Paul-Emile Janson

Belgisch politicus (1872–1944)

Paul-Emile Janson (Brussel, 30 mei 1872 - concentratiekamp Buchenwald, 3 maart 1944) was de Belgische eerste minister van november 1937 tot mei 1938.

Paul-Emile Janson
Paul-Emile Janson
Geboren Brussel, 30 mei 1872
Overleden Buchenwald, 3 maart 1944
Land Vlag van België België
Partij Liberale Partij
Premier van België
Aangetreden 23 november 1937
Einde termijn 15 mei 1938
Regering Janson
Opvolger Paul-Henri Spaak
Minister van Justitie
Aangetreden 22 november 1927
Einde termijn 15 juni 1931
Regering Jaspar II, III
Voorganger Paul Hymans
Opvolger Fernand Cocq
Aangetreden 22 oktober 1932
Einde termijn 12 juni 1934
Regering De Broqueville III, De Broqueville IV
Voorganger Fernand Cocq
Opvolger François Bovesse
Aangetreden 16 april 1939
Einde termijn 3 september 1939
Regering Pierlot II
Voorganger Eugène Soudan
Opvolger Eugène Soudan
Aangetreden 5 januari 1940
Einde termijn 28 augustus 1940
Regering Pierlot IV
Pierlot V
Voorganger Eugène Soudan
Opvolger Albert de Vleeschauwer
Minister van Landsverdediging
Aangetreden 4 februari 1920
Einde termijn 20 november 1920
Regering Delacroix II
Voorganger Fulgence Masson
Opvolger Albert Devèze
Portaal  Portaalicoon   België
Politiek

Levensloop bewerken

Paul-Emile Janson behoorde tot een politieke familie. Hij was de zoon van de progressieve liberaal Paul Janson, de broer van Marie Janson, de eerste vrouwelijke senator, en de oom van Paul-Henri Spaak, die meermaals premier en minister van Buitenlandse Zaken was.

Hij promoveerde tot doctor in de rechten en werd beroepshalve advocaat. In 1921 werd hij eredoctor aan de Universiteit van Rijsel. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij een van de leidende figuren van het Nationaal Hulp- en Voedingskomiteit.

Van 1914 tot 1935 zetelde hij voor de Liberale Partij in de Kamer van volksvertegenwoordigers. Daarna zetelde hij van 1935 tot 1936 als gecoöpteerd senator in de Senaat. Het was de bedoeling dat hij in 1936 gecoöpteerd senator zou blijven, maar hij raakte niet verkozen[1]

Als liberaal voerde hij een onafhankelijke koers, die door zijn partij niet gewaardeerd werd. Vooral zijn houding inzake de schoolkwestie en de Vlaamse kwestie werd hem door Franstalige liberalen kwalijk genomen. Door enkele toegevingen aan de Vlamingen te doen, meende Janson de Belgische eenheid te kunnen versterken.[2]

Hij doorliep een aanzienlijke loopbaan als lid van de Belgische regering. In februari tot september 1920 was hij minister van Landsverdediging, waarbij een militair akkoord met Frankrijk ondertekende. Daarna was hij van november 1927 tot juni 1931 en van oktober 1932 tot november 1934 minister van Justitie. In deze functie kantte hij zich in 1928 tegen volledige amnestie voor activisten en legde hij in maart 1930 in de Kamer het wetsontwerp neer voor de regeling van het taalgebruik in gerechtszaken. Van november 1937 tot mei 1938 leidde hij als eerste minister een regering van liberalen, katholieken en socialisten. Tijdens zijn premierschap werden twee cultuurraden en de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België opgericht. Ook beloofde hij een taalwet voor het leger, die pas onder zijn opvolger en neef Paul-Henri Spaak goedgekeurd werd. Na zijn premierschap was hij van januari tot februari 1939 minister van Buitenlandse Zaken, van april tot september 1939 en van januari tot augustus 1940 minister van Justitie en van september 1939 tot januari 1940 minister Zonder Portefeuille. In 1931 werd hij benoemd tot minister van Staat.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog trok hij met de regering naar Zuid-Frankrijk. Hij weigerde echter verder mee te vluchten naar Londen en bleef met zeven andere ministers achter op het vasteland. Alle acht boden op 28 augustus 1940 hun ontslag aan bij eerste minister Pierlot. Ze werden door de regering als definitief ontslagen beschouwd, ondanks hun latere pogingen om opnieuw in de regering te worden opgenomen.

In 1943 werd Zuid-Frankrijk (de zogenaamde 'zone libre') door de Duitsers bezet en werd Janson in Nice gearresteerd. Hij werd gedeporteerd naar het concentratiekamp van Buchenwald, waar hij op 3 maart 1944 overleed.

Publicaties bewerken

  • La Belgique hollandaise, Brussel, Larcier, 1905
  • Succession de S.M. Léopold II. Plaidoirie pour S.A.R. Madame la Princesse Louise de Belgique, Brussel, Lamberty, 1911.
  • Lophem. Une conférence de M. Paul-Emile Janson sur les évènements politiques de novembre 1918, 1926
  • (samen met Eugène SOUDAN,) Code du travail. Mis à jour et annoté, Brussel, Larcier, 1924.

Literatuur bewerken

  • Albert DEVÈZE, Paul-Emile Janson, in: Le Flambeau, 1935.
  • H. GOFFINET, Paul-Emile Janson, in: Revue Générale de Belgique, 1946.
  • Charles D'YDEWALLE, Silhouettes politiques: Paul-Emile Janson, in: Revue Générale, LXII, 1929.
  • N. N., Personnalités et personnages: Paul-Emile Janson, in : Revue Générale, LXIX, 1936.
  • R. DEVULDERE, Biografisch repertorium der Belgische parlementairen, senatoren en volksvertegenwoordigers 1830 tot 1.08.1965, Gent, R.U.G., licentiaatsverhandeling (onuitgegeven), 1965.
  • Paul VAN MOLLE, Het Belgisch parlement, 1894-1972, Antwerpen, 1972
  • Jean STENGERS, Paul-Emile Janson, in : Académie Royale de Belgique, Bulletin de la Commission des Lettres et des Sciences Morales et Politiques, 5e série, LIX, 1973-1976.
  • W. PARISEL, Histoire de La Loge "Les Vrais amis de l'Union et du Progrès Réunis" 1892-1980, Brussel, 1980.
  • Pierre HENRI, Grands avocats de Belgique, Brussel, Ed. J.M. Collet, 1984.
  • G. LEFEBVRE, Biographies Tournaisiennes 1836-1986, Tournai, 1990.
  • Jan VELAERS & Herman VAN GOETHEM, Leopold III. De Koning, het Land, de Oorlog, Tielt, 1994
  • Bernard VAN CAUSENBROECK, Paul-Emile Janson, in: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt-Utrecht, Lannoo, 1998.
  • Pierre STEPHANY, Portraits de grandes familles, Brussel, Editions Racine, 2004.

Externe links bewerken

Voorganger:
Paul van Zeeland
Belgische premier
Regering-Janson (1937-1938)
Opvolger:
Paul-Henri Spaak
Voorganger:
Fulgence Masson
Minister van Landsverdediging
1920
Opvolger:
Albert Devèze
Voorganger:
Paul Hymans
Minister van Justitie
1927-1931
Opvolger:
Fernand Cocq
Voorganger:
Fernand Cocq
Minister van Justitie
1932-1934
Opvolger:
François Bovesse
Voorganger:
Paul-Henri Spaak
Minister van Buitenlandse Zaken
1939
Opvolger:
Eugène Soudan
Voorganger:
Eugène Soudan
Minister van Justitie
1939
Opvolger:
Eugène Soudan
Voorganger:
Eugène Soudan
Minister van Justitie
1940
Opvolger:
Albert de Vleeschauwer