Klein fakkelgras

soort uit het geslacht Rostraria
(Doorverwezen vanaf Rostraria cristata)

Klein fakkelgras (Rostraria cristata) is een eenjarige plant, die behoort tot de grassenfamilie. De soort komt van nature voor in het Middellandse Zeegebied en Zuidwest-Azië. Het aantal chromosomen is 2n = 26[1].

Klein fakkelgras
Klein fakkelgras
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:Eenzaadlobbigen
Clade:Commeliniden
Orde:Poales
Familie:Poaceae (Grassenfamilie)
Onderfamilie:Pooideae
Geslachtengroep:Poeae
Geslacht:Rostraria
Soort
Rostraria cristata
(L.) Tzvelev (1971)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Klein fakkelgras op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De plant wordt in het algemeen 5-20 cm hoog. De halmen zijn rechtopstaand of aan de basis geknield en meestal aan de basis vertakt. De halm is dun, geribbeld, kaal en heeft drie tot vijf knopen. De bladscheden zijn dicht bedekt met dunne, ongeveer één millimeter lange haren. Het afgeknotte tongetje is 0,5-3 mm lang. Het vlakke blad is 4-26 cm lang en 4-8 mm breed en is bedekt met lange, dunne haren.

Klein fakkelgras bloeit vanaf juni tot in september. De bloeiwijze is een 1-10 cm lange en 5-29 mm brede, cilindrische, vaak gelobde aarpluim. De steel van de aartjes is 0,2-0,5 mm lang. Het 3-6 mm lange aartje heeft twee tot zes bloemen. De kelkkafjes zijn aan de kiel lang gewimperd of kaal. Het onderste, lijnvormige tot smal-lancetvormige, eennervige kelkkafje is 1–2,5 mm lang. Het bovenste ovale tot lancetvormige, drienenervige kelkkafje is 2–3 mm lang. Het onderste kroonkafje is vijfnerverig, vliezig met een iets onder de punt beginnende, 1-3 mm lange kafnaald. De top van onderste kroonkafje is ingesneden. De 2,0-2,6 mm lange bovenste kroonkafjes zijn tweenervig. De helmknoppen zijn 0,2-0,4 mm lang.

De vrucht is een graanvrucht.

Klein fakkelgras staat op zonnige, droge, stenige of zandige grond. De eenjarige plant groeit op ruderale plekken in bermen en in open bossen, in graslanden en kustheiden, in boomspiegels en op verwaarloosde kerkhoven. Verder tussen plaveisel en op grind, op spoorwegemplacementen en haventerreinen, op kliffen en muren. Ze stamt oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied en Azië maar is momenteel als verontreiniging in wol, vogelzaad, graan en bloembollen bijna overal verspreid en ingeburgerd, maar zeer zeldzaam in Nederland. De soort groeit in kleine pollen en heeft vaak rechte stengels met een kort tongetje en meestal vlakke, basale, al of niet behaarde bladeren. De slanke, cilindrische aarpluimen zijn los tot ± gelobd en ze dragen aartjes die 3-5(-10) fertiele bloemen bezitten. Het geslacht is indertijd afgescheiden van fakkelgras en verschilt daarvan doordat de bladeren niet altijd behaard zijn, de top van de lemma’s ingesneden is en vooral door haar eenjarigheid.[2]

bewerken
Zie de categorie Rostraria cristata van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Wikispecies heeft een pagina over Rostraria cristata.