Portaal:Nederlands


Welkom op het portaal Nederlands!  
INLEIDING

Het Nederlands is een Indo-Europese en Germaanse, West-Germaanse, Nederduitse, Nederfrankische taal. Nederlands is de moedertaal van ruim 22 miljoen mensen. Binnen de Europese Unie (EU) nam het op een bepaald moment een zevende plaats in qua grootte van de talen van de EU. Het Nederlands wordt voornamelijk gesproken in Nederland, België (in de Vlaamse Gemeenschap) en Suriname. Ook op Aruba en op de Nederlandse Antillen (onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden) en voorts in de Franse Westhoek (het uiterste noorden van Frankrijk, onderdeel van Frans-Vlaanderen) en in (kleine) delen van Duitsland (veelal aan de westgrens) spreekt en leert men Nederlands. In het geval van de drie in de eerste alinea genoemde landen spreekt de Nederlandse Taalunie (NTU) sinds 1980 ook wel van Noord-Nederlands, Belgisch-Nederlands en Surinaams-Nederlands. In Zuid-Afrika en Indonesië (ofwel het voormalige Nederlands-Indië) wordt het Nederlands nog veel als bronnentaal gebruikt. Oude documenten en wetteksten zijn vaak opgesteld in het Nederlands. Ruim tienduizend studenten aldaar kunnen dan ook Nederlands lezen. In 2005 werd er in 40 landen aan ruim 220 universiteiten door 500 docenten Nederlands gedoceerd, Duitsland voorop met 30 vakgroepen, gevolgd door de Verenigde Staten van Amerika en Frankrijk met 20 universiteiten. 0,7 % van de Nieuw-Zeelanders zegt dat hun huistaal Nederlands is.

ARTIKEL VAN DE MAAND PRIMA ARTIKELS

Straattaal (ofwel de uit het Engels overgenomen term slang) is in zijn algemeenheid de mengtaal die jongeren van verschillende etnische en culturele achtergronden in het dagelijks leven spreken op school en op straat. Niet alle straattaalsprekers behoren tot dezelfde groep of subcultuur. Voor straattaal geldt, net als voor jongerentaal, dat het niet toegeschreven kan worden aan een specifieke en afgebakende groep jongeren. De straattaal bestaat niet.

De aanduiding straattaal wordt door taalkundigen in het bijzonder gebruikt voor de Nederlandse mengtaal die aan het eind van de 20e eeuw ontstond op plaatsen waar autochtone en relatief veel allochtone jongeren met elkaar samenleefden en die kan worden gezien als een nieuw Nederlands dialect. De taal ontstond door spontane communicatie in de omstandigheid dat met name sommige allochtone jongeren het Nederlands gebrekkig beheersten. Deze straattaal wordt door taalkundigen ook wel licht denigrerend aangeduid met smurfentaal.

De 20e eeuwse Amsterdamse straattaal is een combinatie van het Engels, Turks, Marokkaans-Arabisch, Berber, Sranantongo, Antilliaans en Nederlands. De taal omvat zowel een kenmerkend woordgebruik als een woordvolgorde. Voorbeelden van straattaal zijn de woorden "doekoe" voor geld en "bakra" voor blanke. Hiermee moet aangetekend worden dat beide woorden uit het Surinaams afkomstig zijn. In het (Marokkaans-)Arabisch wordt onder "Bakra" een koe verstaan.

Meer...

Vorige en toekomstige artikels...

DIALECT VAN DE MAAND WIST JE DAT?
Onder Brabants verstaat men de meeste dialecten van de Nederlandse provincie Noord-Brabant en van de Belgische provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant. Verder vallen, ruim gedefinieerd, ook het Zuid-Gelders en de dialecten van noordelijk Limburg, en het land van Hulst en westelijk Belgisch-Limburg onder het Brabants. In het noordwesten van Noord-Brabant (Willemstad) spreekt men een Hollands dialect, terwijl de taal van de dorpen Budel, Maarheeze en Soerendonk in essentie Limburgs is.

Het Brabants is, in tegenstelling tot het Limburgs sinds 1997 (Nederland), noch in België noch in Nederland als minderheidstaal erkend. Het is immers samen met het nauw verwante Hollands de belangrijkste pijler onder de Nederlandse standaardtaal – de eerste belangrijke standaardisering van het Nederlands vond in de 16e eeuw plaats in Antwerpen – en vandaar is er geen behoefte aan een standaardisering van de Brabantse dialecten tot een taal náást het Nederlands.

De belangrijkste kenmerken zijn het woordje gij tegenover het Hollandse jij en het Limburgse diech, dich, dow, doe, geer en geej, de vorming van verkleinwoorden op -(s)ke en de mogelijkheid tot verdubbeling van het persoonlijk voornaamwoord in de tweede persoon als het na de persoonsvorm komt ([H]edde gij da ook gezien?). In de westelijke dialecten, waaronder o.a. de meeste in België gesproken varianten vallen, valt consequent de h weg. Hierin sluit het Brabants zich aan bij het Zeeuws en het Oost- en West-Vlaams. De oostelijke dialecten kennen, net als het Limburgs, umlaut in verkleinwoorden en in de vervoeging van sterke werkwoorden. Langs het zuidoosten van het dialectgebied loopt de niet precies met de provinciegrens samenvallende Uerdinger Linie: in de dialecten van de streek rond Tienen wordt ich, mich en oech gezegd in plaats van ik, mij en u; deze worden daarom wel tot het Limburgs gerekend.

Meer...

Vorige en toekomstige dialecten...

Buste van Van Dale in Sluis
OVERZICHT SPELLING

HULP GEVRAAGD AANVERWANTE PORTALEN


Portaal:België

Portaal:Nederland

Portaal:Suriname

Portaal:Gesproken Wikipedia