Algemene Latijnse vervoegingen en verbuigingen

Hier staan alle rijtjes en overzichten van de Latijnse grammatica.

Naamvallen
Abessief
Ablatief (zesde naamval)
Absolute naamval
Absolutief
Accusatief (vierde naamval)
Adessief
Adverbialis
Algemene Latijnse vervoegingen en verbuigingen
Allatief
Apudessief
Associatief
Aversief
Benefactief
Causalis-finalis
Causatief
Comitatief
Datief (derde naamval)
Delatief
Dieptecasus
Distributief
Elatief
Ergatief
Essief
Exessief
Factitief
Genitief (tweede naamval)
Illatief
Inessief
Instructief
Instrumentalis (achtste naamval)
Intratief
Locatief (zevende naamval)
Multiplicatief
Nominatief (eerste naamval)
Objectief
Obliquus (Hindi)
Obliquus
Partitief
Pegatief
Pertingent
Prepositionalis
Prolatief
Sociatief
Sublatief
Superessief
Temporalis
Terminatief
Translatief
Vocatief (vijfde naamval)

Naamwoorden

bewerken

Zelfstandige naamwoorden

bewerken

De volgorde van boven naar beneden is: nominatief (nom) genitief (gen) datief (dat) accusatief (acc) vocatief (voc) ablatief (abl)

nooit de abl. en de voc omdraaien! De zelfstandige naamwoorden zijn in het Latijn verdeeld in 5 declinaties. Voor elke declinatie zijn andere regels wat betreft de verbuiging van de woorden in de verschillende naamvallen.

Declinatie 1
a-stammen
naamvallen singularis pluralis
nominativus femina feminae
genitivus feminae feminārum
dativus feminae feminīs
accusativus feminam feminās
ablativus feminā feminīs
vocativus feminǎ feminae
  • Het geslacht van de woorden op -a is bijna altijd vrouwelijk. Enkel mannelijke personen (agricola, boer), mannelijke leenwoorden uit het Grieks op -της (agonista, dialogista, pirata) en namen van rivieren (Sequana, Seine) zijn wel mannelijk.
  • De oude gen. sing. op -as treft men nog aan bij uitdrukkingen zoals pater familias (huisvader).
  • De nom. en abl. sing. zijn qua vorm gelijk; de nom. eindigt echter op een korte ǎ, terwijl de abl. eindigt op een lange ā. In proza wordt verwarring zo veel mogelijk vermeden; in poëzie kan men aan het metrum aflezen of een vorm een nom. of abl. is.
  • De woorden dea (Godin) en filia (dochter) eindigen soms in de dat. en abl. plur. op ābus, om verwarring met dat. en abl. plur van deus (God) en filius (zoon) te voorkomen.
Declinatie 2
us-stammen er-stammen um-stammen
naamvallen singularis pluralis singularis pluralis singularis pluralis singularis pluralis
nominativus dominus dominī puer pueri ager agri bellum bella
genitivus dominī dominōrum puerī puerōrum agrī agrōrum bellī bellōrum
dativus dominō dominīs puerō puerīs agrō agrīs bellō bellīs
accusativus dominum dominōs puerum puerōs agrum agrōs bellum bella
ablativus dominō dominīs puerō puerīs agrō agrīs bellō bellīs
vocativus dominĕ dominī puer pueri ager agri bellum bella
  • Het geslacht van de woorden op -us en -er is bijna altijd mannelijk, op -um onzijdig. Vrouwelijk zijn de namen van bomen, landen, eilanden en steden, zoals populus (populier), Aegyptus (Egypte), Corinthus (Korinthe) en ook humus (grond). Onzijdig is vulgus (het gepeupel), virus (slijm, gif), pelagus (zee, Grieks leenwoord). In het laatste geval eindigt de nominativus pluralis niet op -a, maar neemt men het Griekse meervoud pelage over.
  • De nom. en acc. van onzijdige woorden is altijd gelijk.
  • De gen. sing. van woorden uit de tweede declinatie eindigend op -ius, eindigt vaak op -i in plaats van -ii, zoals fili.
  • De voc. sing. van woorden uit de tweede declinatie eindigend op -ius, eindigt bij bijvoorbeeld eigennamen (Vergilius) en het woord filius op -i; Vergili, fili.
  • Bij enkele woorden uit de tweede declinatie treft men nog de oorspronkelijke vervoeging van de gen. plur. aan op -um, zoals deum, socium, liberum en virum.
  • Volgens puer (stam: puer-) gaan: gener, socer, vesper, Liber, liberi en substantiva op -fer en -ger, zoals signifer en armiger. De overige woorden op -er gaan volgens ager (stam: agr-).
Declinatie 3
consonant (m., f.) consonant (n.) i-stammen (m., f.) i-stammen (n.) gemengd
naamvallen singularis pluralis singularis pluralis singularis pluralis singularis pluralis singularis pluralis
nominativus rex regēs nomen nomina turris turres mare maria navis naves
genitivus regis regum nominis nominum turris turrium maris marium navis navium
dativus regī regibus nominī nominibus turrī turribus mari maribus navi navibus
accusativus regem regēs nomen nomina turrim turres mare maria navem naves
ablativus rege regibus nomine nominibus turrī turribus mari maribus nave navibus
vocativus rex regēs nomen nomina turris turres mare maria navis naves
  • De consonant-vervoegingen kennen over het algemeen een stam op één enkele medeklinker en hebben in de nom. sing. en gen. sing. een verschillend aantal lettergrepen. De gen. plur. eindigt op -um.
  • De i-vervoegingen hebben een stam op een i. De gen. plur. eindigt altijd op -ium. Tot de i-groep behoren plaats- en riviernamen die eindigen op -is en een gelijk aantal lettergrepen in de nominativus en de genitivus hebben, onzijdige woorden die eindigen op -al, -ar en -e, en febris, puppis, securis, sitis, turris, tussis en vis (vis kent geen gen. en dat. sing.).
  • De gemengde declinatie bevat woorden die oorspronkelijk tot de i-stammen behoorden maar bijna volledig zijn overgegaan tot de consonant-vervoeging. De oorspronkelijke -ium in de gen. plur. blijft behouden. Tot de gemengde groep behoren woorden die eindigen op -es of -is en in de nom. sing. evenveel lettergrepen hebben als in de gen. sing. en woorden die een stam hebben op twee of meer consonanten. Uitzonderingen zijn pater, mater, frater, canis en iuvenis, die allen gaan volgens de consonant-vervoegingen.
  • Niet zelden lopen de vervoegingen van de groepen in elkaar over; civis, navis, ignis en imber hebben in de abl. sing. vaak de uitgang -i.
  • Regelmatig krijgen woorden met een gen. plur. op -ium een acc. plur. die eindigt op -is in plaats van -es.
  • Woorden op -er, -or en -os zijn vaak mannelijk (vrouwelijk: arbor; onzijdig: cor; iter; ver; os, oris en os, ossis)
  • Woorden op -o, -s en -x zijn vaak vrouwelijk (mannelijk: dens, fons, mons, pons, finis, ignis en pes)
  • Woorden op -us en -men zijn vaak onzijdig (mannelijk: flamen, priester)
Declinatie 4
u-stammen (m., f.) u-stammen (n.)
naamvallen singularis pluralis singularis pluralis singularis pluralis
nominativus fructus fructūs domus domūs cornū cornua
genitivus fructūs fructuum domūs domōrum, domuum cornūs cornuum
dativus fruct fructibus dom domibus cornū cornibus
accusativus fructum fructūs domum domōs cornū cornua
ablativus fructu fructībus domō domibus cornū cornibus
vocativus fructus fructūs domus domūs cornū cornua
  • Het geslacht van alle woorden op -us is mannelijk, behalve de vrouwelijke woorden acus, anus (oude vrouw), colus, domus, idus, manus, nurus, porticus, socrus en tribus.
  • Colus komt ook als mannelijk zelfstandig naamwoord voor en bij sommigen als woord van de tweede declinatie.
  • Domus gaat deels volgens de 2e declinatie.
Declinatie 5
e-stammen
naamvallen singularis pluralis singularis pluralis
nominativus rēs rēs diēs diēs
genitivus r rērum diēī diērum
dativus r rēbus diēī diēbus
accusativus rem rēs diem diēs
ablativus rē rēbus diē diēbus
vocativus rēs rēs diēs diēs
  • Het geslacht van de woorden is altijd vrouwelijk; dies is vaak mannelijk wanneer het niet duidelijk is om welke dag het precies gaat. Wordt een bepaalde dag bedoeld, dan is dies vrouwelijk.

Bijvoeglijke naamwoorden

bewerken
Bijvoeglijke naamwoorden: klasse 1
-us -er -er en -r
mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig
enkelvoud
nominativus bonus bona bonum miser misera miserum pulcher pulchra pulchrum
genitivus boni bonae boni miseri miserae miseri pulchri pulchrae pulchri
dativus bono bonae bono misero miserae misero pulchro pulchrae pulchro
accusativus bonum bonam bonum miserum miseram miserum pulchrum pulchram pulchrum
ablativus bono bona bono misero misera misero pulchro pulchra pulchro
vocativus bone bona bonum misere misera miserum pulchre pulchra pulchrum
meervoud
nominativus boni bonae bona miseri miserae misera pulchri pulchrae pulchra
genitivus bonorum bonarum bonorum miserorum miserarum miserorum pulchrorum pulchrarum pulchrorum
dativus bonis bonis bonis miseris miseris miseris pulchris pulchris pulchris
accusativus bonos bonas bona miseros miseras misera pulchros pulchras pulchra
ablativus bonis bonis bonis miseris miseris miseris pulchris pulchris pulchris
vocativus boni bonae bona miseri miserae misera pulchri pulchrae pulchra
vertaling
goed ellendig mooi


Bijvoeglijke naamwoorden: klasse 2
-is -ns -van alles
mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig
enkelvoud
nominativus fortis fortis forte ingens ingens ingens acer acris acre
genitivus fortis fortis fortis ingentis ingentis ingentis acris acris acris
dativus forti forti forti ingenti ingenti ingenti acri acri acri
accusativus fortem fortem forte ingentem ingentem ingens acrem acrem acre
ablativus forti forti forti ingenti ingenti ingenti acri acri acri
vocativus fortis fortis forte ingens ingens ingens acer acris acre
meervoud
nominativus fortes fortes fortia ingentes ingentes ingentia acres acres acria
genitivus fortium fortium fortium ingentium ingentium ingentium acrium acrium acrium
dativus fortibus fortibus fortibus ingentibus ingentibus ingentibus acribus acribus acribus
accusativus fortes fortes fortia ingentes ingentes ingentia acres acres acria
ablativus fortibus fortibus fortibus ingentibus ingentibus ingentibus acribus acribus acribus
vocativus fortes fortes fortia ingentes ingentes ingentia acres acres acria
vertaling
dapper, sterk reusachtig fel, scherp

Voornaamwoorden

bewerken

Persoonlijke voornaamwoorden

bewerken
Persoonlijke voornaamwoorden
1e persoon 2e persoon 3e persoon vertaling 1e persoon
enkelvoud
nominativus ego - ik tu - jij is - hij ea - zij id - het ik
genitivus mei tui eius eius eius van mij/mijn
dativus mihi tibi ei ei ei aan/voor mij
accusativus me te eum eam id mij
ablativus me te eo ea eo met/door mij
meervoud
nominativus nos - wij vos - jullie ei of ii - zij eae - zij ea - zij wij
genitivus nostri, nostrum vestri, vestrum eorum earum eorum onze/ons/van ons
dativus nobis vobis eis/iis eis/iis eis/iis aan ons
accusativus nos vos eos eas ea ons
ablativus nobis vobis eis eis eis met/door ons
  • De genitivus op -i (mei, tui, sui, nostri, vestri) wordt alleen gebruikt als genetivus objectivus; amor mei (de liefde voor mij). De genitivus op -um (nostrum, vestrum) wordt alleen gebruikt als genitivus partitivus; quis nostrum? (wie van ons?). Wanneer men een bezitsrelatie wil uitdrukken, zoals in het Nederlandse De vrouw is van mij, krijgt men in het Latijn een bezittelijk voornaamwoord dat congrueert met het zelfstandige naamwoord: Femina est mea.

Betrekkelijke voornaamwoorden

bewerken
Betrekkelijke voornaamwoorden
mannelijk vrouwelijk onzijdig vertaling
enkelvoud
nominativus qui quae quod die, dat
genitivus cuius cuius cuius van wie, waarvan
dativus cui cui cui voor wie, waarvoor
accusativus quem quam quod die, dat
ablativus quo qua quo door wie, waardoor
meervoud
nominativus qui quae quae die
genitivus quorum quarum quorum van wie, waarvan
dativus quibus quibus quibus voor wie, waarvoor
accusativus quos quas quae die, dat
ablativus quibus quibus quibus door wie, waardoor

Vragende voornaamwoorden

bewerken
Zelfstandig
bewerken
Zelfstandige vragende voornaamwoorden
mannelijk / vrouwelijk onzijdig vertaling
enkelvoud
nominativus quis quid wie? / wat?
genitivus cuius cuius van wie? / waarvan?
dativus cui cui voor wie? / waarvoor?
accusativus quem quid wie ? / wat?
ablativus quo quo met wie? / waarin?
meervoud
nominativus qui quae wie?
genitivus quorum quorum van wie?
dativus quibus quibus voor wie?
accusativus quos quae wie?
ablativus quibus quibus met wie?

Aangezien het niet mogelijk is om te weten of er naar een man of vrouw gevraagd wordt ("Wie is daar aan de deur?"), wordt er geen onderscheid gemaakt tussen mannelijk en vrouwelijk. De onzijdige variant kan echter wel: "Wat ligt daar op de grond?".

Bijvoeglijk
bewerken
Bijvoeglijke vragende voornaamwoorden
mannelijk vrouwelijk onzijdig vertaling
enkelvoud
nominativus qui quae quod welke?
genitivus cuius cuius cuius van welke?
dativus cui cui cui voor welke?
accusativus quem quam quod welke?
ablativus quo qua quo met welke/wie?
meervoud
nominativus qui quae quae welke?
genitivus quorum quarum quorum van welke?
dativus quibus quibus quibus voor welke?
accusativus quos quas quae welke?
ablativus quibus quibus quibus met welke?

Aanwijzende voornaamwoorden

bewerken
Aanwijzende voornaamwoorden
hic haec hoc ille illa illud iste ista istud
mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig
enkelvoud
nominativus hic haec hoc ille illa illud iste ista istud
genitivus huius huius huius illius illius illius istius istius istius
dativus huic huic huic illi illi illi isti isti isti
accusativus hunc hanc hoc illum illam illud istum istam istud
ablativus hoc hac hoc illo illa illo isto ista isto
meervoud
nominativus hi hae haec illi illae illa isti istae ista
genitivus horum harum horum illorum illarum illorum istorum istarum istorum
dativus his his his illis illis illis istis istis istis
accusativus hos has haec illos illas illa istos istas ista
ablativus his his his illis illis illis istis istis istis
vertaling
deze, dit die, dat (I: bij jou, bij degene die wordt aangesproken) (II: positief) die, dat (I: ginds, niet bij de spreker of aangesprokene aanwezig) (II: negatief)
  • hic wijst naar wat in het bereik van de spreker is (deze hier)
  • ille wijst naar wat verder weg is (die daar)
  • iste wijst naar wat in het bereik van de aangesproken persoon is (die bij jou).

Hoewel ze in de vertaling hetzelfde betekenen, kan de schrijver kiezen tussen ille of iste. Ille duidt iets positiefs aan: Ille vir: die man. De man is dan waarschijnlijk een goede man. Iste duidt dan weer iets negatiefs aan. Iste vir: die man. In de ogen van de schrijver, of verteller is deze man niet goed.

Werkwoorden

bewerken

Het Latijn kent net als het Nederlands 3 personen in het enkelvoud en 3 personen in het meervoud. De uitgangen geven in het Latijn in tegenstelling tot in het Nederlands de persoon aan; een persoonlijk voornaamwoord gebruiken is over het algemeen niet nodig.

Daarnaast kent het Latijnse werkwoord:

Drie genera:

  • Activum (bedrijvende vorm)
  • Passivum (lijdende vorm)
  • Deponens (passieve actieve vorm)

Zes tempora:

  • Praesens (onvoltooid tegenwoordige tijd)
  • Imperfectum (onvoltooid verleden tijd)
  • Futurum (simplex) (onvoltooid toekomende tijd)
  • Perfectum (voltooid tegenwoordige tijd)
  • Plusquamperfectum (voltooid verleden tijd)
  • Futurum exactum (voltooid toekomende tijd)

Acht modi:

  • Indicativus (Aantonende wijs)
  • Infinitivus (Onbepaalde wijs)
  • Imperativus (Gebiedende wijs)
  • Coniunctivus (Aanvoegende wijs)
  • Participium (Deelwoord)
  • Gerundium (Verbaal substantief)
  • Gerundivum (Verbaal adjectief)
  • Supinum (Verbaal substantief)

De coniunctivus wordt op vele verschillende manieren vertaald, dit hangt onder meer af van in welke van de 4 mogelijke tempora het staat:

tijd bijzonderheid vertaling
praesens wens vaak+utinam "moge"
praesens aansporing meestal 1ste p. pl. "laten we"
praesens/perfectum ontk. aansporing/verbod ne+ 2p.:verbod onv. tijd
praesens/perfectum mogelijkheid "kan wel","zal wel","zou wel kunnen": onvolt. tijd
imperfectum twijfel (vraag) "moeten"+ v.v.t.
imperfectum irreële mogelijkheid 2de p. sg. "kunnen"+ v.v.t.
imperfectum/plusquamperfectum irreële/onvervulbare wens altijd+utinam: "maar"
imperfectum/plusquamperfectum irrealis(onwerkelijkheid) zou”/”zou hebben/zijn

of: o.v.t./v.v.t.

De laatste drie modi worden niet altijd als modus gezien. Men noemt ze ook wel adiectiva verbalia, van de verbale stam afgeleide bijvoeglijke naamwoorden (het participium en het gerundivum) en substantiva verbalia, van de verbale stam afgeleide substantiva (het gerundium, supinum primum en supinum secundum).

De indicativus treft men aan in alle 6 tijden. De coniunctivus van futurum en futurum exactum ontbreekt, maar kan wel omschreven worden (vocaturus sim etc.).

Conjugaties

bewerken

Het Latijnse werkwoord wordt over het algemeen ingedeeld in 5 zogenaamde conjugaties. De eerste conjugatie kent werkwoorden met een a-stam. De werkwoorden zijn te herkennen aan de uitgang -are. De tweede conjugatie bevat werkwoorden met een e-stam. De werkwoorden zijn te herkennen aan de uitgang -ere. De -e is hier lang. De derde conjugatie bevat consonant-stammen (medeklinker-stammen, aangeduid hieronder als "mk-stam"). De werkwoorden zijn ook te herkennen aan de uitgang -ere maar ditmaal is de -e kort. Men kan dit verschil horen aan de klemtoon bij het uitspreken. De vierde conjugatie bevat werkwoorden met een i-stam. Werkwoorden van dit type eindigen op -ire. De vijfde conjugatie bevat werkwoorden die eindigen op -ere maar die deels volgens conjugatie 3 en deels volgens conjugatie 4 worden vervoegd.

Activum

bewerken

Praesens

bewerken
Tegenwoordige tijd
a-stam ind. e-stam ind. i-stam ind. mk-stam ind. i-stam ind. esse posse vertaling vocare
amo moneo audio tego capio sum possum ik roep
amas mones audis tegis capis es potes jij roept
amat monet audit tegit capit est potest hij roept
amamus monemus audimus tegimus capimus sumus possumus wij roepen
amatis monetis auditis tegitis capitis estis potestis jullie roepen
amant monent audiunt tegunt capiunt sunt possunt zij roepen
Imperativus
ama mone audi tege cape es/esto - roep!
amate monete audite tegite capite este/estote - roept!
Infinitivus
amare monēre audire tegěre capěre esse posse (te) roepen
Coniunctivus
amem moneam audiam tegam capiam sim possim (dat) ik roep
ames moneas audias tegas capias sis possis (dat) jij roept
amet moneat audiat tegat capiat sit possit (dat) hij roept
amemus moneamus audiamus tegamus capiamus simus possimus (moge) wij roepen
ametis moneatis audiatis tegatis capiatis sitis possitis (moge) jullie roepen
ament moneant audiant tegant capiant sint possint (moge) zij roepen

Verleden tijd

bewerken
Perfectum
bewerken
Voltooid tegenwoordige tijd
a-stam e-stam i-stam mk-stam esse (zijn) posse (kunnen) vertaling vocare
vocavi monui audivi dixi fui potui ik heb geroepen / riep
vocavisti monuisti audivisti dixisti fuisti potuisti jij hebt geroepen / riep
vocavit monuit audivit dixit fuit potuit hij - zij - het heeft geroepen / riep
vocavimus monuimus audivimus diximus fuimus potuimus wij hebben geroepen / riepen
vocavistis monuistis audivistis dixistis fuistis potuistis jullie hebben geroepen / riepen
vocaverunt monuerunt audiverunt dixerunt fuerunt potuerunt zij hebben geroepen / riepen
Nederlands
riep waarschuwde hoorde zei was kon
heeft geroepen heeft gewaarschuwd heeft gehoord heeft gezegd is geweest heeft gekund
Infinitivus
vocavisse monuisse audivisse dixisse fuisse potuisse geroepen te hebben
Coniunctivus
vocaverim monuerim audiverim dixerim fuerim potuerim (moge) ik heb(ben) geroepen
vocaveris monueris audiveris dixeris fueris potueris moge jij hebben geroepen
vocaverit monuerit audiverit dixerit fuerit potuerit moge hij - zij - het hebben geroepen
vocaverimus monuerimus audiverimus dixerimus fuerimus potuerimus moge wij hebben geroepen
vocaveritis monueritis audiveritis dixeritis fueritis potueritis moge jullie hebben geroepen
vocaverint monuerint audiverint dixerint fuerint potuerint moge zij hebben geroepen
Imperfectum
bewerken
Onvoltooid verleden tijd
a-stam e-stam i-stam mk-stam esse (zijn) posse (kunnen) vertaling vocare
vocabam monebam audiebam dicebam eram poteram ik riep
vocabas monebas audiebas dicebas eras poteras jij riep
vocabat monebat audiebat dicebat erat poterat hij - zij - het riep
vocabamus monebamus audiebamus dicebamus eramus poteramus wij riepen
vocabatis monebatis audiebatis dicebatis eratis poteratis jullie riepen
vocabant monebant audiebant dicebant erant poterant zij riepen
Nederlands
riep waarschuwde hoorde zei was kon
Infinitivus Praesens
vocare monēre audire dicěre esse posse roepen
Coniunctivus
vocarem monerem audirem dicerem essem possem mocht ik (maar) roepen
vocares moneres audires diceres esses posses
vocaret moneret audiret diceret esset posset
vocaremus moneremus audiremus diceremus essemus possemus
vocaretis moneretis audiretis diceretis essetis possetis
vocarent monerent audirent dicerent essent possent
Plusquamperfectum
bewerken
Voltooid verleden tijd
a-stam e-stam i-stam mk-stam esse (zijn) posse (kunnen) vertaling vocare
vocaveram monueram audiveram dixeram fueram potueram ik had geroepen
vocaveras monueras audiveras dixeras fueras potueras jij had geroepen
vocaverat monuerat audiverat dixerat fuerat potuerat hij - zij - het had geroepen
vocaveramus monueramus audiveramus dixeramus fueramus potueramus wij hadden geroepen
vocaveratis monueratis audiveratis dixeratis fueratis potueratis jullie hadden geroepen
vocaverant monuerant audiverant dixerant fuerant potuerant zij hadden geroepen
Nederlands
had geroepen had gewaarschuwd had gehoord had gezegd was geweest had gekund
Coniunctivus
vocavissem monuissem audivissem dixissem fuissem potuissem (mocht) ik geroepen hebben
vocavisses monuisses audivisses dixisses fuisses potuisses
vocavisset monuisset audivisset dixisset fuisset potuisset
vocavissemus monuissemus audivissemus dixissemus fuissemus potuissemus
vocavissetis monuissetis audivissetis dixissetis fuissetis potuissetis
vocavissent monuissent audivissent dixissent fuissent potuissent

Toekomende tijd

bewerken
Futurum (simplex)
bewerken
  • Bij de a-stammen en e-stammen wordt het futurum als volgt gevormd: prs. stam + b + uitgang
  • Bij de i-stammen en mk-stammen: prs. stam + e + uitgang
Futurum (simplex) (Onvoltooid toekomende tijd)
a-stam e-stam i-stam mk-stam esse (zijn) vertaling vocare
vocabo monebo audiam dicam ero ik zal roepen
vocabis monebis audies dices eris jij zult roepen
vocabit monebit audiet dicet erit hij - zij - het zal roepen
vocabimus monebimus audiemus dicemus erimus wij zullen roepen
vocabitis monebitis audietis dicetis eritis jullie zullen roepen
vocabunt monebunt audient dicent erunt zij zullen roepen
Imperativus
vocato moneto audito dicito esto jij zult moeten roepen
vocato moneto audito dicito esto hij - zij - het zal moeten roepen
vocatote monetote auditote dicitote estote jullie zullen moeten roepen
vocanto monento audiunto dicunto sunto zij zullen moeten roepen
Nederlands
ik zal roepen ik zal waarschuwen ik zal luisteren ik zal zeggen ik zal zijn
Infinitivus
vocaturus esse moniturus esse auditurus esse dicturus esse futurus esse/fore te zullen roepen
Futurum exactum
bewerken
  • Het Futurum exactum wordt als volgt gevormd: prf-stam + esse in de indicativus futurum
  • Uitzondering hierop is de 3e persoon meervoud (erunt wordt erint)
Voltooid Toekomende Tijd
a-stam e-stam i-stam mk-stam esse (zijn) posse (kunnen) vertaling vocare
vocavero monuero audivero dixero fuero potuero ik zal geroepen hebben
vocaveris monueris audiveris dixeris fueris potueris jij zal geroepen hebben
vocaverit monuerit audiverit dixerit fuerit potuerit hij - zij - het zal geroepen hebben
vocaverimus monuerimus audiverimus dixerimus fuerimus potuerimus wij zullen geroepen hebben
vocaveritis monueritis audiveritis dixeritis fueritis potueritis jullie zullen geroepen hebben
vocaverint monuerint audiverint dixerint fuerint potuerint zij zullen geroepen hebben
Nederlands
zal geroepen hebben zal gewaarschuwd hebben zal geluisterd hebben zal gezegd hebben zal geweest zijn zal gekund hebben

Passivum

bewerken

Tegenwoordige tijd

bewerken
Praesens
a-stam e-stam i-stam mk-stam vertaling vocare
vocor moneor audior regor ik word geroepen
vocaris moneris audiris regeris jij wordt geroepen
vocatur monetur auditur regitur hij - zij - het wordt geroepen
vocamur monemur audimur regimur wij worden geroepen
vocamini monemini audimini regimini jullie worden geroepen
vocantur monentur audiuntur reguntur zij worden geroepen
Nederlands
word geroepen word gewaarschuwd word gehoord word geregeerd
Imperativus
vocare monere audire regere word geroepen!
vocamini monemini audimini regimini wordt geroepen!
Infinitivus
vocari monēri audiri regi te worden geroepen
Coniunctivus
vocer monear audiar regar (dat) ik geroepen worde
voceris monearis audiaris regaris
vocetur moneatur audiatur regatur
vocemur moneamur audiamur regamur
vocemini moneamini audiamini regamini
vocentur moneantur audiantur regantur

Verleden tijd

bewerken
Perfectum
bewerken
  • Het passieve Perfectum wordt als volgt gevormd: ppp + ott van esse
  • Dit geldt ook voor de coniunctivus
  • Het ppp verbuigt op het rijtje van longus -a -um
Voltooid tegenwoordige tijd
a-stam e-stam i-stam mk-stam vertaling vocare
vocatus sum monitus sum auditus sum vinctus sum ik werd/ben geroepen
vocatus es monitus es auditus es vinctus es jij werd/bent geroepen
vocatus est monitus est auditus est vinctus est hij - zij - het werd/is geroepen
vocati sumus moniti sumus auditi sumus vincti sumus wij werden/zijn geroepen
vocati estis moniti estis auditi estis vincti estis jullie werden/zijn geroepen
vocati sunt moniti sunt auditi sunt vincti sunt zij werden/zijn geroepen
Infinitivus
vocatus esse monitus esse auditus esse vinctus esse geroepen te zijn
Coniunctivus
Zoals de indicativus maar dan met de coniunctivus praesenti van esse, vocatus sim etc.
Imperfectum
bewerken
Onvoltooid verleden tijd
a-stam e-stam i-stam mk-stam vertaling vocare
vocabar monebar audiebar regebar ik werd geroepen
vocabaris monebaris audiebaris regebaris jij werd geroepen
vocabatur monebatur audiebatur regebatur hij - zij - het werd geroepen
vocabamur monebamur audiebamur regebamur wij werden geroepen
vocabamini monebamini audiebamini regebamini jullie werden geroepen
vocabantur monebantur audiebantur regebantur zij werden geroepen
Nederlands
werd geroepen werd gewaarschuwd werd gehoord werd geregeerd
Coniunctivus
vocarer monerer audirer regerer (mocht) ik geroepen worden
vocareris monereris audireris regereris
vocaretur moneretur audiretur regeretur
vocaremur moneremur audiremur regeremur
vocaremini moneremini audiremini regeremini
vocarentur monerentur audirentur regerentur
Plusquamperfectum
bewerken
  • Het passieve Plusquamperfectum wordt als volgt gevormd: ppp + ovt van esse
  • Dit geldt ook voor de coniunctivus: vocatus essem etc.
  • Het pqpf verbuigt op de vorm van longus -a -um
Voltooid verleden tijd
a-stam e-stam vertaling vocare
vocatus eram monitus eram ik was geroepen
vocatus eras monitus eras jij was geroepen
vocatus erat monitus erat hij - zij - het was geroepen
vocati eramus moniti eramus wij waren geroepen
vocati eratis moniti eratis jullie waren geroepen
vocati erant moniti erant zij waren geroepen

Toekomende tijd

bewerken
Futurum Simplex
bewerken
  • Bij de a-stammen en e-stammen wordt het futurum als volgt gevormd: prs. stam + b + pua
  • Bij de i-stammen en mk-stammen: prs. stam + e + pua
Futurum (simplex) (Onvoltooid toekomende tijd)
a-stam e-stam i-stam mk-stam vertaling vocare
vocabor monebor audiar dicar ik zal geroepen worden
vocaberis moneberis audieris diceris jij zult geroepen worden
vocabitur monebitur audietur dicetur hij - zij - het zal geroepen worden
vocabimur monebimur audiemur dicemur wij zullen geroepen worden
vocabimini monebimini audiemini dicemini jullie zullen geroepen worden
vocabuntur monebuntur audientur dicentur zij zullen geroepen worden
Imperativus
vocator monetor auditor dicitor jij zult geroepen moeten worden
vocator monetor auditor dicitor hij - zij - het zal geroepen moeten worden
vocantor monentor audiuntor dicuntor zij zullen geroepen moeten worden
Nederlands
ik zal geroepen worden ik zal gewaarschuwd worden ik zal aanhoord worden het zal gezegd worden
Infinitivus
vocatum iri monitum iri auditum iri dictum iri te zullen geroepen worden
Futurum exactum
bewerken
Voltooid Toekomende Tijd
a-stam e-stam i-stam mk-stam vertaling vocare
vocatus ero monitus ero auditus ero victus ero ik zal geroepen zijn
vocatus eris monitus eris auditus eris victus eris jij zal geroepen zijn
vocatus erit monitus erit auditus erit victus erit hij - zij - het zal geroepen zijn
vocati erimus moniti erimus auditi erimus victi erimus wij zullen geroepen zijn
vocati eritis moniti eritis auditi eritis victi eritis jullie zullen geroepen zijn
vocati erunt moniti erunt auditi erunt victi erunt zij zullen geroepen zijn
Nederlands
zal geroepen zijn zal gewaarschuwd zijn zal gehoord zijn zal overwonnen zijn

Deelwoorden

bewerken

Participium Praesens Actief

bewerken
Tegenwoordig deelwoord
mannelijk vrouwelijk onzijdig vertaling
enkelvoud
nominativus clamans clamans clamans schreeuwend
genitivus clamantis clamantis clamantis van de schreeuwende
dativus clamanti clamanti clamanti aan de schreeuwende
accusativus clamantem clamantem clamans schreeuwend
vocativus clamans clamans clamans schreeuwend
ablativus clamante clamante clamante met de schreeuwende
meervoud
nominativus clamantes clamantes clamantia schreeuwende(n)
genitivus clamantium clamantium clamantium van (de) schreeuwende(n)
dativus clamantibus clamantibus clamantibus aan (de) schreeuwende(n)
accusativus clamantes clamantes clamantia schreeuwende(n)
vocativus clamantes clamantes clamantia schreeuwende(n)
ablativus clamantibus clamantibus clamantibus met (de) schreeuwende(n)

Participium Perfectum Passief

bewerken
Voltooid deelwoord (Latijn)
Voltooid deelwoord
mannelijk vrouwelijk onzijdig vertaling
enkelvoud
nominativus vocatus vocata vocatum geroepen
genitivus vocati vocatae vocati van de geroepen(e)
dativus vocato vocatae vocato aan de geroepen(e)
accusativus vocatum vocatam vocatum geroepen
vocativus vocate vocata vocatum de geroepen(e)
ablativus vocato vocata vocato met de geroepen(e)
meervoud
nominativus vocati vocatae vocata (de) geroepen(e)(n)
genitivus vocatorum vocatarum vocatorum van (de) geroepene(n)
dativus vocatis vocatis vocatis aan (de) geroepene(n)
accusativus vocatos vocatas vocata (de) geroepen(e)(n)
vocativus vocati vocatae vocata (de) geroepen(e)(n)
ablativus vocatis vocatis vocatis met (de) geroepene(n)

Participium Futurum Actief

bewerken
Toekomstig voltooid deelwoord
mannelijk vrouwelijk onzijdig vertaling
enkelvoud
nominativus vocaturus vocatura vocaturum zullende roepen
genitivus vocaturi vocaturae vocaturi van de zullende roepen
dativus vocaturo vocaturae vocaturo aan de zullende roepen
accusativus vocaturum vocaturam vocaturum zullende roepen
vocativus vocature vocatura vocaturum de zullende roepen
ablativus vocaturo vocatura vocaturo met de zullende roepen
meervoud
nominativus vocaturi vocaturae vocatura (de) zullende(n) roepen
genitivus vocaturorum vocaturarum vocaturorum van (de) zullende(n) roepen
dativus vocaturis vocaturis vocaturis aan (de) zullende(n) roepen
accusativus vocaturos vocaturas vocatura (de) zullende(n) roepen
vocativus vocaturi vocaturae vocatura (de) zullende(n) roepen
ablativus vocaturis vocaturis vocaturis met (de) zullende(n) roepen

Gerundium

bewerken
Gerundium
casus vorm vertaling
nominativus vocare (het) roepen
genitivus vocandi van het roepen
dativus vocando voor het roepen
accusativus vocandum het roepen
ablativus vocando door te roepen

Trappen van vergelijking

bewerken

Comparativus (vergrotende trap)

bewerken
Comparativus van longus (lang)
mannelijk vrouwelijk onzijdig
enkelvoud
nominativus longior longior longius
genitivus longioris longioris longioris
dativus longiori longiori longiori
accusativus longiorem longiorem longius
vocativus longior longior longius
ablativus longiore longiore longiore
meervoud
nominativus longiores longiores longiora
genitivus longiorum longiorum longiorum
dativus longioribus longioribus longioribus
accusativus longiores longiores longiora
vocativus longiores longiores longiora
ablativus longioribus longioribus longioribus
Nederlands
vertaling: 1) langer, 2) nogal lang, 3) te lang, 4) langst (van de twee)

Onregelmatige comparativi

bewerken
bijvoeglijk naamwoord comparativus
bonus (goed) melior (beter)
malus (slecht) peior (slechter)
magnus (groot) maior (groter)
parvus (klein) minor (kleiner)
multi (veel) plures (meer)
plerique (de meeste(n) pleraeque (de allermeesten)
multum (meer) plus (meer)

Superlativus (overtreffende trap)

bewerken
Superlativus van longus (lang)
mannelijk vrouwelijk onzijdig
enkelvoud
nominativus longissimus longissima longissimum
genitivus longissimi longissimae longissimi
dativus longissimo longissimae longissimo
accusativus longissimum longissimam longissimum
vocativus longissime longissima longissimum
ablativus longissimo longissima longissimo
meervoud
nominativus longissimi longissimae longissima
genitivus longissimorum longissimarum longissimorum
dativus longissimis longissimis longissimis
accusativus longissimos longissimas longissima
vocativus longissimi longissimae longissima
ablativus longissimis longissimis longissimis
Nederlands
vertaling 1) langst, 2) zeer lang, 3) (bij quam + superlativus) zo lang mogelijk

Onregelmatige superlativi

bewerken
bijvoeglijk naamwoord superlativus
bonus (goed) optimus (best)
malus (slecht) pessimus (slechtst)
magnus (groot) maximus (grootst)
parvus (klein) minimus (kleinst)
multi (veel) plurimi/plerique (meest)
plerique (de meesten) pleraque (de allermeesten)
multum (veel) plurimum (meest/zeer velen)

Onregelmatigheden

bewerken

Velle (willen), nolle (niet willen), malle (liever willen), ferre (dragen, brengen, meenemen), ire (gaan)

bewerken

Praesens actief (onvoltooid tegenwoordige tijd)

bewerken
Praesens
velle nolle malle ferre ire vertaling velle
volo nolo malo fero eo ik wil
vis non vis mavis fers is jij wilt
vult non vult mavult fert it hij/zij/het wil
volumus nolumus malumus ferimus imus wij willen
vultis non vultis mavultis fertis itis jullie willen
volunt nolunt malunt ferunt eunt zij willen
Imperativus
-- noli fer i wil!
nolite ferte ite wilt!
Infinitivus
velle nolle malle ferre ire willen
Participium
volens, volentis nolens, nolentis malens, malentis ferens, ferentis iens, euntis willend, willende
Nederlands
willen niet willen liever willen dragen gaan

Opmerking: de imperativus van nolle (noli, nolite) drukt een zacht verbod uit bv. Noli vocare!= Roep toch niet!; Roep niet alstublieft!; Wil niet roepen!

Overige tijden actief

bewerken

De overige tijden gaan wel regelmatig. Daarom wordt alleen de 1e persoon gegeven.

Alle tijden
velle nolle malle ferre ire vertaling velle
imperfectum
volebam nolebam malebam ferebam ibam ik wilde
perfectum
volui nolui malui tuli ii ik heb gewild
plusquamperfectum
volueram nolueram malueram tuleram ieram ik had gewild
futurum
volam nolam malam feram ibo ik zal willen
futurum exactum
voluero noluero maluero tulero iero ik zal gewild hebben

Telwoorden

bewerken
  Zie Tabel met numeralia in het Latijn voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Hoofdtelwoorden

bewerken
Numeralia : verbuigbaar
mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig
nominativus unus una unum duo duae duo tres tres tria
genitivus unius unius unius duorum duarum duorum trium trium trium
dativus uni uni uni duobus duabus duobus tribus tribus tribus
accusativus unum unam unum duos duas duo tres tres tria
ablativus uno una uno duobus duabus duobus tribus tribus tribus
één twee drie

Rangtelwoorden

bewerken
Numeralia : rangtelwoorden
mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig
nominativus primus prima primum secundus secunda secundum tertius tertia tertium
genitivus primi primae primi secundi secundae secundi tertii tertiae tertii
dativus primo primae primo secundo secundae secundo tertio tertiae tertio
accusativus primum primam primum secundum secundam secundum tertium tertiam tertium
ablativus primo primā primo secundo secundā secundo tertio tertiā tertio
eerste tweede derde

Verdelingsgetallen

bewerken
Numeralia : verdelingsgetallen
mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig
nominativus singuli singulae singulum bini binae bina terni ternae terna
genitivus singulorum singularum singulorum binorum binarum binorum ternorum ternarum ternorum
dativus singulis singulis singulis binis binis binis ternis ternis ternis
accusativus singulos singulas singula binos binas bina ternos ternas terna
ablativus singulis singulis singulis binis binis binis ternis ternis ternis
elk één elk twee elk drie