgens Dentz uit pure kwaadaardigheid - de naam van de plantage in Nijd-ten-Spijt, om Samuel Pichot, de eigenaar van Zorg en Hoop aan de overzijde, te ergeren. In de volksmond kwam de plantage bekend te staan als Spijti.
In 1793 experimenteerde Suzanna met het verbouwen van katoen. Toen zij in 1795 overleed liet zij een goed lopende plantage van 1.000 akkers achter. Haar naam spreekt nog altijd tot de verbeelding in Suriname, vanwege vermeende, maar nooit bewezen wreedheden.
Na het overlijden van Susanna du Plessis wordt de plantage voortgezet door haar achterneef Salomon Reinier Marius Pichot-du Plessis. Administrateurs zijn achtereenvolgend geweest Q.C. Pichot, F.L.E. Pichot en F.G. Pichot l’Espinasse.
Bij de emancipatie in 1863 worden de erven van Salomon Reinier als eigenaren genoemd. Er waren op dat moment nog 99 slaven aanwezig en er werden 27 nieuwe familienamen geboekstaafd.
In 1891 is nog geen kwart van de plantage in cultuur. In dat jaar worden cacabonen en bananen geteeld.
In 1902 is opnieuw een deel koffiecultuur in bedrijf. In dat jaar werken er 76 arbeiders, waaronder 7 immigranten.
Bronnen, noten en/of referenties
|