Soera Het Berouw is een soera van de Koran.

التوبة
Het Berouw
Soera 9
Transcriptie At-Tawbah
Geopenbaard in     Medina
Aantal aya's 129
Djuz' dag 10 (tot aya 94) en dag 11
Geopenbaard na De Tafel

De soera is vernoemd naar het betonen van berouw dat in aya 3 wordt genoemd.

Aya 30 vertelt dat de joden Uzayr zoon van God noemen en dat de christenen de messias zoon van God noemen.

Bijzonderheden

bewerken

Ayat 128 en 129 zouden niet zijn geopenbaard in Medina. Deze soera wordt ook wel De Vrijheid (البراءة: Al-Bara'at) genoemd.

De soera begint niet, in tegenstelling tot alle andere, met de basmala. Soms wordt gedacht dat soera De Buit en soera Het Berouw één geheel vormen.

Veel onderwerpen in deze soera hangen samen met de gevechten in het jaar 631. De eerste 36 ayat zijn mogelijk de proclamatie die Mohammed liet voorlezen tijdens de hadj in 630.[1]

Volgens een authentieke hadith is dit de laatste volledige soera die geopenbaard is.[2] De datum van de openbaring van een aya kan bepalen of er naskh op wordt toegepast. Hierbij kunnen eerder geopenbaarde ayat worden opgeheven of vervangen door latere openbaringen.

Zwaardvers

bewerken

Aya 5 staat bekend als het zwaardvers en kan als volgt vertaald worden:

Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt dan de afgodendienaren (de polytheïstische Arabieren die het vredesverbond met de moslims hebben geschonden) waar je hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag. Maar als zij berouw hebben en het gebed houden en de zakat betalen, laat hun weg dan vrij. Voorzeker, God is Vergevensgezind, Genadevol.

Deze aya zou gericht zijn op de polytheïsten met wie destijds een vredesverbond (Verdrag van Hoedaibiya) was opgemaakt dat zij nadien hadden verbroken door moslimstammen 's nachts in een hinderlaag aan te vallen; bovendien stelt de voorafgaande aya dat het gaat om hen met wie een verbond is gesloten (Qoeraisj-stam). Dit zou betekenen dat in het zwaardvers geen gewag wordt gemaakt van ongelovigen in het algemeen. Met deze exegese wordt ook niets afgedaan aan soera De Koe 256: Er is geen dwang in de godsdienst. Osama bin Laden heeft wellicht het zwaardvers echter wel gebruikt als grond voor de gewapende jihad.[3]

De gerenommeerde Koranexegeet Ibn Kathir heeft een andere visie op dit vers. Hij maakt in zijn tafsir geen melding van het schenden van een verdrag. Volgens hem heeft het vers betrekking op polytheïsten over de hele wereld. Moslims moeten hen actief bevechten. De polytheïsten kunnen in leven blijven door zich tot de islam te bekeren.[4]

De djizja is gebaseerd op aya 29. Deze aya luidt:

Vecht tegen degenen die niet in Allah en in de Laatste Dag geloven, noch verbieden wat door Allah en Zijn Boodschapper verboden is; en degenen die de godsdienst van de Waarheid niet erkennen onder de mensen van het Boek, totdat zij het beschermgeld betalen naar vermogen, terwijl zij onderdanigen zijn.

In ayat 30-33 wordt verder ingegaan op de reden waarom de mensen van het Boek (joden en christenen) moeten worden bevochten.

En de Joden zeggen: “Ezra is de zoon van Allah,” en de Christenen zeggen: “de Messiah is de zoon van Allah.” Dat zijn uitspraken uit hun monden. Zij imiteren de uitspraken van de oude ongelovigen. Allah’s vloek zij op hen; hoe zij van de Waarheid zijn weggelokt! Zij namen hun rabbijnen en monniken tot hun heren naast Allah en (zij namen ook) de Messiah, zoon van Maryam (tot hun heer), terwijl zij bevolen waren om niemand behalve de Ene God te aanbidden. Er is geen god dan Hij. Verheerlijkt en geloofd is Hij (verheven is Hij) boven de deelgenoten die zij naast Hem toekennen. Zij willen Allah’s Licht doven met hun monden, maar Allah wil slechts Zijn licht laten schijnen, ook al haten de ongelovigen het. Hij is het Die Zijn Boodschapper gestuurd heeft met Leiding en om de godsdienst van de waarheid over alle andere godsdiensten superieur te maken, zelfs als de polytheïsten het haten.

Volgens Ibn Kathir werd soera het Berouw 29 geopenbaard nadat ongelovigen niet meer in de buurt van al-Masjid al-Haram mochten komen. De Qoeraisj vreesden hierdoor minder inkomsten te krijgen uit handel. Om hen te compenseren werd opgeroepen tot offensieve jihad tegen joden en christenen om zo geld te verdienen door djizja van hen te eisen.[5]

Uzayr (Ezra), die volgens aya 30 door de joden zoon van God wordt genoemd, zou volgens tafsir gaan om een kleine groep joden die in Medina leefden in de tijd van Mohammed of een handvol andere joden. Daarnaast zou de titel 'zoon van God' ook kunnen slaan op Uzayrs rol; hij was verantwoordelijk voor het memoriseren en het bewaren van de gehele Thora, nadat deze verloren was gegaan na Babylonische ballingschap.[6]

bewerken

Referenties

bewerken
  1. De Koran verstaan, Anton Wessels, Uitgeverij Kok, 1986, blz 23, ISBN 90-242-4115-4
  2. (en) Ibn al-Hajjaj, Muhammad, Sahih Muslim 1618c. Geraadpleegd op 6 april 2024.
  3. De Koran in een notendop, Robbert Woltering en Michael Leezenberg, Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam, 2009, blz. 48-49, ISBN 978 90 351 3049 4
  4. (en) Ibn Kathir, Tafsir Ibn Kathir 9:5. Geraadpleegd op 30 mei 2024.
  5. (en) Ibn Kathir, Tafsir Ibn Kathir 9:28. Geraadpleegd op 13 april 2024.
  6. the Qur'an: an encyclopedia, Oliver Leaman e.a., Routledge Taylor and Francis Group, 2006, blz. 674, 'Uzayr, ISBN 97 80415 77529 8