Gebruiker:Benedict Wydooghe/Evoluties in het welzijns- en veiligheidsdenken deel7a

HOOFDSTUK 7: DRIE DOLLE DECENNIA

♣ 'In oude mythes veranderen mensen in vogels, dieren, bomen, bloemen, rivieren. Onze band met de natuur was toen sterk genoeg om dat normaal te vinden' zegt Richard Powers, een Silicon Valley-boy, bezeten van hightech en wetenschap. 'Nu zijn we plantenblind. We zien enkel wat op ons lijkt.' De prerafaëlitische 'Echo and Narcissus' van John William Waterhouse (1849–1917) uit 1903 toont de op zichzelf verliefde en beeldschone jongeling, Narcissus. Het werk is te zien in Liverpool en komt tot stand in de jaren waarin Sigmund Freud zijn psychoanalyse ontwikkelt. Kort na dit schilderij, in 1910 en in 1914 publiceert Freud zijn idee over de narcist die hij typeert als 'gepreoccupeerd met zichzelf', vol grootheidswaan, hunkerend naar bewondering en een gebrek aan empathie. De narcis, de paasbloem, haalt haar naam uit de Griekse mythologie. Als Narcissus zichzelf spiegelt in het water, blijft hij er zichzelf bewonderen: zijn eigen krullend haar, zijn eigen ronde gezicht, zijn eigen heldere ogen, zijn eigen de ranke hals. Hij is vol van zichzelf, zijn uitstraling en zijn zijn. Als hij vooroverbuigt om zichzelf te kussen, rimpelt het wateroppervlak en verdwijnt zijn spiegelbeeld, telkens opnieuw. Narcissus is onbereikbaar voor zichzelf en raakt zittend ziek van verdriet. In het ene verhaal verdrinkt hij, toen hij te ver vooroverbuigt in een ultieme poging zichzelf te kussen, in een ander verhaal sterf hij van liefdesverdriet. Hij eet noch drinkt en kwijnt treurend weg. En in een derde verhaal is er de nimf Echo die tot haar eigen woede zijn aandacht niet krijgt. Echo - verliefd op Narcissus - roept herhaaldelijk zijn naam, Narcissus wil niet horen, is enkel met zichzelf bezig. Uit woede betovert zeg hem in een bloem, de Narcis, een bloem die van nature graag aan de waterkant groeit en een hangend hoofdje toont voor ze verwelkt. De mythe van Narcissus is niet de enige waarin de held of zijn bloed verandert in een bloem. De hyacint, de pioenroos, het ridderspoor en de anemoon kennen een vergelijkbare oorsprong. De tuin van Narcissus staat symbool voor een maatschappijtype waarin decadentisme, symbolisme en estheticisme centraal staan. Dit Fin de siècle dat geperiodiseerd wordt van 1890 tot en met de Eerste Wereldoorlog kreeg veel etiketten: in de schilderkunst duikt het naturalisme op, het is een periode vol levensmoeheid, cultuurpessimisme, moreel verval, onzekerheid, zwaarmoedigheid... Er is een intense aandacht voor de Middeleeuwen en de mystici, de alchemie en sadistische toverpraktijken. De tuin wordt hun vluchtoord zonder behoefte aan een verheven ideaal of een diepe overtuiging zoals het liberalisme of het socialisme. De maakbaarheid van de wereld is geen optie meer. Hoogstens een redden wat er te redden valt. In Scandinavië ontstaan rond 1890 openluchtmusea vergelijkbaar met het Limburgse Bokrijk (1953): Skansen (1891) bij Stockholm, Norsk Folkemuseum (1894) in Bygdøy bij Oslo en Maihaugen (1904) bij Lillehammer en het Frilandsmuseet (1897) in Lyngby bij Kopenhagen. De hoofdzaak is het leven zo aangenaam mogelijk te maken, door een sierlijke omgeving waarin kunst en wetenschap, cultuur en natuur in één geordende, esthetische kosmos zijn. De tuin is geen paradijs 'voor de genot zoekende homo ludens', maar een plaats om 'zelfbewust en gedisciplineerd' schoonheid en nut te ontlenen aan de natuur. Decadenten halen hun neus op voor de sociale realiteit en creëren een plaats waar de uitverkorenen zich zonder inspanning en zich voornaam terugtrekken. De Tuin van Narcissus laat hen vluchten uit het leven in de kunstmatigheid, zonder nut en functie, in volmaakt contrast tot de sociaal-utopische tuin. Alleen de dood en de schoonheid wachten. En misschien vindt daar, in de associatie met narcisgeur, de betekenis van de narcis haar oorsprong. In de tuin ruiken ze lekker en zijn ze mooi, een bosje in huis is dat al veel minder het geval en doet denken aan een lijk in ontbinding.[1]
1890-1918

.

Hoofdstuk 7 bestaat uit twee delen. Het eerste deel gaat over het Fin de Siècle. Het tweede deel gaat over de Eerste Wereldoorlog.

.

DEEL I_HET FIN DE SIECLE (1890-1900) & DE BELLE EPOQUE (1901-1414)

.

.

Voor wie naar vaste waarheden en bevestiging zoekt, is geschiedenis geen geschikte plek. De geschiedenis verkeert in een constante staat van zelfonderzoek. Een definitieve historische waarheid bestaat niet. Alleen wie totalitair denkt, beweert haar in pacht te hebben.

Johan Op de Beeck in: Leopold II, Het hele verhaal.

.

♠ Klik hier voor de PowerPoint die bij deze les hoort.

.

♥ Het fin de siècle kwam reeds hier in de cursus aan bod.

.

In tegenstelling tot het optimisme van de negentiende eeuw waarbij Hegel op de eerste plaats staat, ontstaat in het veiligheidsdenken, in het welzijnswerk en in de algemene cultuur onder intellectuelen een pessimisme in de periode 1890-1914. De dreiging van de eindtijd en de fatale dreiging countert het verlichtingsoptimisme, het positivisme en de industriële, wetenschappelijke ontdekkingen. In kunstenaarsmilieus en onder de intelligentsia rijpt het gevoel dat het optimisme van de Franse Revolutie - dat in de negentiende eeuw gestalte kreeg in het Liberalisme, het Socialisme en het Katholicisme - tot niets leidde en dat de wereld afstevent op een einde der tijden. De roesmiddelen Opium en absint zijn erg populair en de technologische ontwikkelingen hebben allen een keerzijde: kinderen lopen onder auto's, de onzinkbare Titanic haalt de kranten. Dat pessimisme is paradoxaal, want net nu merken sommige Belgische arbeiders een relatieve verbetering van hun levensstandaard. Hun mobiliteit is sinds 1869 toegenomen dankzij goedkopere treinabonnementen, de wet op de openbare onderstand uit 1891 en het algemeen meervoudig stemrecht van 1893 zijn emancipatorische stapjes. Zelfs de oude Friedrich Engels merkt in 1892 (hij is 72), in een nieuw voorwoord van een boek dat hij een halve eeuw eerder schreef, dat 'de herhaaldelijke bezoekingen van cholera, tyfus, pokken en andere epidemieën de Britse bourgeoisie de dwingende noodzaak inscherpten om de steden gezond te maken.'[2] De misstanden van een halve eeuw eerder lijken hem 'opgeheven' of minstens 'onopvallend.' Engels is buitengewoon optimistisch als hij dit schrijft. In Vlaanderen staat een furieuze Adolf Daens te prediken...

.

De initiatieven van priester Adolf Daens (intussen een vijftiger) onderstrepen dat de noden hoog blijven onder de kwetsbare bevolking. Feiten wijzen daarop. In 1892 staken de Franse arbeiders 261 keer en wordt Ellis Island de plek waar alle immigranten de Verenigde Staten binnenkomen. De Europese emigratie is ongezien. Europa lijkt terminaal, als een patiënt die van zijn arts te horen krijgt dat hij slechts enkele dagen te leven heeft. Zo hoeft het niet te verwonderen dat het decadentisme en het symbolisme met de dood van Vincent van Gogh in 1890 zijn intrede doet. Omstreeks dat jaar zet André Antoine (1858-1943) met meer succes dan zijn voorganger Emile Zola het naturalistisch theater op de kaart. In 1887 geeft hij zijn arbeidersbestaan op om theater te maken dat inspiratie vindt bij Zola, Victor Hugo, het positivisme van Auguste Comte en Taines inspirerende lessen in L'Histoire de l'Art. Ook de Paradoxe sur le comédien van de verlichte Denis Diderot is een (paradoxale) inspiratiebron voor het sociale theater waarin Antoine de dagdagelijkse ellende ensceneert.

.

In de Europese architectuur doet de Art Nouveau zijn intrede. De stijl krijgt naar gelang het gebied waarin die zich ontwikkelt een andere naam. Duitsland spreekt over de Jugendstil, Oostenrijk over de Wiener Secession, Italië heeft het over de Liberty, Spanje over de Modernismo. De Glasgow style of de Arts and crafts movement is de benaming van de beweging in Engeland en in de V.S. Het is een reactie op het industriële consumentisme en haar idealen en zet eenvoudig traditioneel vakmanschap centraal. De vroege beweging is te associëren met het estheticisme dat pleit voor 'kunst om de kunst.' Schilderkunst, architectuur en de literatuur hebben genoeg van de romantiek en het classicisme. Het realisme dat na de revolutie van 1848 zijn intrede doet gaat nu over in een naturalisme.

.

In het zwaarmoedige Europa gaat de zon vaker onder dan elders. Twijfel, degressie, angststoornissen, zwartgalligheid, spleen... lijken epidemisch. Het pessimisme is hier geen modegril en gaat terug op een eeuwenoude traditie. De publicatie van Edward Gibbons Verval en ondergang van het Romeinse Rijk dat aan de vooravond van de Franse Revolutie verschijnt brengt het onder woorden. De Britse historicus vermijdt het woord 'opkomst' en zoekt gelijkenissen tussen de parallellen tussen het Romeinse keizerrijk en het Ancien Regime. Zelfs Descartes is als eeuwige twijfelaar een inspiratiebron met de twijfel als laatste redmiddel. 'Het kan dat ik me vergis en dat ik koper en glas neem voor goud en diamanten' schrijft hij in zijn Discours de la methode in 1637. Andere inspirators voor het fin de siecle zijn onder meer de dandy's (noem ze de Instagrammers en influencers van vandaag): Thomas Mann's De Buddenbrooks, Edgar Allan Poe's en Charles Baudelaire's verhalen, de gynaecoloog en chirurg Samuel Pozzi.[3] De malaise die de industrie, de wetenschap en de democratie veroorzaken, populariseert het ondergangsdenken met de Revolutie van 1789 als universeel symbool van radicale verandering. De verliezers die de revolutie overleefden, kampten met fantoompijn en een geamputeerde cultuur. François René de Chateaubriand (1768–1848) heeft het er over in zijn Memoires van over het graf uit 1848. Dat pessimisme en decadentisme kenmerkt zich door het streven naar het schone en de nostalgie naar een onbezoedeld verleden enerzijds (de Belle époque) en de omgang, een vermeend tekort aan levenskracht en het daar uit volgend geflirt met de dood anderzijds. In die degeneratiesfeer floreert de pseudowetenschap. Charles Baudelaire (1821-1867) is vol lof over het mesmerisme en Arthur de Gobineau (1816-1882) charmeert Richard Wagner (1813-1883) met het racisme. Deze koortsachtige tijd is op hol geslagen, hectisch, hysterisch en instabiel, vol van schandalen en verder, crises en nationale angst. Ongelijk krijgen de decadenten niet. In 1914 slaat het symbolische noodlot definitief toe. De ontgoocheling, de rusteloosheid en de twijfels vulden een stuwmeer en nu breekt de dam. De welvarende samenleving - waar demografische druk en de brede armoedekloof een bewust in stand gehouden systeemfouten zijn - schiet zichzelf aan flarden als decadentiehoogtepunt. Misschien is het mooi om die periode niet te laten eindigen in de loopgraven maar met de bouw van de de Menenpoort in Ieper (als poort naar het hiernamaals), de IJzertoren in Diksmuide (dat een gigantische soldaten-grafzerk symboliseert) of met het Albertmonument in Nieuwpoort dat de kroon van de overleden vorst voorstelt nadat hij na de oorlog bij de rotsen in Marche-les-Dames aan zijn eind kwam.[4]

.

.

DE EEUW LOOPT TEN EINDE: HET FIN DE SIECLE bewerken

Kijk hoe ‘s avonds, als de zon ondergaat, de ene na de andere bloem zich sluit: iets onheilspellends bekruipt je dan, een gevoel van raadselachtige angst voor dit blinde, dromerige, aan de aarde gebonden bestaan. Het stomme bos, de zwijgende velden, die struik en die twijg roeren zich niet; het is de wind die ermee speelt. Alleen de kleine mug is vrij ; zij danst nog in het avondlicht, zij gaat waar ze wil.

.

1890 bewerken

 
Over het parcours van Van Gogh. In te vullen.

.

.

.

.

Kijken

.

.

1891 bewerken

 
Károly Ferenczy (1862–1917) schildert zijn Tuinmannen in 1891 (hoogte: 134,5 cm; breedte: 155 cm). Zijn compositie, belichting, kleuren en details zijn naturalistisch. De beperkte ruimte toont een oude en een jonge tuinman met lichte en donkere kleuren. Ferenczy maakte twee compositiestudies als voorbereiding. "Gardeners" is een vroeg werk en toont de vaardigheden van een kunstenaar aan het begin van zijn carrière.

.

.

  • De hoogste kerkelijke autoriteit neemt met de encycliek Rerum Novarum een ‘voorzichtig en diplomatisch’ standpunt in, inzake de sociale kwestie. De paus formuleert voor de arbeidersklasse een sociale leer en benadrukt de waarde van een rechtvaardig loon, het eigendomsrecht en de solidariteit met minder bedeelden. Om dit te bereiken noemt de encycliek tussenkomsten door de overheid, vorming en vakbondswerking. Leo XIII leidt zo de Kerk het industriële tijdperk (dat al een eeuw bezig is) binnen. De encycliek is tegelijk een kritiek tegenover het ongeremde kapitalisme of het economisch liberalisme, het sociaal darwinisme en het socialisme en leidt tot een samenwerking tussen arbeid en kapitaal via vakbonden en corporatisme.

.

  • Jean Nicolas Arthur Rimbaud (Charleville, 1854) overlijdt in Marseille. Deze Franse dichter vertegenwoordigde het symbolisme en decadentisme.

.

  • Vereenvoudiging Citadel van Luik. Een ring van twaalf forten zal de stad beschermen omwille van de sinds 1870 verder reikende artillerie.

.

.

.

  • Gerard Philips, een wereldvreemde technicus prutst de gloeilamp in elkaar in Eindhoven. Zijn flamboyante broer Anton stapt even later in het bedrijf en verkoopt de lampen tot in Rusland.

.

  • De cholera-epidemie die dit jaar uitbreekt duurt tot 1895.

.

Kijken

.

.

1892 bewerken

 
De Tweede Internationale neemt 'de internationale' als officieel strijdlied voor de arbeidersbeweging. De in de Gentse Kanunnikstraat geboren Pierre De Geyter componeerde het in 1888 op een tekst van de Franse communard Eugène Pottier. De dichteres Tante Jet vertaalt het in 1900 naar het Nederlands. Het standbeeld van De Geyter staat bij het Museum voor Industrie, Arbeid en Textiel. Tot in 1943 blijft de Internationale het volkslied van de Sovjet-Unie. Die nodigt in 1927 de bijna tachtig jarige componist Pierre De Geyter­ uit in Moskou om de tiende verjaardag van de Oktoberrevolutie te vieren. Als eregast staat Pierre op het Rode Plein in gezelschap van Käthe Kollwitz. Als het Rode Leger op de tonen van de Internationale voorbij marcheert, rollen (volgens de legende) de tranen van zijn wangen. Pierre krijgt van Stalin een staatspensioen. In 1932 overlijdt hij nabij Parijs. Zijn begrafenis is prinselijk: een massa van 50.000 arbeiders groet hem. De Gentse de socialistische krant de Vooruit wijdt een piepklein artikel aan zijn overlijden.

.

  • In België krijgen vrouwen een maand bevallingsverlof.

.

  • Laatste cholera-epidemie in België.

.

.

.

.

  • Het Belgisch parlement keurt de 'standaardtijd' goed, bepaald door het observatorium in Ukkel. De stationschef in Brussel-Noord zet de klokken gelijk. Gemeentebesturen die weigeren, krijgen met de rechter te maken. Dat maakt de trein gevaarlijker dan de goddeloze opvattingen van de vrijzinnigen in de verre stad. De trein jaagt God op de loop. De stoomfluikt kondigt de ontkerstening aan. Was God een blinde horlogemaker? De spoorweg verandert voor menigeen het tijds- en plaats gevoel. Dag en nacht zijn niet langer bepalend. Mechanische uurwerken op torens en belforten liepen ongelijk. Het spoor zorgt voor een strenge en exacte tijd. Het uurrooster verdraagt geenspeling. Tussen 1835 en 1892 bestaan de kerkklok en de stationsklok naast elkaar. 'Godsvrezende zielen die zelden buiten het dorp komen, hebben genoeg aan het angelus en de vespers. Wie ergens wil geraken, richt zich beter op de tijd van de spoorweg. [Info controleren met Oculus / en de weerstand van de geestelijken]

.

.

1893 bewerken

 
De Black Maria is de eerste Amerikaanse filmstudio in eigendom van Thomas Edison. De studio is gebouwd in de winter van 1892-1893 op de terreinen van de Edisonlaboratoria in West Orange (New Jersey). Het gebouw is met teerpapier bedekt en een donkere studio met een schuifdak en gebouwd op een draaitafel om het zonlicht te volgen.

.

.

.

.

.

1894 bewerken

.

.

.

.

  • ♣ Het jungleboek, een verzameling verhalen en gedichten verschijnt. Rudyard Kipling publiceerde ze eerder los in tijdschriften. Een vroege bewerking komt er met Robert Baden-Powell in de begindagen van scouting.

.

.

1895 bewerken

.

  • Daens ontboden in het Vaticaan met de waarschuwing de politiek te verlaten.

.

  • Jean Jaurès klaagt de koloniale oorlogen aan in naam van het imperialisme en zegt 'Het kapitalisme draagt de oorlog in zich zoals de wolk het onweer in zich draagt.' Anderen schamen er zich niet voor dit soort oorlogen te voeren 'om de markten van de wereld open te stellen ten bate van onze handelaars', aldus Douglas Haig.

.

.

.

.

Kijken

.

.

1896 bewerken

♣ In de Brusselse Sint-Hubertusgalerijen vertonen de gebroeders Lumière deze vroege film die de geschiedenis ingaat als de eerste komedie. Is het toevallig dat deze mijlpaal uit de technologiegeschiedenis zich in een tuin afspeelt? De potsierlijke film is opgenomen in het Zuiden van Frankrijk en legt de basis voor de slapstick. Gustave Flaubert verwoordt in zijn roman Bouvard et Pécuchet zo'n filmische scène: Ze spraken voortdurend over sap en cambium, over opbinden, snijden en uitdunnen van knoppen. In hun eetkamer hadden zij de namen van hun zaailingen ingelijst, allemaal voorzien van een nummer dat in de tuin aan de voet van de boom op een stukje hout herhaald werd. Ze stonden bij dageraad op en werkten tot de avond viel, met een biezen mandje tegen hun middel geklemd. Op kille lenteochtenden droeg Bouvard zijn wollen jasje onder zijn werkkiel en Pécuchet zijn oude overjas onder zijn linnen voorschoot, en mensen die langs de schutting liepen hoorden hen in de mist hoesten. Soms haalde Pécuchet zijn handboek uit zijn zak en bestudeerde dan met zijn schop naast zich een alinea, staande in de houding van de tuinier die het titelblad van het boek verluchtte. DEze gelijkenis vleide hem zelfs in hoge mate. Zijn achting voor de auteur steeg erdoor. Bouvard stond voortdurend hoog verheven op een trap bij de piramidevormige kronen. Op een dag voelde hij zich duizelig worden, durfde niet meer naar beneden en riep Pécuchet om hulp. Eindelijk verschenen de peren; en in de boomgaard waren er pruimen. Toen pasten zij alle aanbevolen kunstgrepen tegen de vogels toe. De stukjes spiegelglas schitterden verblindend, het geratel van het windmolentje hield hen 's nachts uit hun slaap, maar de mussen zaten op de vogelverschrikker. Ze maakten een tweede en zelfs nog een derde, die zij vergeefs van steeds andere kostuums voorzagen. Toch mochten zij op enige vruchten hopen. Pécuchet had Bouvard hier zojuist van op de hoogte gesteld, toen er plotseling een donderslag weerklonk en een zware hevige regenbui uit de hemel begon te vallen. Windvlagen rukten aan het hele oppervlak van het spalier. De palen vielen de een na de ander om en de peren van de arme, heen en weer schuddende spilbomen botsten tegen elkaar. Pécuchet, overvallen door de bui, was naar de blokhut gevlucht. Bouvard hield zich in de keuken op. Ze zagen houtsplinters, takken en dakpannen door elkaar vliegen. (...) Toen vielen plotseling de steunen en de latten van de contraspalieren met al het latwerk naar beneden in de bedden. Wat een schouwspel, toen ze de zaak inspecteerden! Het gras was bezaaid met kersen en pruimen die tussen de smeltende hagelstenen lagen. De Colmars waren verloren gegaan, evenals Veteranenbesi's en de triomf-van-Jordoigne's. Van de appels waren er nauwelijks nog een paar Lieve Vaders over, en de hele perzikenoogst, die uit twaalf Venustieten bestond, lag in grote plassen water naast de ontwortelde buksbomen.'
 

.

  • Wet op het werkplaatsreglement.

.

.

  • Alfred Nobel overlijdt en schenkt 32 miljoen Zweedse kronen aan vrede, letterkunde, geneeskunde, natuurkunde en scheikunde.

.

.

.

  • Otto Lilienthal maakt een vlucht met een zweefvliegtuig. Hij werkt sinds 1874 aan het toestel. In Lichterfelde bij Berlijn, zijn woonplaats, legt hij een heuvel van vijftien meter hoog aan met een hangar. Van hieruit maakt hij ontelbare testvluchten, waardoor de heuvel een bezienswaardigheid wordt. Nu is deze omgeving het Otto Lilienthal-park met op de top zijn herdenkingsmonument. De gebroeders Orville en Wilbur Wright gebruiken zijn kennis en maken vluchten in deze zweefvliegtuigen. Daarna plaatsen ze er een motor in en op 17 december 1903 demonstreren ze de eerste geslaagde motorvlucht.

.

.

.

.

  • ♣ Stichting van het Vlaamse Werk van den Akker en den Haard - de volkstuinenkoepel - naar Frans voorbeeld de Ligue du Coin de Terre et du Foyer. Dit initiatief komt er van de katholieken met de gewezen eerste minister Auguste Beernaert als voorzitter. De volkstuin is een typisch katholieke tuin. Het houdt de arbeider weg van het verderfelijke stadsleven: alcoholisme, moreel verval, familiaal geweld. Het ledenaantal piekt tijdens de wereldoorlog: 180.000 in 1918. Als vanaf de jaren 1920 leden met een eigen tuin welkom zijn kent de vereniging een piek met 400.000 leden in 1943.

.

.

1897 bewerken

 
L'innovation in Brussel voor de rampzalige brand.

.

  • Oprichting van de Wiener Secession. Na een studiereis in Italië gaat de jonge Josef Hoffmann werken bij het architectenbureau van zijn leermeester Otto Wagner (1841-1918). Wagner is niet zomaar docent: hij is keizerlijke adviseur stadsplanning en in die jaren realiseert zijn bureau de Wiener Stadtbahn. De oorspronkelijke plannen van de Stadtbahn dateren van 1848. In 1894 start Wagner de bouw van de lijn rond het centrum. In 1898 opent de lijn. Ter vergelijking: de Londense metro uit 1863 (de eerste metro ter wereld) is dan dertig jaar oud. Parijs volgt Wenen in 1900, Berlijn in 1902, New York in 1904 en Brussel… in 1976. Veel stations en bruggen van Wagner zijn nog intact.

.

.

.

  • In Brussel opent (het eerste?) warenhuis, l'innovation zijn deuren.

.

.

  • Op de wereldtentoonstelling opent Leopold II het Paleis der Koloniën. Met deze tento wil hij de publieke opinie over Congo bijsturen en het kolonialisme rechtvaardigen. 270 'wilden' reizen per schip naar Tervuren om er traditionele gebruiken na te spelen en met prauwen te varen. Zeven Congolezen overleven hun Belgische avontuur niet, de winterkou is hen fataal. Ze liggen begraven in Tervuren.

.

  • Louis Hughes publiceert zijn biografie en is lovend over het eten in de tuin: de BBQ: Hoee zwaar het afgelopen jaar is, doet er niet toe. De barbeque doet vergeten. Wie op de dag eerst straffen krijgt, berust want het feest volgt.[7]

.

.

1898 bewerken

.

.

  • César Ritz laat een herenhuis aan het Place Vendôme 15 in Parijs verbouwen tot het Hôtel Ritz. Op 1 juni openen de deuren. Bart Van Loo beschrijft hoe in de keukens van deze nieuwe luxehotels de 'industriële revolutie' haar intrede doet. Er 'heerst een draconische discipline. (...) Het is immers de gewoonte dat de gefortuneerde gasten 's ochtends hun menu samenstellen, op basis van een voorstel van de staf weliswaar, maar met de mogelijkheid om alternatieven te vragen. De machine zet zich in werking, en 's avonds worden op anderhalf uur tijd soms vijfhonderd mensen bediend. Nieuw is dat niemand eigenlijk nog verantwoordelijk is voor één gerecht, maar dat alles netjes verdeeld wordt.' De werkwijze is grotendeels geïntroduceerd door Auguste Escoffier die samen met César Rits wereldberoemd wordt. Na het Ritz in Parijs volgen vestigingen in New York, Montréal, Boedapest en vele andere wereldsteden. Ze geven de Franse gastronomie wereldfaam.[8]

.

.

1899 bewerken

.

.

.

  • In Amsterdam opent de allereerste sociale school haar deuren: De Karthuizer.

.

  • Alfons de Ridder wordt op zijn zeventiende van school gestuurd wegens wangedrag en gaat werken als loopjongen in de Antwerpse haven. Kort daarna behaalt hij in het Hoger Handelsinstituut zijn licentie Handels- en Consulaire Wetenschappen. Deze man schopt het tot een grootse Vlaamse schrijver: Willem Elschot.

.

.

Kijken

.

.

.

.

.

EEN NIEUWE EEUW bewerken

 
New York aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog.
Skating in Central Park. Frank S. Armitage, American Mutoscope and Biograph, 1900.


In de voetsporen van Geert Mak bewerken

In 1999 vertrekt Geert Mak uit Amsterdam. Achter hem aan sleept hij een koffer met een zware laptop en een gsm, de Encyclopaedia Britannica en kilo's boeken. In opdracht van het NRC Handelsblad zal hij dagelijks een stukje plegen over de laatste dagen van het millennium. Een eindinspectie noemt hij het zelf, met als hamvraag: 'Hoe is het gesteld met het continent aan het slot van de twintigste eeuw?' Het wordt een historische reis in de sporen van de geschiedenis, lezen we op de achterflap van het boek ‘In Europa, Reizen door de twintigste eeuw.’ In 2004 verscheen dit reisverslag in een boekwerk van meer dan twaalfhonderd bladzijden. De getuigenis vertelt wat het verleden met ons, nu nog doet. 'Het gaat over verscheurdheid en onwetendheid, over historie en angst, over armoede en hoop, over alles wat ons nieuwe Europa scheidt en bindt.' De afleveringen zijn uitleenbaar in de schoolbibliotheek en de hyperlinks naar de afleveringen zijn in de tekst opgenomen. Wie wil, kan deze podcasts beluisteren. Mak vertelt er de essentie en hoe zijn project tot stand kwam.

.

♠ In Europa, PODCAST HOOFDSTUK 1: 1900-1914

.

1900 bewerken

 
Gründerzeit Bij de eeuwwisseling wonen er in Berlijn twee miljoen mensen. Tussen 1850 en 1870 verdubbelt de Berlijnse bevolking tot 800.000 inwoners. Duitsland staat in de literatuur bekend als het land dat te laat kwam, waarmee men aangeeft dat het land en haar grootsteden te laat industrialiseren. Beluikvorming is Berlijn vreemd. Tijdens deze Gründerzeit is het woningbouwmodel - het bepaalt tot op heden altijd het stadsbeeld - van een onderkelderde flat met vier tot vijf verdiepingen binnen een maximum hoogte van de dakgoot op 22 meter (Traufhöhe). Aan de voorkant van het gebouw, beneden is er ruimte voor winkels, bedrijfsruimtes en restaurants. Doorgaans woont de eigenaar op de eerste verdieping, hogerop zijn de ambtenaren en de bedienden te vinden. De bejaarden en de arbeiders hokken aan de achterkant van het pand. James Hobrecht, de staatsarchitect is vol lof over deze formule tot hij inziet dat de grootindustrie sneller groeit dan de stad. Waar Berlijn - omwille van zijn moerassige ondergrond, in tegenstelling tot New York - geen wolkenkrabbers toelaat, verbiedt de stad geen achterbouw. Bouwen in de hoogte kan niet, bouwen in de diepte kan des te meer. Om het fabrieksproletariaat en de massa bedienden te huisvesten voegen architecten achter de eerste binnenplaats een vijftal appartementencomplexen toe met evenveel extra binnenplaatsen. Het resulteert in een kazerneachtige stadsstructuur, vol gangen en enge, treurige binnenplaatsen, niet groter dan de tol-as van een brandspuit: 5,5 meter. Dat ook hier, net als in de beluiken het zonlicht nooit doordringt maakt niet uit. Zon, licht, lucht en een vrij uitzicht tellen niet mee in de achterkamers van de opkomende Pruisische metropool. Peter Schneider drukte het zo uit: 'In het centrum van de stad zijn appartementsgebouwen als vestingen op elkaar gepakt. Ze zijn grotendeels gebouwd in vierkante blokken rond een binnenplaats, elk met een kastanjeboom in het midden. Wanneer de top van zo'n kastanje zachtjes begint te wuiven, kunnen de bewoners ervan uitgaan dat er buiten op straat een storm raast van windkracht zes tot acht.[9] De Gründerzeit (of de Oprichtertijd) duidt de periode aan die begint met de Maartrevolutie van 1848 tot de beurscrash van 1873 gekozen, waarna de bloeiperiode omslaat in een stagnatie van twee decennia: de Gründerkrise (anderen noemen 1890 en 1914 als eindpunt). Christopher Isherwood omschreef de typerende binnenplaats als een 'rechtopstaande doodskist' en een 'bergkloof' waar het zonlicht nooit binnendringt. In Kreuzberg en nabij de Hackescher Markt zijn deze typerende woonblokken nog te zien.


BEELDFRAGMENT HET BEGIN VAN EEN EEUW, 1900.

.

SFEERBEELD NEW YORK OMSTREEKS 1900.

.

.

.

  • Wet op de arbeidsovereenkomst voor werklieden.

.

  • De eerste Michelingids verschijnt. Net zoals de komst van de trein heeft ook de uitvinding en de verkoop van auto's culinaire gevolgen. In Frankrijk zijn ongeveer 2.400 auto's. Voor hun bestuurders en hun meereizend publiek is de gids een praktische wegwijzer met kaarten, routes, adressen, stadsplannen. Voorlopig zijn het adressen van dokters en garages die erin zijn opgenomen. Op de adressen van restaurants en toeristische info is het nog wachten.[10]

.

.

.

.

1901 bewerken

.

.

  • August De Winne schrijft de reportage Door Arm Vlaanderen voor het Franstalige, socialistische dagblad Le Peuple. Het verscheen in boekvorm in 1902: A travers les Flandres

.

  • Koningin Victoria overlijdt. Haar overlijden is een kantelgebeurtenis voor de Engelse bourgeoisie; het einde van een tijdperk.

.

.

.

1902 bewerken

.

.

  • Burgerwacht maakt doden in Leuven.

.

  • Cuba onafhankelijk van de V.S.

.

.

1903: het jaar van de snelheid bereidt het futurisme voor bewerken

.

  • AUTO: Henry Ford (°1863-+1947) richt in Detroit de Ford Motor Company op. Hij gaat enkele keren failliet vooraleer hij wereldfaam maakt. In 1904 rijdt Henry Ford in zijn (zelf gemaakte) race-auto op het bevroren ijs van het meer van St. Clair (Detroit) en haalt een wereldrecord van 147 kilometer per uur.

.

.

  • VLIEGTUIG: De gebroeders Orville en Wilbur Wright maken gebruik van zweefvliegkennis uit Duitsland en besluiten er een motor in te plaatsen. Op 17 december demonstreren ze de eerste geslaagde motorvlucht.

.

.

.

  • Nu hij op pensioen is schrijft Auguste Escoffier Le Guide culinaire - de bijbel der kookboeken - met meer dan 5.000 recepten.

.

.

1904 bewerken

.

 
Edouard Empain heeft bij zijn realisatie van een nieuwe stad in Caïro reeds andere projecten op zijn cv staan: de metro van Parijs, trein en tramlijnen in Rusland, China, Belgisch-congo en Turkije. Hij symboliseert het Belgische imperialisme.
 
Het tuinstad-concept 'is om de ruimtes waar wordt gewerkt, gewoond, onderwezen en gerecreëerd nauw met elkaar te verbinden en te omheinen met een beschermende strook groen. De "stad" bestaat in feite uit meerdere steden: als een tuinstad zijn optimale grootte heeft bereikt, moeten nieuwe tuinsteden worden gebouwd als een soort satellieten, waaruit vervolgens nadat ze tot optimale grootte zijn uitgegroeid weer nieuwe tuinsteden moeten ontstaan. Bij elke nieuwe tuinstad wordt de grootte bepaald door de reistijd tussen de verschillende activiteiten, waarbij de voorkeur uitgaat naar de benenwagen en het openbaar vervoer. Winkels, recreatie en onderwijs zijn dicht bij waar wordt gewoond, maar de industrie heeft een aparte locatie, zeker als die vervuilend is. Het leven in de cité moet samenhangend zijn: werk, gezin en burgerlijk leven moeten altijd ruimtelijk, en dus sociaal, nauw met elkaar verbonden zijn.'[11]

.

  • Caïro barst uit zijn voegen. Omdat Edouard Empain - de bouwer van de metro in Parijs - er niet in slaagt controle te krijgen over de stadsuitbreiding en het vervoersnet, richt hij die beide zelf op: hij bouwt tien kilometer ten noordoosten van Caïro de satellietstad Heliopolis in de Egyptische woestijn. Zijn vervoersnet, de Cairo Electric Railway en Heliopolis Oases Company zorgt ervoor dat er in de jaren twintig er twintigduizend mensen wonen: ambtenaren uit de middenklasse bewonen er villa's en gezinswoningen zijn verbonden door groenstroken en brede lanen. Elke godsdienst heeft er zijn gebedshuis, er is een golfbaan, een pretpark en een hippodroom. Voor zijn eigen gebruik laat Empain Villa Hindoue bouwen. Die is geïnspireerd op de tempel van Angkor Wat met slangen, olifanten, apen en hindoeïstische figuren. De bouw, onder leiding van de architect Alexandre Marcel duurt minder dan een decennium.

.

  • In Letchworth bij Londen realiseren Raymond Unwin en Barry Parker de eerste tuinstad. De tuinstad is een antwoord op de verloedering van de industriële sloppenwijk. Ebenezer Howard (1850-1928), een Brits journalist publiceerde in 1902 het boek Garden Cities of To-Morrow en ligt aan de basis van dit nieuw soort steden.

.

.

1905 bewerken

.

.

  • Invoering van de zesdaagse werkweek. Dat zondag de rustdag is, heeft veel te maken met het katholieke landsbestuur.

.

.

In mijn omgang met werklieden heb ik inzicht gekregen en ondervinding kunnen opdoen over hun leven en bestaan, hun uithoudingsvermogen en werklust bewonderd ’t geen voor mij een echte openbaring heten mocht. Elke ochtend kwamen die kerels van een uur ver, en te zes uur aan op het werk, en toen hadden ze meestal een paar uur op hun eigen akker bezig geweest. Ze wrochten zonder verpozen tot de middag en van één uur tot ’s avonds acht. Dan hadden ze weer de lange weg af te leggen naar huis, waar ze altijd nog een of ander karwei te kalefateren hadden bij mensen uit de gebuurte; werk ten ontijde, zoals ze dat noemden. Als dagloon verdienden de metsers toen 30 centiemen per uur en de dienders 25 centiemen. Daarmede moesten ze hun gezin onderhouden.

Stijn Streuvels, Ingooigem I, 1904-1914

.

.

1906 bewerken

.

BEELDFRAGMENT BERLIJN-WENEN, 1906.

.

.

.

1907 bewerken

.

.

  • Op 17 april stromen op Ellis Island 12.000 gelukszoekers toe, nooit eerder was hun aantal zo groot. In dit jaar pogen een miljoen Europeanen de Verenigde Staten binnen te komen.

.

  • In november maakt Paul Cornu de eerste helikoptervlucht. Cornu (1881-1944) was een Franse handelaar in rijwielen. Tussen haakjes, de gebroeders Wright, de vliegtuigpioniers waren eveneens fietsenmakers.

.

.

1908 bewerken

.

.

  • Het succes van Henri Farman in Frankrijk rijkt over de grenzen. De Aero-Club des Flandres en Auguste de Breyne besluiten om Farman naar Gent te brengen om er zijn vliegkunst te tonen. Tussen 25 mei tot 2 juni 1908 onderneemt Farman vluchten met en zonder passagier op grote hoogte (1471 meter) en op lage hoogtes (ongeveer 7 meter). Zo is Gent de pionier der geslaagde vluchten. Daar waar Farman zijn demonstraties hield, is een straat naar hem genoemd.

.

.

.

1909 bewerken

 
♣ De tuin van het futurisme rekent af met het naturalisme. Hippolyte Taine (1828-1893) publiceert in 1909 zijn Philiosophie de l'art waarin hij de feitenverzameling, een positivistisch kenmerk dat ook in het theater tot ontwikkeling komt, als de essentie ziet van de roman/kunst. Niettemin is het naturalisme op zijn retour. Het Manifeste du futurisme op de eerste bladzijde van de Figaro is er de antithese van. Het Futurisme is een feit en alle historie is “passéïsme.” Wie aan “passéïstische syfilis” lijdt, ruikt naar oude archieven, kijkt achterom en verdrinkt in de stroom van de tijd zwemt en stikt in het verleden. Venetië en Brugge zijn geschiedenisbordelen en hun inwoners de slaven van het verleden. De futuristen bevrijden deze rommelmarkten van de kanker van professoren en antiquairs. De ontelbare musea zijn absurde abattoirs van schilders en beeldhouwers die elkaar met kleuren, lijnen en penselen bevechten aan tentoonstellingswanden, bibliotheken, academies en begraafplaatsen zijn verzamelpunten van passéïsten, klaar voor de sloop. Lang leve de toekomst! Lang leve het gevaar! Weg met veiligheid! Filippo Marinetti smukt zijn motorkap op met buizen die lijken op de uitwasemingen van slangen, scheurt plankgas met zijn hongerige automobiel terwijl lantaarns in lichtsnoeren voorbij flitsen, begint met gierende banden een waanzinnige wedren tegen trams, locomotieven en vliegtuigen tot hij in de gracht kantelt, het voertuig uit rent, het gewelddadige nachtelijke stadsleven tegemoet onder het elektrisch maanlicht op de vuist gaat, kasseien door ramen gooit en achtervolgd door armenzwaaiende carabinieri, de futuristische vlag opsteekt om de bespottelijkheid van de bijziende geschiedenis te bezingen. MERDE aux historiens! Dit schilderij is van Umberto Boccioni en heet Onder de Pergola in Napels. Olieverf op doek, 1914, 83 × 83 cm, Milaan, Civico Museo d'Arte Contemporanea.

.

.

  • De Ligue des amis de la forêt de Soignes wil het Zoniënwoud beschermen. De invloedrijke vereniging construeert een beeld van het Zonieënwoud dat een tegengewicht vormt voor de oprukkende stad, een landschap met een botanische meerwaarde en een rijk historisch, cultureel en economisch potentieel.

.

  • Philips start de bouw van haar lichttoren in Eindhoven. Huisarchitect Dirk Roosenburg (opa van Rem Koolhaas) ontwerpt de toren die nu een hotel is. De lichttoren test lampen op hun gebruiksduur en is de hele nacht en dag door een lichtbaken.

.

.

Kijken

.

.

EEN NIEUW DECENNIUM bewerken

1910 bewerken

.

.

 
Ohio Works of the Carnegie Steel Compagnie, Youngstown, 19 September 1910.

.

  • Oprichting van de Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon om het 'landelijk en stedelijk schoon' te behouden.

.

.

1911 bewerken

 
Maurice Maeterlinck; De lezing door Emile Verhaeren (detail), door Théo van Rysselberghe

.

  • Eugene Burton Ely landt met een dubbeldekker op een scheepsdek en het Belgische leger start een vliegschool in Brasschaat.

.

  • Wet tot het behoud van de schoonheid der landschappen.

.

.

.

  • Heliopolis is klaar. In 1904 besliste baron Empain tot de bouw van deze glamoureuze en mondaine stad vol brede lanen, luxehotels, villa's, paleizen... er is een renbaan, een pretpark en een golfterrein.

.

  • ♣ Frances Burnet publiceert het kinderboek De geheime tuin. Twee ongelukkige kinderen vinden de sleutel van een geheime en vergrendelde rozentuin. Daar bloeien ze letterlijk open in de lente van hun leven.

.

.

1912 bewerken

.

  • De ramp met de Titanic (schip, 1912) zorgt voor diverse maatregelen die dit soort rampen moet vermijden; Oprichting van de afdeling Landschappen van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen; Jean Massart publiceert zijn Pour la protection de la Nature en Belgique. Het is een vroeg pleidooi voor natuurbescherming. Eerder schreef hij over 'Les aspects de la végétation en Belgique', een didactische platenverzameling die botanisch België aan een breed publiek voorstelt.

.

  • Pools-Amerikaanse boekhandelaar Wilfrid M. Voynich krijgt een mysterieus document in handen, sindsdien het Voynichmanuscript genoemd. Het is een geïllustreerd handschrift met een onbegrepen inhoud uit de 15e eeuw. Het is tot op heden niet ontcijferd en wordt bewaard door de Universiteit van Yale.

.

Kijken

.

.

1913 bewerken

Fragment uit een melodrama van de fimregisseur D.W. Griffith voor de Biograph Company waarbij een fluitspeler oud-geliefden verenigt.
 
Henry Fords lopende bandsysteem brengt het werk tot bij de arbeider.

.

  • Oprichting van de Commissie er Verfraaiing van het Landleven.

.

  • ♣ Den Haag telt 270 volkstuinen, Rotterdam 243, Schiedam 128 en Leiden 114. In Nederland staat de teller op 2153. Het bestuur van de Haagsche Volkstuinen nodigt bestuurders van volkstuincomplexen uit om over de toekomst te spreken. Resultaat hiervan was het rapport ‘Over de stand der volkstuinen in Nederland’ dat een onderscheid maakt tussen arbeiderstuinen (bedoeld om in voedsel te voorzien) en volkstuinen (voor frisse lucht, zon en vrijetijd). Beide tuintypes moeten de armste groepen ondersteunen.

.

  • Opening van het vredespaleis in Den Haag, gebouwd met de centen van Andrew Carnegie en de architectuur van Louis Cordonnier. De inrichting is afkomstig uit diverse landen: Italië leverde marmer, Indonesië hout, Bohemen de luchters van glas en kristal, de Zwitsers leverden de klok in de toren...

.

  • België telt na acht decennia negenduizend kilometer spoor, buurtspoorwegen inbegrepen. Meer dan honderdduizend Belgen werken in de sector en in New York opent het grootste treinstation ter wereld, het Grand Central Station. Het functioneert sinds 1871 en telt nu 44 perrons en 67 sporen. Na de oorlog daalt de omzet in het spoorvervoer, het wegvervoer neemt het over. Henry Ford neemt in 1913 de lopende band in gebruik. Zijn 'Fordisme' baseert zich op het Taylorisme met extra's: 1. de lopende band; 2. het ambassadeurschap van de werknemers en 3. de hogere lonen die de arbeiders in staat stellen een auto te kopen wat tot extra productiviteit leidt. Deze arbeidsrationalisering vindt zijn oorsprong in Chicago. Daar verschijnen eind negentiende eeuw gigantische abattoirs in de vleesverwerking. Vee uit de Midwest voedt de snelgroeiende natie. De nazi's vonden er eveneens inspiratie. Isaac Bashevis Singer (1903-1991) legt als Amerikaanse Jood een verband tussen de vernietigingskampen en de slachthuizen.[12]

.

  • Wereldtentoonstelling van Gent, 'la Ville de Flore', aldus A. Buyssens in zijn biografische verhandeling uit 1913 over de Gentse plantenkweker Louis Van Houte.

.

  • In het Théâtre des Champs-Élysées veroorzaakt Le Sacre du Printemps van de Ballets Russes en 25-jarige Igor Stravinsky een schandaal. Het Parijse publiek fluit en joelt, slingert beledigingen en bedreigingen naar het podium. Het thema weerspiegelt het einde van het Fin de Siecle: een uitverkoren jonge maagd danst zich dood als offer en is de culturele 'aankondiging' van de Eerste Wereldoorlog.[13]

.


.

.

  1. Dat heeft te maken met een stof die veel bloemen afscheiden: Indool, gebruikt bij het maken van parfums. In kleine concentraties vinden de meeste mensen dit een prettige geur, in hoge hoeveelheden is het weerzinwekkend en doet het denken aan stront of balsemvloeistof die de houdbaarheid van het dode lichaam verlengen.
  2. Geciteerd in RICHARD SENNETT, Stadsleven, p. 36.
  3. JULIAN BARNES, vertaald door Ronald Vlek. De man in de rode mantel. Atlas, 2019.
  4. COR HERMANS. De uitgewiste horizon. Europa’s obsessie met cultureel verval 1835-1914, Boom, 2023.
  5. OSWALD SPENGLER, vertaald door Mark Wildschut. De ondergang van het avondland. Schets van een morfologie van de wereldgeschiedenis, deel II, Boom, Amsterdam, 2017, p. 9.
  6. LUDO DE WITTE. Nieuw imperialisme, oud kolonialisme, heroplevend negationisme. Tekst zonder referenties.
  7. HARRY STALKNECHT. Een kleine geschiedenis van alledaagse dingen. (...) p. 16;
  8. BART VAN LOO. Frankrijktrilogie. Reizen, eten, vrijen, Bezige Bij, Antwerpen, 2011, p. 490.
  9. PETER SCHNEIDER. Berlijn. Biografie van een nieuwe stad, Contact, Antwerpen, 2014, p. 105-113.
  10. BART VAN LOO. Frankrijktrilogie. Reizen, eten, vrijen, Bezige Bij, Antwerpen, 2011, p. 495.
  11. RICHARD SENNETT, vertaald door Maarten van der Werf. Stadsleven. Een visie op de metropool van de toekomst, Meulenhof, Amsterdam, 2018, p. 111.
  12. TON LEMAIRE. Onder dieren. Voor een diervriendelijker wereld, Ambo|Anthos, Amsterdam, 2017, p.360.
  13. JAY WINTER BLANE BAGGETT, vertaald door E. Verschuuren en E. Drenth. 1914-1918. De Grote Oorlog en de vorming van de 20ste eeuw, Standaard, Antwerpen, 1997, p. 23.