Nederengels is met Engels doorspekt Nederlands. Het toegenomen gebruik van Engelse woorden in het Nederlands hangt samen met de stijgende invloed van de Angelsaksische, en dan met name de Amerikaanse, cultuur op de rest van de wereld.

Voorbeelden bewerken

Nederengels komt men vooral tegen op gebieden waar die cultuur zich het sterkst laat gelden. Voorbeelden:

  • een oudere invloed: sport (en dan met name voetbal): passen betekent in het Nederlands uitsluitend: een bal afgeven, terwijl "to pass" een half dozijn betekenissen heeft; voor corner, keeper, penalty, (links- en rechts)back, service, golf, lob, volley(ballen), basket(ballen), pitchen, catchen, snowboarden, snookeren, racen, squashen, joggen, trimmen, fitness(en) bestaan in sommige gevallen equivalenten in het Nederlands, maar die worden dan meestal minder frequent gebruikt.
  • het bedrijfsleven: de globalisering van het bedrijfsleven brengt internationale invloeden met zich mee. De vorm van Nederengels die hiermee samenhangt wordt ook wel managerstaal genoemd. Zo heet het uitbesteden van de personeelswerving in die taal het outsourcen van de human resource recruitment; de hoofdactiviteiten van een bedrijf vormen de core business en de doelen die men zich stelt zijn targets.
  • de amusementsindustrie: in navolging van Hollywood heten de prijzen die men binnen de amusementswereld aan elkaar toekent awards; een reclamefilmpje voor een bioscoopfilm is een trailer en een blijspel heet een comedy.
  • de reclamewereld: slagzinnen (Nederengels: slogans) zijn ook in het Nederlands taalgebied vaak in het Engels gesteld.
  • jongerencultuur: sinds de jaren zestig worden veel elementen van de jongerencultuur overgenomen uit de VS, inclusief het vocabulaire van smaakbepalers uit dat land. Bijvoorbeeld: chill, relaxed, phat (= "vet").
  • de informatie- en communicatietechnologie (ICT), met de computer (inloggen, aanloggen, uitloggen, afloggen, rebooten, user, password, back-up), Internet (surfen, hacken, browsen, bloggen), E-mail (mailen, deleten, printen, forwarden, editen).
  • het hoger onderwijs dat steeds meer afdelingen, faculteiten, vakgroepen en vakgebieden uitsluitend een Engelse naam geeft, waardoor zinnen ontstaan als: Het Excellence in Supply Chain Management-programma. Veelbelovende studenten worden high potentials genoemd.
  • in de marketing praat men bijvoorbeeld over airlines, first class, payment service provider, card, etc.

Nederengelse woorden hebben niet altijd dezelfde betekenis als die in het "echte" Engels. Zo is de primaire betekenis van "to chat" "babbelen, kletsen" in het algemeen. In het Nederengels staat "chatten" echter uitsluitend voor "rechtstreeks online communiceren". Een "sweater" (juiste uitspraak: 'swetter') kan in het (Amerikaans) Engels elk soort trui zijn, in het Nederengels is dit beperkt tot "sportieve trui van katoen of velours". "Rollerskate" is in het Engels elk soort rolschaats, in het Nederengels alleen "rolschaats met vaste schoen". Het oorspronkelijk Franse, en op zijn Frans uitgesproken, leenwoord "occasion" dat "gelegenheidskoopje" betekent, krijgt meestal de Engelse uitspraak - maar heeft zijn oorspronkelijke betekenis behouden, die in het Engels niet bestaat.

In sommige gevallen is het zelfs onjuist om het Engelse woord dat in het Nederlands gebruikt wordt in die context in het Engels te gebruiken. Een voorbeeld hiervan is een beamer voor het projecteren van een presentatie. Zo'n apparaat wordt in het Engels een projector genoemd.

 
Boardingpass in plaats van boarding pass (instapkaart) op een bord van de KLM op Schiphol

Interpunctie en spelling van samenstellingen bewerken

  • Nederengels: He makes *£30.000 a year.
interferentie door: . (punt, die in het Engels voor decimalen staat)
correct Engels: He makes £30,000 a year.
Om dit probleem, dat meer algemeen tussen Engelstalige en niet-Engelstalige landen speelt, te ondervangen, wordt bij duizendtallen vaak zowel de punt als de komma vermeden. Men schrijft dan een spatie: 30 000.
  • Nederengels: *informationtechnology.
interferentie door: aaneenschrijven van zelfstandige naamwoorden in het Nederlands
correct Engels: information technology.

In het Nederlands worden samenstellingen meestal aan elkaar geschreven, terwijl in het Engels dit alleen mogelijk is bij bepaalde erkende samenstellingen die aan elkaar geschreven in het woordenboek staan.[1] Zo kan men op Schiphol borden zien voor een "meetingpoint", een "boardingpass" of "traintickets". In enkele gevallen is een Engelse samenstelling - met spatie in het Engels - zonder spatie reeds officieel in het Nederlands als woord opgenomen - bijv. creditcard (Eng. credit card) en cashmanagement (Eng. cash management).

In het geschreven Nederlands gebeurt overigens steeds meer het tegenovergestelde. Samenstellingen van zelfstandige naamwoorden worden door veel mensen los geschreven, terwijl ze in het Nederlands altijd aan elkaar, dan wel met een koppelteken geschreven dienen te worden,[2] tenzij de eerste twee delen een naam vormen.[3] Dit wordt vaak Engelse ziekte genoemd.

Zie ook bewerken