Gebruiker:Robert Prummel/Bewerkingsruimte 3

De Ster van de Republiek (Bahasa: "Bintang Republik Indonesia") is de hoogste Indonesische onderscheiding voor verdienste. Deze moderne orde van verdienste telt vijf klassen De orde werd in 1959 door president Soekarno ingesteld. De Indonesische Grondwet schrijft voor dat de President de bij wet ingestelde eretitels, eerbewijzen en andere onderscheidingen toekent. [1]

De Indonesische president kent de onderscheiding toe aan personen die "buitengewone verdiensten voor de eenheid, welvaart en grandeur van de Republiek Indonesië"[2] hebben betoond. De Eerste Klasse wordt door huidige en vroegere presidenten gedragen. Onder hen is ook de Zweedse Koning Carl XVI Gustaaf.[3]

De orde kent geen graden zoals "Ridder", of "Commandeur" maar beperkt zich tot klassen. Het gaat hier om vijf grootkruisen in de vorm van kleine, aan een grootlint gedragen stervormige versierselen. Sterren ("bintang") waren ook in Nederlands Indië al meer in trek dan medailles en zij spelen in het Indonesische decoratiestelsel een prominente rol. In het grotendeels mohammedaanse Indonesië ligt een kruis als decoratie niet voor de hand. Voor de namen van de graden zijn woorden uit het Sanskriet gekozen. Een militaire onderscheiding voor moed, de Bintang Mahaputra volgt in rang op de Ster van de Republiek.

De vijf klassen van de orde bewerken

  • 1e Klasse, de Bintang Republik Indonesia Adipurna
  • 2e Klasse, de Bintang Republik Indonesia Adipradana
  • 3e Klasse, de Bintang Republik Indonesia Utama
  • 4e Klasse, de Bintang Republik Indonesia Pratama
  • 5e Klasse, de Bintang Republik Indonesia Nararya

Versierselen bewerken

De vijf linten en grootlinten eindigen allen in een grote rozet. In alle gevallen zijn zij geel met een smalle rode middenstreep en een rode bies die per graad verschilt.

De gedecoreerden dragen op de borst een zevenpuntige gouden ster met afwisselende naaldvormige gouden en gebrillanteerde zilveren stralen. Op deze ster is het zevenpuntige juweel met wit geëmailleerde randen gelegd. Het door zeventien gouden parels omringde centrale medaillon is blauw met daarop in goud het monogram "RI". Op de bovenste van de zeven punten is het Indonesische wapenschild gelegd. Elk van de zeven stralen van het juweel eindigt in een grote gouden parel.

Het vrij kleine versiersel hangt aan de centrale knoop van de rozet.

Dragers bewerken

 
Valentina Tereshkova met de ster van haar orde

De hoogste graad, de Bintang Republik Indonesia Adipurna werd toegekend aan:

  • President Soekarno ambtshalve vanaf de stichting

Ook Leonid Brezjnev en president Aquino droegen het grootlint. Onder de lagere graden vinden wij onder andere Sovjet kosmonauten Yuri Gagarin, Andrian Grigoryevich Nikolayev, Valentina Vladimirovna Tereshkova en Valery Fyodorovich Bykovsky. de kosmonauten droegen hun ster aan een lint om de hals.[4]




  1. Hoofdstuk III Artikel 15, "grants designations, awards, and other distinctions that regulated by state acts"
  2. (Engels: integrity, viability, and greatness")
  3. Bahasa : [1]. Gelezen op 12 november 2017.
  4. Bahassa: Site van het Militaire Museum]. Gezien december 2017.

____________________________________________________________________________

Diamanten bewerken

 
Een voor een dame opgemaakt portret in diamanten van Gustaaf V van Zweden aan het lint van de Serafijnenorde.

Het mogen dragen van een vorstelijk portret in een diamanten omlijsting is een bijzonder eerbewijs[1] van een vorst aan één van zijn onderdanen. Het wordt ook wel door familieleden van de vorst gedragen.

De gewoonte bestond in ieder geval in Rusland. Op verschillende portretten zijn hooggeplaatste bestuurders en militairen met een op een lint van de Orde van Sint-Andreas gemonteerd portret van de Tsaar afgebeeld. Aan het Pruisische hof werden op 31 augustus 1810 aan grootmeesteres Gravin v. Voß geb. von Pannwitz twee in diamanten gevat portretten van de Pruisische koning en koningin uitgereikt. Beide waren gemonteerd op het oranje lint van de Hoge Orde van de Zwarte Adelaar [2]. In Rusland droeg Aleksej Bestoezjev-Rjoemin in de vroege 18e eeuw het portret van Peter de Grote en Alexander Mikhailovich Gorchakov droeg een dergelijk in diamanten gevat portret aan het hemelsblauwe lint van de Orde van Sint-Andreas van tsaar Alexander II van Rusland[3].

De Franse koning Lodewijk XVI gaf zijn portret, omringd door 408 diamanten, in 1784 uit dankbaarheid aan de Amerikaan Benjamin Franklin, die destijds als diplomaat in Frankrijk was. [4]

In Turkije was het mogen dragen van het portret van de regerende sultan een eerbewijs die aan de hoogste functionarissen en aan de vazallen van de sultan werd gegund. Zo zien we de Servische vorst Miloš Obrenović nog met het portret van de sultan aan een rood lint om de hals.[5]

In Nederland en België werden dergelijke portretten niet als onderscheiding gedragen.

Het gebruik is bij heren uitgestorven, maar Britse prinsessen dragen nog kleine op ivoor geschilderde en met diamanten versierde portretten van de monarchen als Koninklijke Familieorde aan een lint op de linkerschouder. Hier is het portret een ordeteken al heeft de orde geen statuten of graden.

Ook in Zweden[6], Denemarken [7] en Noorwegen[8] worden dergelijke portretten gedragen. De Deense, Noorse en Zweedse prinsessen dragen het portret van de regerende koning of koningin steeds aan het lint van een ridderorde.

Afbeeldingen bewerken

Categorie:Onderscheiding



Willem Frederik Versteeg
 
Willem Frederik Versteeg
Geboren 1824
Overleden 15 november 1913
Amsterdam
Land/zijde   Nederland
Onderdeel Indische leger
Dienstjaren 24
Rang Luitenant-kolonel
Eenheid genie
Slagen/oorlogen eerste expeditie naar Boni
Onderscheidingen onder meer Ridder in de Militaire Willemsorde vierde klasse, Officier in de Orde van Oranje-Nassau, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en Officier in de Orde van de Eikenkroon
Portaal      KNIL

Willem Frederik Versteeg (1824 - Amsterdam, 15 november 1913) was een Nederlands luitenant-kolonel der genie van het Indische leger en Ridder in de Militaire Willems-Orde.

Loopbaan bewerken

Vroege loopbaan bewerken

 
Charge van de cavalerie bij Boni.

Versteeg doorliep de Koninklijke Militaire Academie en werd in juli 1844 benoemd tot tweede luitenant der genie bij het korps der genie en sappeurs in Indië. Hij werd in september 1848 benoemd tot adjudant bij de directeur der genie en inspecteur der sappeurs.[1] In juni 1849 werd hij bevorderd tot eerste luitenant bij de staf der genie, met de bepaling dat hij in eerder genoemde functie gehandhaafd zou blijven. Op zijn verzoek werd hij in februari 1851 eervol ontslagen uit deze functie en in september 1853 bevorderd tot kapitein. Hij was toen woonachtig te Soerabaja en verhuisde het jaar daarop naar Batavia, waar hij benoemd was tot chef van het topografisch bureau en der militaire verkenningen der geniedirectie. Toen kapitein-luitenant-ter-zee baron P. Melvill van Carnbée in 1857 overleed was men bang dat zijn werk, de atlas van Nederlands-Indië, onvoltooid zou blijven. De regering verlangde echter voortzetting van het werk en stelde, onder dezelfde voorwaarden als indertijd afgesproken met Melvill van Carnbée, Versteeg aan om het werk verder voort te zetten.[2] Dit werk (een groot aantal delen) verscheen later bij Gualth. Kolff. te Leiden. Datzelfde jaar werd hij ook benoemd tot besturend lid van de Natuurkundige Vereniging in Nederlands-Indië en in november 1858 benoemd tot lid van het Bataafs Genootschap van Kunsten en Wetenschap.

Versteeg nam in 1859 deel aan de eerste expeditie naar Boni als chef van de sappeurs, met onder zijn bevelen onder meer eerste luitenant J.P. Ermeling en Heijmans en tweede luitenants Carlier en Van der Eb.[3] Het bevel van deze expeditie was opgedragen aan generaal-majoor Steinmetz met als tweede commandant kolonel Walseson; de artillerie werd gecommandeerd door R.J. Kellerman. Versteeg werd bij Koninklijk Besluit van 2 juni 1860 nummer 69 benoemd tot Ridder in de Militaire Willems-Orde voor zijn verrichtingen tijdens de eerste expeditie naar Boni in 1859. Dat was tot beloning van diegenen die zich bij de eerste en tweede expeditie naar Boni of bij een daarvan hebben onderscheiden.[4] De Koning betuigde in het algemeen zijn goedkeuring aan de tot de genoemde expedities behoord hebbende schepelingen en militairen van de zee- en landmacht in Nederlands-Indië en toonde zijn tevredenheid voor hun bij die gelegenheid betoonde moed, trouw en volharding, met de bepaling dat daarvan bij afzonderlijke dagorders zowel in Nederland als in Indië melding zou worden gemaakt.[5]

Latere loopbaan bewerken

 
Willem Frederik Versteeg op latere leeftijd

In oktober 1860 werd Versteeg benoemd tot thesaurier der Natuurkundige Vereniging in Nederlands-Indië en in juli 1861 benoemd tot officier in de Orde van de Eikenkroon. Datzelfde jaar keurde het gouvernement de uitgave goed van de vier laatste kaarten van de Atlas van Nederlands-Indië; deze atlas bevatte 60 kaarten, waarvan 25 door baron P. Melvill van Carnbée en 55 door Versteeg waren samengesteld.[6] in april 1861 maakte Versteeg deel uit van een technische commissie van de Nederlands-Indische Maatschappij van Nijverheid en Landbouw tot de bouw van een gebouw dat bestemd was voor het houden van vergaderingen, de huisvesting van een bibliotheek en het museum van de Maatschappij.[7] Het Leids Penningkabinet ontving van Versteeg een exemplaar van de Ruit van Bonjol.[8] Hij werd in maart 1864 bevorderd tot majoor met de bepaling dat hij als zodanig à la suite van zijn wapen zou worden gevoerd.[9] Dat jaar had hij samen met D. Maarschalk verder zitting in de commissie (Werktuigen en Gereedschappen) van de Maatschappij der Landbouw en Nijverheid, die een tentoonstelling voor het jaar 1865 (16 oktober) voorbereidde. In juli 1866 kreeg Versteeg een tweejarig verlof naar Nederland, waarheen hij vertrok per Zr. Ms. Jupiter en in november aankwam. Hij kreeg van de Koninklijke Natuurkundige Vereniging in Nederlands-Indië datzelfde jaar een rijk gemonteerde zilveren inktkoker uit erkentelijkheid voor de vele diensten gedurende een reeks van jaren door hem als secretaris van die vereniging bewezen.[10]

In januari 1867 werd Versteeg benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en in dezelfde maand benoemd tot lid van het Koninklijk Instituut voor de Taal- Land- en Volkenkunde van Nederlands-Indië; Versteeg was toen woonachtig te Arnhem. Met ingang van 1 juli 1868 verkreeg Versteeg op zijn verzoek eervol ontslag uit de militaire dienst onder toekenning van pensioen.[11] Met ingang van 17 juni 1868 werd hij in mei 1869 alsnog bevorderd tot luitenant-kolonel bij zijn wapen met intrekking van de hem bij Koninklijk Besluit van 26 juni 1868 nummer 45 verleende titulatuur van die rang.[12] In 1870 maakte hij als lid van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering van Nijverheid deel uit van het organiserend comité van de nijverheidstentoonstelling van dat jaar.[13] Op 19 december 1872 hield Versteeg een lezing voor eerder genoemde maatschappij over de verschillende takken der industrie die in de Oost-Indische bezittingen met voordeel ontwikkeld zouden kunnen worden. Hij besprak onder meer de kolenwinning, de marmergroeven en de mineraalbronnen. Daarbij legde hij de nadruk op de winning van jodium.[14] In juni 1873 werd Versteeg gekozen tot lid van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, dat toen onder voorzitterschap stond van professor P.J. Veth (medebestuurslid was Chr. Buys Ballot). Als opvolger van Veth was hij gedurende tien jaar voorzitter van het Aardrijkskundig Genootschap; na zijn aftreden werd hij benoemd tot erelid. Ook was hij in 1873 lid van de beoordelingscommissie van de Hollandse Maatschappij van Landbouw.[15] In 1875 werd hij door de Franse minister van openbaar onderwijs, erediensten en schone kunsten benoemd tot officier d'instruction publique.[16] Versteeg was verder nog lid van verschillende aardrijkskundige genootschappen in het buitenland. Van 1881 tot 1893 was hij president der Commissie van keuring van de goederen voor het Koloniaal Etablissement te Amsterdam.[17]

Versteeg overleed in 1913 op de leeftijd van 87 jaar. Hij werd begraven op de Oosterbegraafplaats in aanwezigheid van twee bestuursleden van het Nederlands Aardrijkskundig Genootschap en enige vrienden, waaronder generaal-majoor A.N.J. Fabius. Zijn zoon, overste der genie W.G.L. Versteeg, dankte voor de getoonde belangstelling.[18] Versteeg was Ridder in de Militaire Willems-Orde en Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, Officier in de Orde van de Eikenkroon en in de Orde van Oranje-Nassau. Verder was hij begiftigd met enige hoge buitenlandse decoraties, waaronder die van het Legioen van Eer.

Biografie (selectie) bewerken

  • 1862. Algemene Atlas voor Nederlands-Indië. Uit officiële bronnen en met goedkeuring van het gouvernement samengesteld door P. Melvill baron van Carnbée, ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en van het Legioen van Eer, kapitein-luitenant ter zee en secretaris der commissie ter verbetering der Indische zeekaarten te Batavia en W.F. Versteeg, ridder der Militaire Willems-Orde, kapitein der genie, chef van het Topografisch Bureau. Te Batavia bij Van Haren Noman en Kolff (1853-1862).
  • 1872. W.F. Versteeg. Het ombilienkolenveld in de Padangse Bovenlanden. Tijdschrift der Nederlandse Maatschappij ter bevordering van Nijverheid.
  • 1974. W.F. Versteeg. Francis Garnier. Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap.
  • 1875. W.F. Versteeg. Wetenschappelijke expeditie naar Midden Sumatra. Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap.


Categorie:Militair in het KNIL Categorie:Ridder in de Militaire Willems-Orde Categorie:Persoon in Nederlands-Indië

Het Verenigd Koninkrijk heef een decoratiestelsel waarin meerdere ridderorden en een groot aantal andere onderscheidingen een rol spelen. Daarbij spelen ook eretitels en opname in de adelstand een rol. De meeste orden worden door de regering van het Verenigd Koninkrijk uitgereikt maar de Britse koning(in) mag naar eigen inzicht personen benoemen in de Orde van de Kousenband en de Orde van de Distel. Die laatste orde is van origine Schots en komt in het Verenigd Koninkrijk in rang na de kousenband maar in Schotland daar juist vóór. Schotland heeft geen eigen ridderorden. De koning{in} beschikt ook over een huisorde, de Koninklijke Orde van Victoria. De orden zijn vaak gereserveerd voor een bepaalde groep verdienstelijke personen. De Orde van het Bad kent een militaire divisie die voor(hoge) militairen is gereserveerd en een civiele divisie voor(hoge) ambtenaren. De Orde van Sint-Michael en Sint-George is vooral het domein van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de diplomatieke dienst. De Orde van het Britse Rijk is de jongste Britse ridderorde en ook de orde van de Britse democratie; in de lagere graden kunnen alle verdienstelijke Britten worden benoemd. Aan deze orde is ook een medaille verbonden. De orde is vergelijkbaar met de Nederlandse Orde van Oranje- Nassau of de Belgische Kroonorde. Op de officiële verjaardag van de koning(in) in juni en op nieuwjaarsdag wordt in het Verenigd Koninkrijk een “[[[lintjesregen]]” , de “Honours list”, bekend gemaakt. Aftredende premiers hebben het recht zelf een reeks onderscheidingen toe te kennen. Zij verlenen desgewenst ook adellijke titels. De begunstigden zijn vaak politieke vrienden van de aftredende premier. Deze lijsten zijn soms omstreden terwijl de zorgvuldig opgemaakte lijsten van de regering dat niet zijn. Voordrachten voor onderscheidingen worden behandeld door het Honours and Appointments Secretariat, een deel van het Cabinet Office. https://www.gov.uk/honours

De Britse regering beoordeeld de voordrachten, die van iedereen kunnen komen, op deze punten:

  • Heeft de voorgedragen persoon een bijzondere prestatie geleverd in de maatschappij.
  • Heeft de voorgedragen persoon zich ingezet voor het Verenigd Koninkrijk en heeft hij of zij zich ingezet om het land te helpen.

De regering merkt op dat de gedecoreerden meestal opvielen omdat zij het leven van anderen verbeterden of uit hebben geblinkt in wat zij deden. Voordrachten voor moedige daden van burgers worden aan de hand van bijzondere criteria getoetst. Het moet gaan om burgers die het leven van iemand die geen vriend of familielid was hebben willen redden. De autoriteiten kijken naar het risico, de mate waarin de voorgedragen persoon zich daarvan bewust was en diens doorzettingsvermogen. https://www.gov.uk/honours Het beoordelen van een voordracht duurt een tot anderhalf jaar. De verschillende ministeries onderzoeken de voorgedragen persoon en ook de belastingdienst (HM Revenue and Customs.) kan daarbij worden betrokken. Britten in het Buitenland en vreemdelingen kunnen worden onderscheiden. Die laatsten krijgen dan vaak een honoraire benoeming. Over deze twee categorieën voordrachten gaat de “Royal, Ceremonial and Honours Unit” van het Foreign and Commonwealth Office. Een “honours committee”beorrdeelt welke onderscheiding passend is. Een onderscheiding, en ook een knighthood, kan worden ontnomen wanneer een decorandus de reputatie van de ridderorden en onderscheidingen heeft geschaad. Dit wordt een “‘forfeiture” genoemd. Een gevangenisstraf van meer dan drie maanden of geschrapt worden uit een register van bijvoorbeeld artsen of accountants geldt als oneervol. Ook in andere gevallen kan de regering de Honours Forfeiture Committee vragen om advies. Een besluit wordt aan de koning(in) voorgelegd die het laatste woord heeft.

Veel toegekende orden en onderscheidingen bewerken

  • Companion of Honour

Een langdurige en grote bijdrage aan kunst, wetenschap, geneeskunde of landsbestuur..

  • Knight/Dame

De dragers van de hoogste orden en de twee hoogste graden in de ridderorden worden in de adelstand opgenomen en mogen zich “Sir”of Dame”noemen. Hier gaat het meestal om verdienste op landelijk niveau. Bijzonder is de benoeming van vrouwelijke rechters tot Dame Grootkruis of Dame Commandeur. Een vrouw kan niet tot ridder worden geslagen, daarom krijgt zij wanneer dat gepast is een onderscheiding waaraan adeldom is verbonden. Een heer kan voor zijn verdiensten worden geridderd. Hij is dan een Knight Bachelor. Een man die een hoge onderscheiding krijgt en op basis daarvan geridderd wordt is een Knight Companion, een Knight Grand Cross of een Knight Commander.

  • Commander of the Order of the British Empire (CBE)

Deze onderscheiding wordt voor een kleinere maar nationale rol toegekend. Ook een grote rol in een regio of een bijzondere innovatieve bijdrage op een bepaald gebied doet iemand hiervoor in aanmerking komen.

  • Officer of the Order of the British Empire (OBE)

Deze onderscheiding wordt voor een grote regionale rol toegekend. Ook nationale bekendheid vanwege iemands werk doet iemand hiervoor in aanmerking komen.

  • Member of the Order of the British Empire (MBE)

Deze veel toegekende onderscheiding wordt voor significante prestaties of uitstekend werk voor de gemeenschap toegekend. Ook iemand die problemen in de maatschappij “hands-on’” aanpakt komt voor dit kruisje in aanmerking.

  • De British Empire Medal (BEM)

Net als de Eremedailles verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau werd ook de medaille niet langer op zijn plaats geacht. Het Verenigd Koninkrijk was in de ogen van de regering veel minder een standenmaatschapij geworden. Toch werd de medaille in 2012 weer ingevoerd. Zij is nu speciaal voor kort durende, maar intensieve, locale verdiensten gedacht. Het optreden van de decorandus moet een groot resultaat hebben afgeworpen. Met “kort”word teen periode van drie of vier jaar bedoeld. ,

  • De Overseas Territories Police Medal en de Overseas Territories Fire Service Medal

Het Verenigd Koninkrijk bezit nog steeds territoria overzee. De politie en brandweer aldaar kunnen met deze medailles worden onderscheiden.

  • De Royal Victorian Order (RVO)

De vorst of vorstin onderscheidt met deze orde haar familieleden, haar huishouding, personen die haar persoonlijk verdienstelijk hebben gediend. Ook leden van de hofhouding en ambassadeurs komen in aanmerking.

  • Het George Cross

Deze zeer exclusieve onderscheiding wordt voor heldenmoed en dappereheid (“For acts of heroism and courage”) onder extreme omstandigheden toegekend. Het is op het voor militairen gereserveerde Victoria Cross na de hoogste Britse onderscheiding.

  • De George Medal

Deze medaille wordt voor daden die getuigen van grote moed (“acts of great bravery”) toegekend.. De Queen’s Gallantry Medal Deze medaille wordt voor bijzondere daden die getuigen van moed (“special acts of bravery.”) toegekend..

  • De Queen’s Commendation for Bravery en The Queen’s Commendation for Bravery in the Air

Een onderscheiding voor wie zijn of haar leven heeft geriskeerd.[1]

Bulgarije bewerken

 
Tweemaal het Kruis van de orde. Eenmaal de IVe Klasse aan het lint van de Orde voor Dapperheid met op de armen van het kruis de lauwerkrans, eenmaal de Ve Klasse in de normale uitvoering.
 
De stichter, Tsaar Ferdinand, met het kruis van de orde

De Bulgaarse Orde voor Militaire Verdienste (Bulgaars: Орден "За Военна заслуга") werd op 18 mei 1900[2] door vorst Ferdinand I van Bulgarije ingesteld. In de periode tot aan de val van de Bulgaarse monarchie had de orde vijf, later zes graden die min of meer overeenkomen met de gebruikelijke klassen van een Europese ridderorde. De Bulgaarse vorst, na 1908 koning of tsaar genoemd, was de grootmeester van de orde.

De orde werd, zonder onderscheid te maken tussen de rangen van de strijdkrachten, voor militaire verdienste en dappperheid in het gevecht toegekend. Ook vreemdelingen kwamen voor deze onderscheiding in aanmerking. De orde werd ook in vredestijd toegekend.

Het versiersel van de orde kreeg hetzelfde model als het kruis van de oudere Bulgaarse Orde van Burgerlijke Verdienste waarvan het de militaire evenknie was.[3]

Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Bulgarije een bondgenoot van Duitsland, Turkije en Oostenrijk-Hongarije. Tijdens de Tweede Wereldoorlog koos Bulgarije wederom de zijde van Duitsland. Ook Duitse en Oostenrijkse militairen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog met de Bulgaarse Militaire Orde van Verdienste onderscheiden voor hun aandeel in de bezetting van de aan Bulgarije toegekend bezettingszones in Griekenland en in Joegoslavië. In september 1944, na de Bulgaarse capitulatie voor de naderende troepen van de Sovjet-Unie, de staatsgreep van 9 september 1944 en het wisselen van het bondgenootschap, werd het uiterlijk van het kruis in twee opzichten veranderd. In het vervolg werd het koninklijke monogram van het centrale medaillon vervangen door de nationale driekleur en het lint met de kleuren van de dynastie werd vervangen door dat van de Orde van Burgerlijke Verdienste. Na de machtsgreep van de communisten heeft de orde nog even bestaan, maar het nieuwe regime heeft de koninklijke orden uiteindelijk allemaal vervangen door socialistische orden. Na de val van de communistische dictatuur werd de orde weer in ere hersteld.

Nimmergut laat de orde tot 1944 bestaan maar elders heet het dat deze tot in de jaren '50 bestond.[4]

De herstelde Militaire Orde van Verdienste bewerken

 
De insignia van de drie klassen van de moderne orde.

Na de val van de communistische regering werd de Militaire Orde van Verdienste op 13 juni 2004 wederom ingesteld. De orde kreeg drie klassen en wordt door de president van Bulgarije toegekend.

De Militaire Orde van Verdienste wordt door de Republiek Bulgarije verleend voor "belangrijke militaire verdiensten, medewerking aan het bewaren van de vrede of aan humanitair werk en voor lange en trouwe dienst bij het bewaken van de nationale veiligheid".[5] De statuten van de orde zijn dus met de tijd meegegaan. Zij bieden de mogelijkheid om de orde te verlenen naar aanleiding van Bulgaarse deelname aan vredesoperaties en acties van de Verenigde Naties en andere internationale organisaties zoals de NAVO.

Er zijn drie klassen.

  • De Eerste Klasse draagt een verguld zilveren kruis aan een 90 millimeter breed rood lint over de rechterschouder. De Ie Klasse draagt ook een verguld zilveren plaque met daarop het kruis van de orde zonder de kroon. De diameter van deze plaque in 85 millimeter. De ring rond het medaillon is op het kruis en op de plaque groen. Deze graad komt protocolair overeen met die van Grootkruis.
  • De Tweede Klasse draagt hetzelfde kruis in zilver aan een lint om de hals. De ring rond het medaillon is wit. Deze graad komt protocolair overeen met die van Commandeur.
  • De Derde Klasse draagt hetzelfde kruis in brons aan een driehoekig rood lint met daarop een rozet op de linkerborst. De ring rond het medaillon is wit. Deze graad komt protocolair overeen met die van Officier of Ridder.

Net als bij de oude koninklijke Orde van Militaire Verdienste is het versiersel ook nu een rood geëmailleerd kruis van Pisa. De kroon boven het kruis is iets eenvoudiger uitgevoerd. De door Stair Sainty afgebeelde sterren ontberen de geëmailleerde stenen op de ring van de kroon. De fluwelen kap in de kroon is wel rood geëmailleerd.

Alle drie de kruisen zijn even groot en zij hebben een diameter van 70 millimeter. De uitvoering van het kruis werd ten opzichte van de oude orde iets gewijzigd; in het centrale medaillon op de voorzijde wordt een gekroonde gouden leeuw, maar zonder wapenschildje op de borst, afgebeeld. Dat wapenschild was immers met het wapen van de koning versierd.

Op de groene of witte ring rond het medaillon staat in gouden, zilveren of bronskleurige letters "За военна заслуга" oftewel "Voor militaire verdienste". In het medaillon op de keerzijde zijn de strepen van de Bulgaarse vlag diagonaal afgebeeld met op de ring de woorden "Република България" oftewel "Republiek Bulgarije". Opvallend genoeg is dit ereteken van een republiek nog steeds verhoogd met de oude tsarenkroon. Die kroon is nu het symbool van de soevereiniteit van Bulgarije.

Het lint waaraan de kruisen worden gedragen is nu bij alle drie de graden egaal donkerrood. Het lint toont geen Moirépatroon.[6]

De ster is een ruitvormige verguld-zilveren plaque met 28 gladde gestileerde stralen die uitgaan van het middelpunt. De ster is vlak en dus niet gewelfd zoals de ster en plaque van de eerdere koninklijke orde.

Graden en versierselen van de orde van vóór de communistische periode bewerken

Er zijn in de jaren tussen de instelling in 1900 en het opheffen van de orde door de communistische regering drie modellen geweest. Het eerste model tussen 1900 en 1908. het tweede model tussen 1908 en 1944 en het derde model na 1944.[7]

De kruisen van de lagere rangen zijn kleiner. Het emaille van de kruisen van de hogere graden ontbreekt op de armen van de Ve graad. Het kruis van de VIe Klasse is helemaal niet geëmailleerd. De kruisen van de hogere graden zijn van verguld zilver maar die van de Ve en VIe Klasse zijn van verzilverd metaal.

  • De Ie Klasse droeg op de heup een grootkruis, een rood-geëmailleerd kruis met kroon, aan een breed lint over de schouder. Daar hoorde een ster die op de linkerborst werd gedragen bij. Deze graad werd in 1933 ingesteld. Voor deze hoge onderscheiding kwamen alleen hoge militairen en bestuurders in aanmerking.
  • De IIe Klasse bestond uit grootofficieren, die een 63 millimeter hoog rood-geëmailleerd kruis met kroon aan een lint om de hals droegen. Dit kruis werd alleen aan generaals toegekend. De IIe Klasse droeg op de borst ook een plaque. Op deze ruit- of rhombusvormige ster werd het kruis van de orde, zonder de kroon, gelegd. Er zijn foto's waarop generaals zowel de ster van de Ie Klasse als de plaque dragen. Wanneer de onderscheiding voor moed werd toegekend werd op het kruis werd een lauwerkrans gelegd. Het kruis werd in zo'n geval aan het lint van de Militaire Orde voor Dapperheid in de Oorlog gedragen.
  • De IIIe Klasse bestond uit commandeurs, die een 54 tot 63 millimeter hoog rood-geëmailleerd kruis met daarboven een kroon aan een lint om de hals droegen. Voor deze graad kwamen ook kolonels en luitenants-kolonel in aanmerking. Wanneer de onderscheiding voor moed werd toegekend werd op het kruis werd een lauwerkrans gelegd. Het kruis werd in zo'n geval aan het lint van de Militaire Orde voor Dapperheid in de Oorlog gedragen.
  • De IVe Klasse bestond uit officieren, die een rood-geëmailleerd kruis droegen met kroon aan een lint met rozet op de linkerborst. Het kruis van de IVe Klasse is 48 tot 54 millimeter hoog. Wanneer de onderscheiding voor moed werd toegekend verviel de rozet maar op het kruis werd dan een lauwerkrans gelegd. Het kruis werd in zo'n geval aan het lint van de Militaire Orde voor Dapperheid in de Oorlog gedragen. Voor dit kruis kwamen hogere officieren en compagniescommandanten zoals majoors, kapiteins en stafofficieren in aanmerking
  • De Ve Klasse bestond uit ridders, die een rood-geëmailleerd verzilverd metalen kruis met of zonder kroon droegen aan een lint op de linkerborst. Het kruis van de Ve Klasse is 48 tot 54 millimeter hoog. Wanneer de Ve Klasse voor moed werd toegekend werd op het kruis een lauwerkrans gelegd. Ook hier werd een voor moed toegekend kruis aan het lint van de Militaire Orde voor Dapperheid in de Oorlog gedragen. De Ve Klasse werd uitgereikt aan kapiteins, luitenants, onderofficieren en vrijwilligers die in de Servisch-Bulgaarse Oorlog, de twee Balkanoorlogen, de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog dienden.
  • De VIe Klasse droeg een verzilverd, niet geëmailleerd metalen kruis met of zonder kroon aan een lint op de linkerborst. Het medaillon en de ring zijn niet geëmailleerd. Het kruis van de VIe Klasse is 48 tot 54 millimeter hoog. Wanneer de VIe Klasse voor moed werd toegekend werd op het kruis een lauwerkrans gelegd. Ook hier werd een voor moed toegekend kruis aan het lint van de Militaire Orde voor Dapperheid in de Oorlog gedragen. De VIe Klasse werd uitgereikt aan onderofficieren en vrijwilligers die in de Servisch-Bulgaarse Oorlog, de twee Balkanoorlogen, de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog dienden.

Het kruis van deze orde werd ook als miniatuur aan een lintje of kettinkje op het revers van een rokkostuum gedragen.[8]

Het kruis van de orde in de periode tot ongeveer 1950 bewerken

Het juweel of kleinood van de orde was een rood geëmailleerd kruis van Pisa waarop een rood medaillon met tot 1944 het monogram van de stichter, vorst Ferdinand, was gelegd. Op de in vredestijd groene ring daaromheen is het motto van de orde geschreven. In oorlogstijd was de ring wit met zwarte letters. Op de keerzijde werd tot 1944 in het medaillon een leeuw met op de borst het koninklijke wapenschild afgebeeld en daar staat op de ring ook het jaartal "1891". Tussen de armen van het kruis zijn zwaarden gemonteerd.
Boven het kruis is bij de hogere graden als verhoging een hoekige Bulgaarse tsarenkroon, aangebracht. Er werden ook kruisen zonder de kroon verleend. De kroon is van verguld of verzilverd metaal en is met een bewegelijke schakel aan het kruis bevestigd.
De ring rond het monogram is bij de grootkruisen steeds wit en bij de andere graden groen of wit. Bij de VIe klasse is de ring niet geëmailleerd.

 
Medaillons zoals deze in vredestijd werden aangebracht op de kruisen van de hogere klassen.

De 1e Klasse werd aan een breed grootlint over de rechterschouder gedragen. Daar hoorde dan een achtpuntige zilveren ster bij. Het kruis was daar, zonder de kroon, op gelegd. De grootkruisen werden altijd aan een geel lint met een brede zwart-witte bies gedragen. Geel, wit en zwart zijn de heraldische kleuren van het Huis Saksen-Coburg en Gotha.

De kruisen van de orde werden in 1944 veranderd. Op de voorzijde werd nu de Bulgaarse driekleur aangebracht. Het lint werd dat van de Burgerlijke Orde van Verdienste en het monogram van de koning verdween van de kruisen. De orde werd door de republiek Bulgarije na enige tijd helemaal afgeschaft.

Als materialen voor de kruisen worden goud, zilver, verguld zilver, verguld brons[9] en verguld of verzilverd bont- en witmetaal genoemd. In de Eerste Wereldoorlog werd, naarmate de Centralen meer in het nauw werden gedrongen, meer en meer oorlogsmetaal zoals zink of Berlijns zilver gebruikt. Anderzijds zijn er ook de kostbare verierselen "met briljanten" waar puur goud en zilver werd gebruikt en het kruis met kleine briljanten werd versierd.[10]

De ster en de plaque bewerken

Bij de versierselen van de Ie Klasse hoort een grote achtpuntige ster. Het kruis van de orde is, zonder kroon, op deze ster gelegd. Bij het 1e model van de ster, dat van 1900 tot 1918 werd gebruikt zijn de diagonale stralen van verguld zilver. Een dergelijke ster uit het atelier van Johann Schwerdtner in Wenen is 95 x 95 millimeter groot en weegt 1297 gram. De ster werd met een naald aan het uniform vastgemaakt en is sterk gewelfd.[11]

De ruit- of rhobusvormige plaque van de IIe Klasse is samengesteld uit zilveren stralen. Het kruis van de orde is, zonder kroon, op deze plaque gelegd. Een dergelijke ster uit het atelier van Johann Schwerdtner in Wenen werd van verzilverd wit metaal en verguld bont metaal vervaardigd.[12]

In de jaren 1900 - 1918 werden iets grotere sterren uitgereikt dan in de periode daarna.

De uitvoeringen in oorlogstijd bewerken

 
Medaillons van de kruisen van de orde zoals die tot 1944 in oorlogstijd werden verleend. Het medaillon met het monogram is de voorzijde.

De versierselen werden tijdens een oorlog in een andere uitvoering uitgereikt. Na 1916 werd in oorlogstijd een groen geëmailleerde lauwerkrans op het kruis gelegd. Daarin werd het voorbeeld van Oostenrijkse orden nagevolgd. De ring rond het medaillon was in oorlogstijd wit. Het kruis was altijd, in tijden van oorlog èn vrede, versierd met de twee gekruisde en geheel vergulde of geheel zilveren zwaarden.

Als oorlogsdecoratie werd de orde met een op de armen van het kruis gelegde krans van lauweren en eikenblad toegekend. Een dergelijke krans vindt men ook op de kruisen van de Oostenrijks-Hongaarse orden.

Het driehoekige lint was geel met brede zwarte strepen en witte biezen. Wanneer de onderscheiding voor moed werd toegekend werd het kruis aan het helblauwe lint met de zilveren biesen van de Militaire Orde voor Dapperheid in de Oorlog gedragen. De grootkruisen werden altijd aan een geel lint met een brede zwart-witte bies gedragen. Geel, wit en zwart zijn de heraldische kleuren van het Huis Saksen-Coburg en Gotha.

Insignia bewerken

Externe link bewerken

Literatuur bewerken

  • Guy Stair Sainty en Rafal Heydel-Mankoo, World Orders of Knighthood and Merit (ISBN 0971196672) 2006.
  • Prince Dimitri Romanoff - THE ORDERS, MEDALS AND HISTORY OF THE KINGDOM OF BULGARIA, Rungsted Kyst 1982
  • Prof. Petko Pavlov - BULGARIAN ORDERS, MEDALS AND DECORATIONS, Sofia 2002

Militaire Verdienste




================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================================ bewerken

Winnaars van de Internationale Lenin-Vredesprijs bewerken

Zeven winnaars ontvingen wat nu de Internationale Lenin-Vredesprijs heette. Na hen volgden kunstenaars, wetenschappers en meerdere politieke leiders.[1].

Laureaten bewerken

Winnaars van de Internationale Stalin-Vredesprijs bewerken

De eerste zeven winnaars werden in 1951 bekendgemaakt[2].

Winnaars van de Internationale Lenin-Vredesprijs bewerken

Zeven winnaars ontvingen in het eerste jaar wat nu de Internationale Lenin-Vredesprijs heette. Na hen volgden kunstenaars, wetenschappers, aanhangers van de door de communisten sterk beïnvloede internationale vredesbeweging en meerdere politieke leiders. In de jaren na de destalinisatie veranderde, behalve de datum waarop de winnaars bekend werden gemaakt, de praktijk van de toekenning niet. Onder de winnaars waren ook de Sovjetleiders Nikita Chroetsjov en Leonid Brezjnev.[4]

 
Voor- en keerzijde van de Lenin-Vredesprijs van de Sovjet-Unie 1955 - 1991



xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

Sint Jacob bewerken

De Souvereine Orde van St. Jacob in Holland is een Nederlandse stichting die stelt de voortzetting te zijn van een in 1290 of 1279 door graaf Floris V van Holland gestichte Orde van Sint Jacob. Deze grafelijke Orde van St. Jacob zou als een ridderorde met dertien leden zijn ingesteld.

De veronderstelde stichtingsdatum zou de orde veel ouder maken dan de rond 1348 ingestelde Orde van de Kousenband of de Bourgondische Orde van het Gulden Vlies uit 1430.

De claim dat Floris V een dergelijke orde heeft gesticht en de bewering dat deze orde eeuwenlang bleef voortbestaan is onbewezen en omstreden. De schrijver P.J. d'Artillac Brill Sr. noemt de orde wèl en gaat in op ontstaan en organisatie.[1] P.J. d'Artillac Brill Sr. spreekt van een in 1290 gestichte orde. Jan Albertus van Zelm van Eldik vermeldt in zijn standaardwerk Moed en deugd de eerste vindplaatsen in de literatuur en de latere pennestrijd tussen sceptici en mensen die wèl in het bestaan van een Orde van Sint Jacob aan het hof van Floris V geloofden. De schrijver spreekt zelf geen oordeel uit.[2]

De oudste vermelding van de orde is te vinden in de Croniek van Zeeland van Jan Janssen Reigersberg die in 1551 in Antwerpen verscheen. Daarna is er een vermelding van de stichting van de orde door Christophorus Butkens in de Annales généalogiques de la maison de Lynden uit 1626. Butkens noemt bronnen maar is daarover niet duidelijk genoeg om iedereen te overtuigen. Een stichtingsakte ontbreekt. De laatste graven van Holland hebben de Orde van Sint Jacob voorzover bekend niet gedragen of verleend. Tijdens de regering van de Bourgondische Hertogen en de Habsburgers is alleen sprake van een niet meer bestaande historische Hollandse ridderorde. Van een functionerende orde is ook in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden nergens sprake. Op oude portretten wordt nergens een versiersel van de orde gedragen.

Een Orde van Sint Jacob in de 21e eeuw bewerken

Een Nederlands gezelschap stelt dat de Orde van Sint Jacob altijd "onopgemerkt [bleef] voortbestaan" in een kring van "katholieke geestelijken". De leden onderhouden een eigen website en komen, getooid met versierselen waaronder een keten met schelpen, bijeen. Men noemt zich "Souvereine Orde van St. Jacob in Holland". De orde bestaat uit een "Grootmeester, Grootcommandeur-Kanselier, Commandeur, Ridders, Eredames, Zusters en Broeders".[1]

Op de eigen website benadrukt de orde een eeuwenoude continuïteit. Toch is ook sprake van een "Orde van St. Jacob die heropgericht is in de negentiende eeuw". De Souvereine Orde van St. Jacob in Holland "werkt vanuit dezelfde doelstellingen" als een veronderstelde oudere Orde van Sint Jacob. Het gebruik van de term "Souverein" wordt door de orde niet onderbouwd. Anders dan de Soevereine Militaire Hospitaal Orde van Sint Jan van Jeruzalem, van Rhodos en van Malta is de Orde van Sint Jacob nooit ergens souverein geweest. De Orde van Sint Jacob is geen soeverein orgaan volgens internationaal recht. Ook van een wettelijk erkende status zoals die van de Johanniter Orde in Nederland en de Ridderlijke Duitsche Orde, Balije van Utrecht is geen sprake.

De leden delen de basisbeginselen van het christendom en de moderne orde heeft een oecumenisch karakter. Als rechtsvorm werd gekozen voor de stichting naar Nederlands recht die de naam "Stichting Souvereine Orde van St. Jacob in Holland" kreeg. Het bestuur is in handen van een kapittel. Volgens de na het afsluiten van het jaar 2013 opgemaakte balans zijn de inkomsten en activiteiten van de nog jonge orde bescheiden van omvang; de donaties (inkomsten) bedroegen iets minder dan 2000 Euro waarvan 200 Euro werd weggeschonken.

In het Museum Oud Rijnsburg in Rijnsburg is een vitrine gewijd aan Floris V en informatie over de geschiedenis van de Souvereine Orde van Sint Jacob in Holland.

Doelstellingen bewerken

De orde heeft de volgende doelstellingen:

  • Het aanvaarden van de ridderlijke belofte.
  • Het onderhouden van een goede reputatie.
  • Het handhaven van de plichten ten opzichte van het land en de leefgemeenschap.
  • Het onderhouden van Broederschap en ridderlijke zorg voor de naaste.
  • De bescherming van de pelgrims, zo ook de opvang en de verzorging.
  • Zorg voor de zwakken in de maatschappij, hulpverlenen naar vermogen.
  • Steun aan de kerk vanuit het geloof in een Almachtige Schepper.
  • Het handhaven en onderhouden van de Orde zonder persoonlijk gewin.
  • De kennis en de waarde, welke Graaf Floris V van Holland voor Nederland heeft betekend in stand houden, te bevorderen en te verbreiden.

De orde stelt dat zij deze doelstellingen "met hulp van Devotieridders, Ereridders, Eredames, Broeders en zusters, die deel uitmaken van de Broederschap der Orde" wil verwezenlijken.

In het orderecht wordt het stichten van een orde tegenwoordig gezien als het prerogatief van souvereine vorsten en staten. Floris V van Holland was een leenman van de Duitse keizer maar er zijn meer algemeen erkende orden bekend die door de Duitse vorsten, graven en hertogen, zijn ingesteld. Wanneer de Orde van Sint Jacob in de middeleeuwen niet heeft bestaan is de huidige orde, bij gebrek aan een Fons honorum een zogenaamde pseudo-orde. Dat is ook het geval wanneer er geen continuïteit kan worden aangetoond.

Versierselen bewerken

De versierselen van de orde zijn geïnspireerd door de sint-Jacobsschelp, het insigne van de bedevaart naar Santiago de Compostella. De grootmeester draagt een keten met afwisselend een gouden schelp en een "H" die voor Holland staat. Aan deze keten wordt een ovaal medaillon gedragen met daarop een afbeelding van Sint-Jacobus de Meerdere. De andere versierselen en het Kruis van Verdienste van de orde zijn achtpuntige kruisen, zogenaamde kruisen van Malta met als verhoging een beugelkroon met een rode of blauwe voering. Tussen de vier armen zijn vier jacobsschelpen bevestigd. De kruisen worden aan een zwart lint gedragen. Sinds 2014 dragen de leden van deze orde ook een ordekleding in de vorm van een zwarte mantel met een op de linkerschouder een geborduurd wit maltezerkruis met in de vier armen de jacobsschelp. Een commandeur draagt ook een zilveren achtpuntige ster met een centraal blauw medaillon waarop het achtpuntige wit geëmailleerde kruis en de goudkleurige jacobsschelpen zijn gelegd.

Historisch onderzoek bewerken

Aan de orde is een Stichting Historisch Onderzoek ¨Hollant¨ verbonden. Deze stichting doet onderzoek naar de niet gedocumenteerde claim dat er ooit een door Floris V van Holland gestichte ridderorde met de naam "Orde van Sint Jacob" zou hebben bestaan. De stichting stelt dat zijn voornaamste doel is om "een bijdrage te leveren aan de geschiedenis van de Ridderlijke- en Ridderorden in Nederland". De stichting doet wetenschappelijk onderzoek naar de "oorsprong en continuïteit van historische Ridderorden, in het bijzonder de Souvereine Orde van St. Jacob in Holland, ingesteld door Graaf Floris V in 1279".

Documenten uit de 12e en 13e eeuw ontbreken en van modernere bronnen wordt op de website van de orde opgemerkt dat deze verloren zijn gegaan in de Tweede Wereldoorlog. De stichting heeft dan ook als doel de "verloren geraakte archiefstukken op te sporen waardoor dit archief kan worden hersteld".

De Stichting Historisch Onderzoek Hollant beheert het archief van de Souvereine Orde van St. Jacob in Holland en brengt sinds 2007 tenminste eenmaal per jaar een nieuwsbrief

Frans bewerken

Emmanuel d’Astier de la Vigerie (6 januari 1900Parijs12 juni 1969) was een Frans aristocraat, schrijver en politicus. In de Tweede Wereldoorlog was hij een belangrijk verzetsstrijder tegen de Duitsers en hij schreef het bekend geworden lied "Complainte du partisan".

Na de oorlog stond hij politiek eerst dicht bij de Franse communistische partij. Later werd hij een progressief gaullist.

Personalia bewerken

Heinrich Brandweiner (20 maart 1910 in Wenen22 april 1997 in Waidhofen an der Thaya)[2] was een Oostenrijks jurist en staatsrechtgeleerde. In december 1935 promoveerde hij tot Doktor Juris. [3] Hij werd Lid van de NSDAP onder nummer 6 236 254 en was in de Tweede Wereldoorlog als rechter in dienst van het Duitse leger.

In 1952, op het hoogtepunt van de Koude Oorlog raakte Dr. Heinrich Brandweiner die inmiddels als privé-docent[4] en bijzonder hoogleraar voor kerken- en volkerenrecht aan de Universiteit van Graz was benoemd in moeilijkheden. Hij zette zich in voor de onder communistische invloed staande österreichischen Friedensrat. Hij bezocht als leider van de Oostenrijkse delegatie het tweede Werelvredescongres in Warschau. Dat congres trok indertijd veel aandacht en werd door onder andere Frédéric Joliot-Curie, Pietro Nenni, Yves Farge, John Desmond Bemal, Pablo Neruda, Thomas Mann, Anna Seghers, Arnold Zweig, Leopold Infeld en Pablo Picasso bezocht. Heinrich Brandweiner werd daar tot lid van de Wereldvredesraad gekozen.[5]

Naar aanleiding van beschuldigingen over ernstige misdaden tegen het volkerenrecht vormde de Internationale Vereinigung Demokratischer Juristen een onderzoekscommissie met Dr. Brandweiner als voorzitter en als leden Luigi Cavalieri, advocaat bij het hooggerechtshof in Rome (hij was vice-voorzitter); Jack Gaster, advocaat in Londen; Marc Jacquier, advocaat bij het Hof van Beroep in Parijs; Ko Po Nien, directeur van een onderzoeksafdeling van het Volksinstituut voor Buitenlandse Aangelegenheden in Peking; Marie-Louise Moerens, advocate in Brussel; Letelba Rodriguez de Britto, advocaat in Rio de Janeiro en Sofia Wasilkowska, rechter in het Hooggerechtshof in Warschau. De leden deden onderzoek naar vermeende aanvallen met met insecten geladen bommen. De dieren zouden door de Amerikanen met gevaarlijke ziekten zoals de door vlooien verspreide pest zijn besmet. Een dergelijke bacteriologische oorlogsvoering zou een oorlogsmisdaad zijn geweest.

Dr. Brandweiner benadrukte dat "de leden van zijn commissie geen gezamenlijke politieke of religieuze overtuiging deelden" en dat "onder de leden communisten en niet-communisten waren". De commissie bezocht Noord-Korea tussen 3 en 18 maart 1952. Alle kosten werden betaald. De leden waren geen deskundigen op het gebied van munitie of bacteriologische oorlogsvoering en over de juistheid van hun waarnemingen werd dan ook openlijk getwijfeld. In de communistische wereld en in communistische kranten in Europa kreeg hun rapport, ze hadden met eigen ogen lege containers en verdachte insecten gezien, wèl krediet. Omdat de waarnemingen van de commissie moeilijk te controleren of te weerleggen was speelden de Oostenrijkse kranten op de man. Met krantenkoppen als Die Pestfloh-Jäger sind blamiert. Kommunazi Brandweiner bleibt alle Beweise schuldig, Flohzirkus, 'Pestforscher' Brandweiner vom Dienst suspendiert en spotprenten werd de teruggekeerde hoogleraar belachelijk gemaakt. De universiteit van Graz schorste hem enige tijd en de Oostenrijkse regering en de universitaire bestuurders hebben de hen onwelgevallige academicus daarna nog jarenlang tegengewerkt. Het lukte hen echter niet om hem te ontslaan.

De communisten en de sterk onder communistische invloed staande Wereldvredesraad namen het voor de in het nauw gebrachte Dr. Brandweiner op. De behoudende pers speelde Brandweiners leugens over zijn lidmaatschap van de Nazi-partij breed uit. Voor de communisten was Dr. Brandweiner als oud-nazi een penibele bondgenoot.

Dr. Brandweiner werd in 1958 door de Sovjet Unie geëerd met de Internationale Lenin-Vredesprijs voor de Consolidatie van de Vrede tussen de Volkeren.[6]

In 1961 liet Dr. Brandweiner weten achteraf te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de in 1952 gebruikte tolken. Hij vroeg zich ook af of de commissie wel alle bewijsmateriaal had gezien.[7] Ook deze opmerking was weer aanleiding voor een disciplinair onderzoek die wederom tot niets leidde. Prof. Dr. Heinrich Brandweiner ging in februari 1967 met "tijdelijk" emeritaat.[8]

Dr. Brandweiner schreef enige boeken; Die christlichen Kirchen als souveräne Rechtsgemeinschaft, 1948; The International Status of Austria, 1951, Der österreichische Staatsvertrag, 1955 en Die Pariser Verträge dat in 1956 werd gepubliceerd.[9]

Literatuur bewerken

  • Willem van Westreenen van Tiellandt, Essai historique sur les anciens ordres de chevalerie, institués dans les Pays-Bas. La Haye, 1807.
  • F.G. van Lynden van Hemmen, Twee brieven over de Ridder-Orde van St. Jacobs Broedersschap, ingesteld door Floris V, Graaf van Holland waarbij gevoegd is eene verdediging van de eer van Christophorus Butkens, en van zijn werk: Annales de la maison de Lynden. 's-Gravenhage/Amsterdam, 1827.
  • Maximiliaan Louis van Hangest d'Yvoy, Voordragt ... in den Algemeenen Kunst- en Letterbode voor 1826, no. 25 en 38 nopens hetgeen in dat weekblad, in de Weegschaal no. 9 voor 1826, en in de onlangs uitgegeven Twee brieven over de ridderorde van St. Jacobs Broederschap, tegen gemelden schrijver ... geschreven is geworden door F. G. baron van Lynden van Hemmen. 's-Gravenhage, 1828.
  • F.G. van Lynden van Hemmen, Kort antwoord op de Voordragt van Max. L. baron d'Yvoy van Mydrecht. 's-Gravenhage/Amsterdam, 1828.
  • J.A. van Zelm van Eldik, Moed en deugd. Ridderorden in Nederland. De ontwikkeling van een eigen wereld binnen de Nederlandse samenleving. 2003, p. 35-38 en 890.

Udakendawala Siri Saranankara Thero, bekend als de Venerable ("eerwaarde") Udakendawala Siri Saranankara[1] (7 januari 190213 november 1966) was een Boeddhistische monnik die zich inzette voor de onafhankelijkheid van Ceylon en voor de wereldvrede.[2]

Udakendawala Siri Saranankara Thero die als jongen monnik werd en dat levenslang bleef was een van de stichters van een socialistische partij op Ceylon, deze "United Socialist Party" ging in 1943 op in de Communistische Partij van Sri Lanka.

De Britse koloniale heersers veroordeelden de monnik, die in Brits-Indië contacten met de Congrespartij had gezocht en protesten tegen de koloniale overheersing van India had georganiseerd, tijdens de Tweede Wereldoorlog tot twee jaar gevangenisstraf. Na de onafhankelijk van Ceylon protesteerde Udakendawala Siri Saranankara Thero tegen de Amerikaanse kernproeven en de Amerikaanse interventie in de Vietnamoorlog.

Hij ontving de Internationale Lenin-Vredesprijs voor de Consolidatie van de Vrede tussen de Volkeren.[3]

Udakendawala Siri Saranankara Thero

Winnaars van de Internationale Stalin-Vredesprijs bewerken

  • 1950: Frédéric Joliot-Curie, Song Qingling, Hewlett Johnson, Eugénie Cotton, Arthur Moulton, Pak Chong Ae, Heriberto Jara
  • 1951: Guo Moruo, Pietro Nenni, Ōyama Ikuo, Monica Felton, Anna Seghers, Jorge Amado
  • 1952: Yves Farge, Saifuddin Kitchlew, Eliza Branco, Paul Robeson, Johannes R. Becher, James Gareth Endicott, Ilja Ehrenburg
  • 1953: Pierre Cot, Sahib Singh Sokhey, Andrea Gaggero, Isabelle Blume, Howard Fast, John Bernal, Leon Kruczkowski, Pablo Neruda, Andrea Andreen, Nina Popowa
  • 1954: Denis Nowell Pritt, Alain Le Léap, Thakin Kodaw Hmaing, Bertolt Brecht, Felix Iversen, André Bonnard, Baldomero Sanín Cano, Prijono, Nicolás Guillén
  • 1955: Lázaro Cárdenas, Mohamed al-Aschmar, Joseph Wirth, Tôn Đức Thắng, Akiko Seki, Ragnar Forbeck

=Winnaars van de Internationale Lenin-Vredesprijs bewerken