Bosbessen-dennenbos

associatie uit het verbond van naaldbossen
(Doorverwezen vanaf Dennenbos)

Het bosbessen-dennenbos (Vaccinio-Pinetum) is een associatie uit het verbond van naaldbossen (Dicrano-Pinion). De associatie omvat oligotrafente naaldbosssen die voorkomen op droge, zure zandbodems.

Bosbessen-dennenbos
Een zomeraspect van de associatie
Een zomeraspect van de associatie
Syntaxonomische indeling
Klasse:Vaccinio-Piceetea
(klasse van naaldbossen)
Orde:Vaccinio-Piceetalia
(orde van naaldbossen)
Verbond:Dicrano-Pinion
(verbond van naaldbossen)
Associatie
Vaccinio-Pinetum
Jurasz. 1927
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons

Het is het meest voorkomende naaldbos in Nederland en Vlaanderen maar ontstaat er zelden spontaan; meestal ontwikkelt het zich uit naaldhoutaanplantingen.

Naamgeving en codering

bewerken
Synoniemen
Vaccinio myrtilli-Pinetum sylvestris Jurasz. 1928[1]
Pineto-Vaccinietum (Kobendza 1930) Br.-Bl. & Vl. in Br.-Bl. et al. 1939 p.p.[1]

De wetenschappelijke naam Vaccinio-Pinetum is afgeleid van de botanische namen van twee belangrijke soorten in de associatie. Dit zijn blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus) en grove den (Pinus sylvestris).

Fysiognomie

bewerken
 
Close-up van de kruidlaag met zowel rode als blauwe bosbes. In de onderliggende moslaag ziet men hier vooral fraai haarmos.

Vergeleken met de andere gemeenschappen uit de klasse van naaldbossen wordt het bosbessen-dennenbos fysiognomisch vooral gekenmerkt door het optreden van de naamgevende bosbessen. Het vegetatieaspect wordt gewoonlijk het meest bepaald door blauwe bosbes en grove den. Er kan een uitgesproken herfstaspect met herfstkleuren ontstaan doordat blauwe bosbes haar bladeren afwerpt, die dan opvallend gele, oranje en rode tinten krijgen.

Het bosbessen-dennenbos manifesteert zich dikwijls in de formatie van een naaldbos. In sommige gevallen (vaak oude bosbessen-dennenbossen) ontstaan overgangen naar gemengd bos doordat loofbomen hun intrede doen. De vegetatiestructuur wordt gevormd door een goed ontwikkelde boomlaag, een vaak matig ontwikkelde struiklaag en een goed ontwikkelde kruid- en moslaag. De boomlaag is 10–15 m hoog en wordt overheerst door naaldbomen, meestal grove den. De toplaag laat (behalve bij fijnsparren) veel licht door, waardoor de struiklaag en kruidlaag meestal goed ontwikkeld zijn. Die struiklaag bestaat uit loofstruiken en jonge loofbomen, tenminste in natuurlijke bossen. In de kruidlaag zijn vaak dwergstruiken als struikhei en blauwe bosbes bepalend. De moslaag is weinig tot zeer goed ontwikkeld, dat laatste vooral bij lorkenbossen.

Ecologie

bewerken

Het bosbessen-dennenbos komt voor op droge tot vochtige, oligotrofe, zure zandgronden. Het betreft podzolgronden die meestal zijn bedekt met een dikke laag mor. Net zoals bij andere wintergroene naaldbostypen is het bosbessen-dennenbos bij uitstek geschikt om fijnstof uit de lucht te filteren.

Syndynamiek

bewerken

De vegetatie kan natuurlijk ontstaan zijn uit korstmossen-dennenbossen, maar ontwikkelt zich meestal uit naaldhoutaanplantingen. In de Lage Landen zal ze door natuurlijke successie geleidelijk overgaan in een berken-eikenbos. Na kaalkap van het bosbessen-dennenbos kan de wilgenroosje-associatie ontstaan.

Subassociaties in Nederland en Vlaanderen

bewerken

Binnen het bosbessen-dennenbos worden in Nederland en Vlaanderen drie subassociaties onderscheiden.

Typische subassociatie

bewerken

De typische subassociatie (Vaccinio-Pinetum typicum) heeft de hoogste presentie van rode bosbes en blauwe bosbes. In Nederland (conform de rVvN) gebruikt men voor deze subassociatie de syntaxoncode r44Aa03a.

Subassociatie met bochtige smele

bewerken

Een subassociatie met bochtige smele (Vaccinio-Pinetum deschampsietosum) heeft overwegend grassen in de kruidlaag, vooral bochtige smele (Avenella flexuosa), die voorkomt in drogere delen van de vegetatie. In Nederland (conform de rVvN) gebruikt men voor deze subassociatie de syntaxoncode r44Aa03b.

Subassociatie met pijpenstrootje

bewerken
 
Voorjaarsaspect van de subassociatie met pijpenstrootje.

Een subassociatie met pijpenstrootje (Vaccinio-Pinetum molinietosum) komt voor op de vochtigere delen en wordt gekenmerkt door pijpenstrootje. In Nederland (conform de rVvN) gebruikt men voor deze subassociatie de syntaxoncode r44Aa03c.

Verspreiding

bewerken
 
Zomeraspect van een dicht, grazig bosbessen-dennenbos in Polen.

Het verspreidingsgebied van het bosbessen-dennenbos omvat grote delen van Centraal-Europa (Duitsland, Polen); enkel daar geldt het als climaxvegetatie. Naar het westen toe komt zij enkel in gefragmenteerde vorm voor en kan daar enkel blijven bestaan door nieuwe aanplant.

In Nederland is ze algemeen in de stuifzanden op de hogere zandgronden en zeldzaam in de duinen. Het is goed vertegenwoordigd in de bosaanplanten in het Waddendistrict, vooral op Terschelling komt het nog veelvuldig voor. Ook in Vlaanderen is deze gemeenschap algemeen op zandgronden in de Kempen.

Vegetatiezonering

bewerken

In de vegetatiezonering kan het bosbessen-dennenbos contactgemeenschappen vormen met verscheidene andere syntaxa van oligotrofe, zuurdere zandlandschappen. Onder de bosgemeenschappen staat het vooral in contact met bossen uit de klasse van eiken- en beukenbossen op voedselarme grond, vooral het zomereik-verbond.

Microgemeenschappen

bewerken

In het bosbessen-dennenbos komen verschillende microgemeenschappen voor. Het gaat vooral om cryptogamengemeenschappen van de druppelkorst-klasse en de klasse van vertakt bekermos en neptunusmos.

Diagnostische taxa voor Nederland en Vlaanderen

bewerken

De associatie heeft geen specifieke kentaxa, en ook de kensoorten van de klasse van naaldbossen en het verbond van naaldbossen zijn slecht vertegenwoordigd. Ze kan wel eenvoudig worden onderscheiden van de andere in de Lage Landen aanwezige naaldhoutgemeenschappen door een groot aantal differentiërende soorten.

De grove den is de meest voorkomende boom, maar kan in aanplantingen vervangen zijn door lorken (meestal Europese lariks, Japanse lariks of een hybride van beide), fijnspar, douglasspar of andere exotische soorten. In natuurlijke omstandigheden komt ook de zomereik frequent voor.

Daarnaast vinden we vooral soorten van droge heide, zoals struikhei, blauwe bosbes, bochtige smele en pijpenstrootje, naast soorten van stikstofrijkere standplaatsen zoals smalle en brede stekelvaren. Bij de mossen zijn vooral gewoon gaffeltandmos, bronsmos en heideklauwtjesmos meestal aanwezig. Het kussentjesmos, dat mee de naam van de associatie bepaald, komt vreemd genoeg slechts sporadisch voor.

In de onderstaande synoptische tabel staan de belangrijkste taxa voor Nederland en Vlaanderen.

Boomlaag
Diagnostiek Presentie Triviale naam Botanische naam Opmerking
verbondskentaxa 90% grove den Pinus sylvestris
begeleidende taxa 70% zomereik Quercus robur
70% zomereik Quercus robur
50% ruwe berk Betula pendula
30% Japanse goudlarix Pseudolarix kaempferi
20% zachte berk Betula pubescens
25% Amerikaanse eik Quercus rubra
25% douglasspar Pseudotsuga menziesii
25% fijnspar Picea abies
Struiklaag
Diagnostisch taxon Presentie Triviale naam Botanische naam Opmerking
dA 65% wilde lijsterbes Sorbus aucuparia
50% ruwe berk Betula pendula
dA 40% sporkehout Frangula alnus
40% Amerikaanse vogelkers Prunus serotina
40% Amerikaans krentenboompje Amelanchier lamarckii
25% beuk Fagus sylvatica
50% hulst Ilex aquifolium
Kruidlaag
Diagnostisch taxon Presentie Triviale naam Botanische naam Opmerking
kK 98% blauwe bosbes Vaccinium myrtillus
dA 92% bochtige smele Avenella flexuosa
dA 40% pijpenstrootje Molinia caerulea
40% struikhei Calluna vulgaris
dA 35% smalle stekelvaren Dryopteris carthusiana
30% liggend walstro Galium saxatile
dA 30% rode bosbes Vaccinium vitis-idaea
25% gewone braam Rubus fruticosus
25% brede stekelvaren Dryopteris dilatata
20% rankende helmbloem Ceratocapnos claviculata
20% schapenzuring Rumex acetosella
> 20% wilgenroosje Chamaenerion angustifolium
20% wilde kamperfoelie Lonicera periclymenum
Moslaag
Diagnostisch taxon Presentie Triviale naam Botanische naam Opmerking
11% gerimpeld gaffeltandmos Dicranum polysetum
60% bronsmos Pleurozium schreberi
50% heideklauwtjesmos Hypnum jutlandicum
40% fraai haarmos Polytrichum formosum
dA 30% groot laddermos Pseudoscleropodium purum t.o.v. het korstmossen-dennenbos
20% gewoon dikkopmos Brachythecium rutabulum
20% fijn laddermos Kindbergia praelonga
20% gewoon klauwtjesmos Hypnum cupressiforme
10% gewoon pluisjesmos Dicranella heteromalla
10% gedrongen kantmos Lophocolea heterophylla
10% gewoon peermos Pohlia nutans
10% krom platmos Plagiothecium laetum
10% gewoon sterrenmos Mnium hornum
10% boskronkelsteeltje Campylopus flexuosus
dA kussentjesmos Leucobryum glaucum t.o.v. korstmossen-dennenbos

Fotogalerij

bewerken

Zie ook

bewerken
Zie de categorie Vaccinio-Pinetum van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.