Portaal:Biologie/Uitgelicht

Deze pagina geeft een overzicht van alle uitgelichte artikels en/of afbeeldingen op het portaal Biologie. Voor elke week van het jaar is er zo'n artikel en/of afbeelding. Voel u vrij om deze te bewerken door de bijhorende bewerk-link te volgen.
Uitgelicht deze week (17)

Het geslacht passiebloem (Passiflora) is een geslacht van meest overblijvende en meestal klimmende planten in de familie Passifloraceae. Passiflora gracilis is de enige eenjarige soort. Ook bestaan er boompassiflora's, waarbij de hechtranken in de loop van de evolutie zijn gereduceerd. Het geslacht is inheems in Noord-Amerika, op de Caraïben en in Midden- en Zuid-Amerika. Australië heeft drie inheemse soorten. Ook in Oceanië en Azië komen inheemse passiebloemen voor. Er zijn ruim 500 soorten bekend.

De geslachtsnaam Passiflora is mogelijk gegeven door Spaanse missionarissen. Toen zij deze in Zuid-Amerika ontdekten, zagen zij in de vijf kelk- en de vijf kroonbladen een verwijzing naar de tien apostelen behalve Petrus en Judas. De drie stampers leken op de spijkers waarmee Jezus Christus aan het kruis werd genageld. De dubbele bijkroon leek op de doornenkroon van Christus. De kronkelende klimmende takken leken op een zweep. De drie bijkelkbladen stelden de drie Maria's bij het kruis voor. Het blauw van de bloem verwees naar de hemel of naar het blauw van het kleed van Maria. Om deze reden noemden zij hem passiebloem, de naam die ook in het Latijn terecht is gekomen. Aangezien de planten pas in de 16e eeuw in Zuid-Amerika ontdekt zijn, moet de legende dat de plant zich om het kruis van Christus heeft gewonden, naar het rijk der fabelen worden verwezen.

[bewerk]

Ga naar week
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53


Week 1

De Brachiosaurus ("armreptiel") was een van de grootste dinosauriërs die ooit geleefd hebben. Hij werd minstens 23 meter lang en woog tot liefst 50 ton. Hij leefde tijdens het late Jura in Noord-Amerika en Afrika die toen nog van één landmassa deel uitmaakten. De Brachiosaurus had een kleine kop in verhouding tot zijn lichaam, een typisch kenmerk van de groep waartoe hij behoorde: de Sauropoda. De Brachiosauridae (Brachiosaurus zelf en enkele verwante soorten) hadden erg lange voorpoten; samen met de lange nek konden ze wellicht zo hun hoofd tot wel 18 meter (Sauroposeidon proteles) hoogte brengen om boomtakken van naalden te ontdoen.

[bewerk]

Week 2

Schimmels zijn heterotrofe organismen die in de meeste opzichten op planten lijken.

Kenmerkend voor schimmels zijn de tot netten verweven witte draden (mycelium) en bij sommige schimmels een bovengronds vruchtlichaam, de paddenstoel. Soms zit het vruchtlichaam onder de grond zoals bij de truffel. De draden worden hyfen genoemd. Schimmels planten zich over het algemeen voort met sporen. Deze ontstaan in het vruchtlichaam of aan het uiteinde van een hyfen.

Behalve paddenstoelen zijn er ook andere structuren die een schimmel kan vormen. Haustoria zijn de structuren die parasitaire schimmels gebruiken om organische stoffen van de gastheer te stelen. Rhizomorfen zijn een soort dikkere hyfen en zijn vergelijkbaar met de wortels van planten. Sclerotia en stromata zijn grote structuren die een schimmel vormt om de winter te overleven.

[bewerk]

Week 3

Het sneeuwklokje (Galanthus nivalis) is een maximaal 2,5 decimeter hoog bolgewasje. De bloemen hebben elk een eigen bloemstengel en hangen van de top van deze stengel naar beneden. Een bloem heeft zes bloemdekbladeren, waarvan de buitenste drie langwerpig zijn en de binnenste drie omgekeerd hartvormig zijn. De lange smalle bladeren zijn blauwachtig groen.

Er worden door de Flora van België twee ondersoorten onderscheiden:

  • var. nivalis waarvan alleen de binnenste drie bloemdekbladen een groene of gele vlek aan het uiteinde hebben.
  • var scharlockii waarvan alle bladen een groene of gele vlek hebben.

Sneeuwklokjes zijn bloeiend te vinden van januari tot april.

[bewerk]

Week 4

De witte haai of mensenhaai is, in tegenstelling tot wat de meeste mensen denken, niet zo gevaarlijk als in de film Jaws. Hij eet voornamelijk zeerobben, tonijn en schildpadden. Ook durft deze haai een mens aan te vallen, maar dit is meestal zonder dodelijke afloop. Hij leeft vooral in tropische en warme zeeën. Hij moet constant blijven zwemmen om zijn zuurstoftoevoer draaiende te houden.

Deze haai is een vreemd dier. Wanneer zijn verhouding gewicht-lengte gelijk is, maakt hij een omkering van zijn levensgewoontes mee. Ze verlaten hun jachtgebieden, en zwemmen de hele oceaan rond. Ze zakken naar een diepere zeelaag. Men denkt dat ze ook een geslachtsomkering meemaken. Zo veranderen ze van mannelijk naar vrouwelijk. Waarschijnlijk houden ze hierdoor de populatie van de ‘witte dood’ op peil.

[bewerk]

Week 5

De aligatorschildpad komt voor in het zuidoosten van de Verenigde Staten, in Florida en aangrenzende provincies in de kom van de Golf van Mexico, waar ze in vrijwel alle grotere wateren met ondiepe delen, een modderbodem en enige vegetatie in het water kunnen leven. Ze hebben een opvallend bulterig schild met drie scherpe longitudinale richels en een diep, diamantvormig reliëf en ogen die wat meer aan de zijkant van de kop staan. Deze enorme kop bestaat voor het grootste deel uit kaak, waaraan de krachtigste kaakspieren zitten uit de schildpaddenwereld. De staart is zeer lang en het schild kan maar liefst 90 centimeter lang worden en daarmee is deze massieve schildpad de grootste zoetwaterschildpad ter wereld, ze kunnen bijna 100 kilo wegen.

[bewerk]

Week 6

Tomaat is een giftige plant uit het geslacht nachtschade, de rijpe vrucht is gezond en wordt gegeten. De gifstof van de tomaat heet tomatine en is een glycoalkaloïd. De stof wordt door de plant geproduceerd als afweerstof tegen allerlei ziekteverwekkers en is ook giftig voor de mens. Bij het rijpen van de vrucht verdwijnt de gifstof hieruit, hierdoor wordt de vrucht eetbaar maar ook gevoeliger voor schimmels en bacteriën. In Amerika wordt van groene vruchten een chutney gemaakt, die bij het eten van te grote hoeveelheden vergiftigingsverschijnselen kan geven.

[bewerk]

Week 7

Met de robinia wordt in Nederland en Vlaanderen meestal de Robinia pseudoacacia bedoeld. Deze Noord-Amerikaanse boomsoort is genoemd naar vader en zoon Jean en Vespasien Robin, lijfartsen van koning Hendrik IV van Frankrijk, die in 1601 een Robinia plantten in de tuin van het Louvre in Parijs. Dit was echter niet de eerste Robinia in Europa, vermits de robinia die nu nog bij het kasteel Doorwerth (Gelderland) te bewonderen is, geplant zou zijn op 23 januari 1579, ter gelegenheid van de tot stand koming van de Unie van Utrecht.

[bewerk]

Week 8

Carl Linnaeus (23 mei 1707-10 januari 1778) was een Zweedse arts en bioloog, die de binominale nomenclatuur voor levende wezens ontwikkelde.

Het meest revolutionaire aspect van zijn nomenclatuur was dat deze uitging van de seksuele organen van planten. In die tijd was het nog een relatief nieuw gegeven dat planten seksuele organen hadden, en bovendien was het spreken over seksualiteit een groot taboe. Nu maakte Linnaeus juist deze seksuele organen tot de basis van zijn systeem: De planten werden verdeeld in klassen al naar gelang de aantallen vrouwelijke en mannelijke organen per bloem of per plant. Deze seksuele aard van zijn verdeling, en het voor die tijd weinig verbloemende gebruik van seksuele termen, maakte zijn systeem moeilijk te accepteren voor zijn tijdgenoten.

[bewerk]

Week 9

Er zijn acht soorten cavia's beschreven waarvan Cavia porcellus de bekende huiscavia is. De moderne huiscavia stamt af van een groep cavia's die ca. 3000 jaar geleden door de Inca's tam werd gemaakt. DNA-onderzoek heeft aangetoond dat de naaste verwanten van de huiscavia de C. aperea, C. tschudii, en C. fulgida zijn en dat een van deze drie waarschijnlijk de wilde voorouder is. Sommige onderzoekers vinden de verschillen tussen deze soorten zo gering dat ze ze onder één soort schikken. Het gezaghebbende Smithsonian Institute in Washington noemt op zijn officiële lijst van zoogdieren dan ook maar vijf soorten onder het geslacht Cavia.

[bewerk]

Week 10

De nieren zijn bij zoogdieren, waaronder de mens, twee organen die gelegen zijn in de buikholte achter het peritoneum links en rechts van de ruggengraat. Bij de mens zijn de nieren enigszins boonvormig, met de holle kant naar het midden wijzend. Menselijke nieren zijn 10-13 cm lang, 5 cm dik en wegen ieder ca. 150 gram.

De nieren zuiveren het bloed van daarin opgeloste ongewenste stoffen, vooral afvalstoffen van de stofwisseling en via het voedsel opgenomen vergiften en geneesmiddelen. Dit gebeurt deels passief en deels actief. De nier zorgt ook voor het handhaven van het zuur-base evenwicht op langere termijn van het lichaam door het transport van bicarbonaat en waterstofionen. Het product dat de nieren hierbij maken, een oplossing van stoffen die het lichaam niet meer kan gebruiken, heet urine.

[bewerk]

Week 11

De reuzenberenklauw (Heracleum mantegazzianum) is een in de Benelux voorkomende exoot uit Zuidwest-Azië, die in de 19e eeuw als tuinplant naar Europa is gebracht.

De reuzenberenklauw is een plant die na het groeiseizoen tot de grond toe afsterft, en in het jaar daarop binnen een paar maanden opgroeit tot een hoogte van maximaal 4 meter. Het is een twee- tot vierjarige plant die na een of twee jaar tot bloei komt. De bloei duurt van juli tot september, de bloeiwijze bestaat uit een scherm van witte bloemetjes. De plant houdt van verstoorde, voedselrijke grond. Het sap van de plant is bij de mens schadelijk voor huid en ogen.

[bewerk]

Week 12

Gehele of gedeeltelijke kleurenblindheid is het niet volledig normaal waarnemen van kleuren. 'Kleurenzwakte', minder goed kunnen onderscheiden, komt meer voor dan 'echte' kleurenblindheid waarbij een van de drie kleurwaarnemingssystemen helemaal is uitgevallen. Meestal treedt kleurenblindheid op als één of meer van de drie typen kegeltjes, die naast de staafjes een van de twee soorten lichtgevoelige cellen in het netvlies zijn, niet goed of helemaal niet werken. Kleurenblindheid is meestal een geslachtsgebonden erfelijke aandoening, hoewel er ook verworven vormen bestaan, meestal door intoxicaties, soms met bepaalde geneesmiddelen.Tevens in onlangs onderzoek verricht naar kleurenblindheid bij mannen. En daaruit bleek dat mannen die kleurenblind zijn 16 tinten beige meer zien dan "normale mensen". Men tast nog in het duister om de reden, een theorie is dat de man vroeger in de steppe de gecamoufleerde dieren beter moest kunnen zien.

[bewerk]

Week 13

Neushoorns zijn grote zoogdieren, die voorkomen in Afrika en Azië en worden gekarakteriseerd door de hoorn (één of twee, naar gelang de soort) op de snuit.

Er zijn nog vijf soorten neushoorns, die allemaal in meerdere of mindere mate bedreigd worden in hun voortbestaan. In China is de hoorn zeer gewild als medicijn met, naar men gelooft, potentieversterkende eigenschappen. In Jemen maakt men graag mesheften uit het materiaal. De hoorn bestaat uit keratine, net als menselijke nagels en haren, dus niet uit been.


[bewerk]

Week 14
Rosalind Elsie Franklin (1920–1958) was een Brits chemicus die voornamelijk bekend geworden is vanwege haar bijdragen aan de ontdekking van de structuur van DNA.

Rosalind Franklin werd geboren in Londen, Groot-Brittannië, dochter van Muriel Waley Franklin en bankier Ellis Franklin. Zij ging na de lagere school op twaalfjarige leeftijd naar St. Paul's Girls School, een van de weinige meisjesscholen waar les gegeven werd in natuurkunde en scheikunde. Op haar vijftiende besloot ze dat ze wetenschapper wilde worden. Haar vader was echter tegen hoger onderwijs voor vrouwen en wilde dat ze sociaal werkster zou worden. Hij weigerde daarom de kosten van haar universitaire opleiding te betalen, alhoewel zij het toelatingsexamen voor de universiteit van Cambridge met succes al had afgelegd. Hij ging pas overstag toen een tante toezegde haar studie te zullen betalen en zijn vrouw zijn dochter bleek te steunen.

[bewerk]

Week 15

De coloradokever behoort tot de familie van de bladhaantjes (Chrysomelidae) en is een gemakkelijk herkenbare zwart-geel gestreepte kever die oorspronkelijk afkomstig is uit zuidelijk Noord-Amerika, waarschijnlijk Mexico (niet Colorado).

In 1824 ontdekte de insectenkundige Thomas Say tijdens een wetenschappelijke expeditie in opdracht van de Amerikaanse overheid de coloradokever in de Rocky Mountains. Oorspronkelijk kwam de kever voor op stekelnachtschade (Solanum spp.), die net als de aardappel ook tot de nachtschadefamilie behoort. Door Europese immigranten die de spoorwegen aanlegden en de aardappel in het verspreidingsgebied van de kever meebrachten is de kever overgegaan op de aardappelplant.

[bewerk]

Week 16

Een chromosoom is een karakteristieke kleurbare staafvormige structuur in de celkern die uitsluitend zichtbaar is tijdens de celdeling. Deze structuur is ontstaan door samentrekking (condensatie) van chromatine.

Vaak hoor je dat het chromosoom drager is van de erfelijke eigenschappen (genen). In strikte zin is dit echter het DNA, waaruit een chromosoom is opgebouwd.

Chromatine bestaat uit DNA dat rondom chromatine-eiwitten (histonen) is gedraaid. In de periode tussen twee celdelingen (interfase) is chromatine een lange streng en als een korrelige structuur zichtbaar in de celkern. Tijdens de celdeling verdubbelt het chromatine zich, maar beide delen blijven ergens in het midden verbonden op een plaats die centromeer wordt genoemd. Daarna trekt het zich samen en er ontstaat de karakteristieke vorm van een chromosoom.

[bewerk]

Week 17

Het geslacht passiebloem (Passiflora) is een geslacht van meest overblijvende en meestal klimmende planten in de familie Passifloraceae. Passiflora gracilis is de enige eenjarige soort. Ook bestaan er boompassiflora's, waarbij de hechtranken in de loop van de evolutie zijn gereduceerd. Het geslacht is inheems in Noord-Amerika, op de Caraïben en in Midden- en Zuid-Amerika. Australië heeft drie inheemse soorten. Ook in Oceanië en Azië komen inheemse passiebloemen voor. Er zijn ruim 500 soorten bekend.

De geslachtsnaam Passiflora is mogelijk gegeven door Spaanse missionarissen. Toen zij deze in Zuid-Amerika ontdekten, zagen zij in de vijf kelk- en de vijf kroonbladen een verwijzing naar de tien apostelen behalve Petrus en Judas. De drie stampers leken op de spijkers waarmee Jezus Christus aan het kruis werd genageld. De dubbele bijkroon leek op de doornenkroon van Christus. De kronkelende klimmende takken leken op een zweep. De drie bijkelkbladen stelden de drie Maria's bij het kruis voor. Het blauw van de bloem verwees naar de hemel of naar het blauw van het kleed van Maria. Om deze reden noemden zij hem passiebloem, de naam die ook in het Latijn terecht is gekomen. Aangezien de planten pas in de 16e eeuw in Zuid-Amerika ontdekt zijn, moet de legende dat de plant zich om het kruis van Christus heeft gewonden, naar het rijk der fabelen worden verwezen.

[bewerk]

Week 18

De olifant is het grootste hedendaagse landzoogdier, behorende tot de orde van de slurfdieren (Proboscidea). Grotere landzoogdieren (zoals de mammoet en het Indricotherium) hebben bestaan, maar zijn uitgestorven.

Olifanten onderscheiden zich van andere dieren doordat ze een lange slurf bezitten, die zij als een soort hand gebruiken, bijvoorbeeld om voedsel op te pakken en zich met water en zand te bestrooien.

[bewerk]

Week 19

Tulp is een geslacht van bloemen uit de Leliefamilie die groeien uit een bloembol. Van origine is het een Aziatische bloem; later ontdekten Aziatische nomadische Turken ze in tuinen in onder meer Iran. Ze werd later ook in Turkije zelf waargenomen, waar het een populaire voorjaarsbloeier werd, voor hen het symbool van leven en vruchtbaarheid. In de 16e eeuw kwam de tulp (waarschijnlijk met de Turken mee) Europa in. Omstreeks 1550 verschenen de eerste exemplaren in Nederland.

[bewerk]

Week 20

Pauwen zijn middelgrote hoendervogels met mooie kleuren. Ze vallen binnen de grote familie van de fazantvogels (Phasianidae) op door hun gekleurde verenkleed en de grote sierveren van de mannetjes. In tegenstelling tot de schitterende verschijning van het mannetje is het wijfje van de blauwe pauw onopvallend gekleurd. Bij de groene pauw is het onderscheid tussen de beide seksen kleiner. De pauw is waarschijnlijk de oudst bekende siervogel. Ruim 4000 jaar geleden bereikte hij via Mesopotamië Europa. Oorspronkelijk werden ze vanwege hun schoonheid in parken en tuinen gehouden, maar al gauw werd gebraden pauw een culinair statussymbool.

[bewerk]

Week 21

Bestuiving is een belangrijke stap in de voortplanting van zaadplanten: de overdracht van stuifmeelkorrels (mannelijke geslachtscellen) van de meeldraad naar de stempel, structuur die het eitje (vrouwelijke geslachtscel) bevat. De studie van bestuiving vindt plaats in vele disciplines, zoals plantkunde, tuinbouw, entomologie en ecologie. Bestuiving is belangrijk in de tuinbouw omdat de meeste plantvruchten zich niet zullen ontwikkelen als de eitjes niet worden bevrucht.

[bewerk]

Week 22

De bosbouw is gericht op duurzame bosteeltsystemen niet alleen ten behoeve van de houtproductie maar ook voor de recreatie en het instant houden van de biodiversiteit. Tegenwoordig geldt dat een half dood bos een levend bos is, omdat op en in het dode materiaal talloze organismen leven. Vroeger werden alle omgewaaide en dode bomen direct uit het bos verwijderd.

Natuurlijke bossen zijn in Nederland niet meer te vinden. Alle bossen zijn hier aangeplant. Aanvankelijk alleen met het oog op de houtproductie en voor het vastleggen van zandverstuivingen. Tegenwoordig zijn de ecologische waarden en de biodiversiteit veel belangrijker en wordt overwegend loofhout aangeplant.

[bewerk]

Week 23

De Knobbelzwaan kwam oorspronkelijk in het noorden van Centraal-Europa, het zuiden van Scandinavië en het gebied rond de Zwarte Zee voor. Verder naar het oosten was hij tot in Noord-China te vinden. Zijn verspreidingsgebied is echter aanzienlijk uitgebreid doordat de mens hem op verschillende plaatsen heeft uitgezet. Zelfs in Zuid-Afrika kwam hij een tijdlang voor maar is daar inmiddels weer uitgestorven.

[bewerk]

Week 24

De tijger is een zoogdier dat tot de familie der Felidae behoort, een van de vier 'grote katten' die tot het geslacht Panthera horen. Tijgers zijn jagende Carnivora.

De meeste tijgers wonen in het bos (waarvoor hun camouflagestrepen geschikt zijn) en in grasland. Van de grote katten zijn de tijger en de jaguar goede zwemmers; tijgers kunnen vaak badend in vijvers, meren en rivieren worden aangetroffen.

[bewerk]

Week 25

Lepidoptera ('Schubvleugeligen') is de wetenschappelijke naam voor de orde van de vlinders en motten, die hoort tot de klasse van de insecten (Insecta), die weer behoort tot de stam van de geleedpotigen of Arthropoda.

Binnen de klasse Insecta horen de vlinders, die een volledige gedaanteverwisseling doormaken, bij de hoofdorde Endopterygota of Holometabola.

De vlinders vormen na de kevers (Coleoptera), de Tweevleugeligen (Diptera), en de Vliesvleugeligen (Hymenoptera) een van de grootste orden: er zijn inmiddels ongeveer 160.000 verschillende soorten beschreven.

[bewerk]

Week 26

Het geslacht berk omvat ongeveer 30 soorten, die verspreid over het Noordelijk halfrond voorkomen. De bomen van dit geslacht zijn uiterst winterhard. Ze zijn de enige inheemse boomsoorten op Groenland en IJsland. Björk is berk in het IJslands. De berk is een echte pioniersplant.

Kenmerkend voor de berk is het in horizontale banden afbladderen van de bast op de stam. De nieuwe bast is soms wit, maar kan afhankelijk van de soort ook rood of zoals bij de meeste soorten bruin zijn.

[bewerk]

Week 27

De vuursalamander is een eierlevendbarende salamander; dit betekent dat de eieren zich in het lichaam van het wijfje ontwikkelen. Hierbij bestaat de kans, dat de larven elkaar in het moederlichaam opeten. De overlevende larven worden door het wijfje aan de rand van het water afgezet. De vuursalamader wordt tot 20 cm lang en kan 20 tot 25 jaar oud worden.

Wanneer de jongen gedurende hun verdere ontwikkeling de kieuwen verliezen, verlaten zij voorgoed het water. Het voedsel van volwassen vuursalamanders bestaat voornamelijk uit wormen, insecten en slakken.

[bewerk]

Week 28

De walvishaai is de grootste vis, en dus ook de grootste haai. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, is de walvishaai géén walvis. Walvishaaien vormen een bedreigde diersoort. Niettemin wordt er in ontwikkelingslanden nog wel op gevist. De soort geldt als een van de grootste mysteries in de biologie en is onderwerp van veel wetenschappelijk onderzoek.

De gemiddelde walvishaai meet 8 m, maar hij kan ongeveer 15 m lang worden, of misschien nog wel langer. In dat geval weegt hij 15 ton. Vrouwtjes zijn gemiddeld groter dan mannetjes.

[bewerk]

Week 29

Dood hout wordt in het bijzonder in de biotoop- en soortenbescherming gebruikt als verzamelbegrip voor afgestorven bomen of delen daarvan. Grofweg onderscheidt men daarin staand dood hout, oftewel nog niet omgevallen afgestorven bomen of hun delen, en liggend dood hout, dat al op de grond ligt. Staand dood hout is zeldzamer. Het biedt meestal een grotere verscheidenheid aan locatiecriteria en is daarmee ecologisch gezien bijzonder waardevol. Het begrip "dood hout" wordt hier in een bredere zin gebruikt; het omvat hier ook enigszins beschadigde -, zieke -, of afstervende bomen, struiken, en delen daarvan.

[bewerk]

Week 30

Vlooien (orde Siphonaptera oftewel 'zuigende vleugellozen') zijn parasitaire insecten die op of zeer nabij hun gastheer (zoogdieren en vogels) leven en zich voeden met diens bloed. Er zijn enige duizenden soorten vlooien beschreven.

Vlooien kennen een volledige gedaanteverwisseling, zijn dus holometabool, en hebben een zeer gespecialiseerde lichaamsbouw met meestal krachtige springpoten. Men neemt aan dat ze in een evolutionair verleden vleugels hebben gehad maar die weer verloren hebben. De meeste vlooien zijn 1-3 mm groot.

[bewerk]

Week 31

Soepschildpadden worden maximaal twee meter (schildlengte) en kunnen 450 kilo zwaar worden. Ze leiden een zwemmend bestaan in de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, en komen soms in de Noordzee terecht, waar ze eigenlijk niet thuishoren; ze leven in warmere wateren, en komen alleen op het land om eieren te leggen. Ze eten waterplanten, en met name zeegras-soorten, maar ook wel tweekleppigen en vis en kunnen al zwemmend een snelheid van 40 km/u bereiken.

[bewerk]

Week 32

Lieveheersbeestjes zijn leden van een tot de kevers behorende familie (Coccinellidae). Ze zijn gekenmerkt door een ronde, zelfs vaak halfbolvormige vorm met korte pootjes die net als de kleine antennen onder het dek- en nekschild kunnen worden teruggetrokken. Ze hebben vaak rode, gele, witte en zwarte kleuren en zijn vaak gestippeld.

De grootte van de Nederlandse soorten ligt tussen 2 en 10 mm; in Nederland komen een zestigtal soorten voor. De kevers en de larven zijn meestal predatoren van o.a. bladluizen, maar er zijn ook lieveheersbeestjes met een plantaardig dieet.

[bewerk]

Week 33

Een banaan is een monocotyl (eenzaadlobbig) en behoort taxonomisch tot het geslacht Musa en is de grootste kruidachtige plant ter wereld. De bladeren staan in een spiraal. Het meest geteelde groepsras Cavendish kan tot meer dan drie meter hoog worden en de soort Musa ingens zelfs tot twaalf meter hoog. De plant maakt een schijnstam van over elkaar liggende, vleugelachtig verbrede bladstelen en daarom wordt er ook wel gesproken van een bananenboom. De schijnstam van Musa ingens kan een omvang van drie meter bereiken.

[bewerk]

Week 34

De dieren (Animalia of Metazoa) vormen in de taxonomie een rijk dat behoort tot het domein van de eukaryoten. Het dierenrijk is onderverdeeld in verschillende stammen. Het biologische vakgebied dat zich met de studie van het dierenrijk bezighoudt is de zoölogie.

Dieren zijn in beginsel met zintuigen uitgeruste, meercellige organismen, die hun energie niet uit fotosynthese halen, maar daar andere dierlijke of plantaardige organismen, in de vorm van voedsel voor nodig hebben. De meeste dieren kunnen zich bewegen.

[bewerk]

Week 35

De haas (Lepus europaeus) behoort, net als het konijn, tot de orde der haasachtigen. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht zijn hazen en konijnen geen knaagdieren. Haasachtigen en knaagdieren vormen ieder een eigen taxonomische orde binnen de klasse der zoogdieren .

De haas is een relatief klein zoogdier dat, anders dan het konijn, het open veld als habitat heeft. Bij gevaar door rovers verdedigt de haas zich door hard weg te rennen. Hij kan hierbij snelheden tot 70 kilometer per uur halen. Oppervlakkig lijken hazen en konijnen sterk op elkaar, maar een haas heeft grotere oren, langere poten en is in het bezit van een (korte) staart. De hazemoer werpt haar jongen in het "hazenleger" in het open veld. Hazenjongen zijn daarom nestvlieders, in tegenstelling tot de jongen van konijnen, die worden beschut door een konijnenhol. Hazen krijgen, net als konijnen, meerdere nesten per jaar.

[bewerk]

Week 36

Tyrannosaurus (Nederlands: tiranhagedis) is een zeer bekend geslacht van de Theropoda, een groep vleesetende dinosaurussen. De bekendste vertegenwoordiger is Tyrannosaurus rex. Het geslacht behoort tot de steeds omvattender groepen van de Tyrannosaurinae, tyrannosauriden en tyrannosauroïden.

Dankzij boeken, documentaires, musea en films is het een zeer bekende dinosauriër. Velen kennen het dier ook als de grootste carnivoor aller tijden, maar dat gaat tegenwoordig niet meer op. In 1993 werd namelijk Giganotosaurus, een nog grotere vleeseter, ontdekt in Argentinië en latere vondsten wijzen er op dat Spinosaurus nóg veel groter is. Desondanks hoort Tyrannosaurus nog steeds bij de grootste leden van de Theropoda.

[bewerk]

Week 37

De rups is de larve van de vlinder en de mot. Rupsen zijn veelpotige veelvreters, omdat ze hun voedsel slecht verteren en ze gigantisch moeten groeien en veel energie op moeten doen voor de verandering van pop tot vlinder.

De kop bestaat uit een kapsel van chitine met korte voelsprieten en grote kaken. Het lange lijf bestaat uit 13 segmenten. De voorste drie zijn voorbestemd het borststuk van de vlinder te worden en heeft drie paar poten. Het zijn tenslotte insecten. Op de middensegmenten van het achterlijf zitten tot vier paar poten (propoten) en soms komt ook nog een paar poten (propoten) op het laatste segment van het achterlijf voor, zoals bij spanrupsen. Tussen de poten op het borststuk en die op het achterlijf zit een duidelijke afstand. Aan de propoten zitten haakjes.

[bewerk]

Week 38

Schorpioenen zijn een orde van geleedpotigen, behorend tot de klasse der spinnen. Het dier bestaat uit een kop, gevolgd door zeven segmenten. De staart, met aan het einde een gifstekel, bestaat uit vijf segmenten. Een schorpioen heeft vijf paar poten waarvan het voorste paar sterke scharen heeft. De Afrikaanse schorpioen kan met zijn gif mensen doden. De Europese schorpioenen kunnen dat niet en zijn niet gevaarlijk voor mensen.

[bewerk]

Week 39

De heilige lotus of Indische lotus (wetenschappelijke naam Nelumbo nucifera Gaertner), is een waterplant met prachtige grote roze bloemen en een zaadlichaam dat een zo bijzondere vorm heeft, dat die wel in droogboeketten gebruikt wordt.

De plant wortelt in een moerasachtige bodem, echter zonder dat de bladeren en de bloemen er ooit modderig uitzien. Daarom is de lotus een symbool van zuiverheid in het hindoeïsme en het boeddhisme. Het zelfreinigend vermogen van de bladeren wordt wel het lotuseffect genoemd.

[bewerk]

Week 40

De cel is de kleinste eenheid waaruit alle organismen of levende wezens zijn opgebouwd. Alle planten en dieren maar ook bacteriën en schimmels bestaan dus uit cellen. De cel bestaat onder meer uit een celmembraan, het cytoplasma waarin bij hogere levensvormen dan bacteriën een celkern en celorganellen aanwezig zijn. Er zijn ook levende wezens die slechts uit één cel bestaan: de eencelligen. Een plantaardige cel heeft naast de celmembraan ook een celwand, terwijl een dierlijke cel alleen door een celmembraan omgeven is.

[bewerk]

Week 41

De boerenzwaluw is een kleine trekvogel. Boerenzwaluwen trekken gedurende de lente noordwaarts naar hun broedgebieden in Europa, tot nabij de arctische cirkel. Zijn sierlijke snelle vlucht is in Nederland en België gedurende de hele zomer te zien. Zijn lange vleugels en zijn slanke lijf maken hem zeer geschikt om in de lucht achter insecten aan te jagen. Dan is zijn glanzende metaalblauwe verendek goed zichtbaar en vallen ook zijn uitstekende buitenste staartpennen meestal wel in het oog.

[bewerk]

Week 42

Charles Darwin werd op 12 februari 1809 geboren in Shrewsbury in midden Engeland, niet ver van Birmingham. Zijn vader was Robert Waring Darwin, een grote, zwaarlijvige man. "Hij was de geweldigste kerel die ik ooit gezien heb" zei Charles over hem, en ook: "De vriendelijkste man die ik ooit heb ontmoet." Vader Darwin oefende een bloeiende medische praktijk uit, en hoopte dat zijn zoon hem hierin zou opvolgen. Maar Charles had er een grote hekel aan. Toen hij acht jaar was stierf zijn moeder.

Charles toonde al jong een grote belangstelling voor de natuur. Hij verzamelde "alle mogelijke dingen, schelpen, zegels, munten en mineralen". Vooral vogels en insecten hadden zijn belangstelling.

[bewerk]

Week 43

De Kokospalm (Cocos nucifera) behoort tot de palmenfamilie Arecaceae en is de enige soort in het geslacht Cocos. Het endocarp met de kiemopeningen lijken op het gezicht van een aap, die in het Portugees coco wordt genoemd. De palm kan tot 30 m hoog worden en heeft 4 tot 6 m lange bladeren. De oude bladeren vallen af, maar de bladvoeten blijven zitten en vormen zo de stam. De stam is een schijnstam, omdat deze niet op de gewone wijze gevormd wordt zoals bij een boom, maar door stapeling van de bladvoeten.

[bewerk]

Week 44

Fotosynthese is een biochemisch proces waarbij planten, algen en bacteriën een deel van het licht als energiebron gebruiken om koolstofdioxide en water om te zetten in suikers. Uiteindelijk is bijna alle leven op aarde afhankelijk van fotosynthese. Fotosynthese is ook verantwoordelijk voor de productie van de zuurstof die een groot deel uitmaakt van de atmosfeer. Organismen die energie produceren door middel van fotosynthese worden fototroof genoemd.

[bewerk]

Week 45

De mens (Homo sapiens; "wijs mens") is een primaat behorend tot de superfamilie der mensapen (Hominoidea), waartoe ook de orang oetans, gorilla's en chimpansees behoren. De mens is de moderne soort uit het geslacht Homo en de enige heden voorkomende soort uit het geslacht. In de filosofie en het recht wordt er een onderscheid gemaakt tussen de begrippen "mens" of "menselijk wezen" en "persoon". De eerstgenoemde verwijst naar de soort, terwijl de laatstgenoemde naar een rationele geest verwijst.

[bewerk]

Week 46
Een bijenvolk is een sterke sociale eenheid, het individu binnen die gemeenschap telt niet. Een bijenvolk verandert van sterkte naar gelang het jaar kouder of warmer wordt. Dus in de winter zijn er minder bijen in een volk dan tijdens het hoogseizoen (juni-juli). In het hoogseizoen bestaat een bijenvolk uit 50.000 a 60.000 bijen. Dit terwijl in het vroege voorjaar er 'slechts' 15.000 bijen in een volk zijn.

Om zo'n bijenvolk levensvatbaar te houden, hebben de bijen al miljoenen jaren geleden een leefpatroon ontwikkeld, waarbij de werkzaamheden zijn verdeeld en de voortplanting gegarandeerd.

Er zijn binnen een volk drie typen bijen: een koningin, werksters en darren. De koningin is een vrouwelijke bij, die voor het nageslacht zorgt. De werksters zijn onvruchtbare vrouwelijke bijen, die al het nodige werk doen. De darren zijn de mannelijke bijen, zij bevruchten de koningin en zijn daarna niet meer nodig.

De darren halen zelf geen voedsel, maar worden gevoerd door de werksters. In de nazomer, wanneer er minder honing gehaald wordt en de darren niet meer nodig zijn, jagen de werksters hen de kast uit. Als zij niet goedschiks willen gaan, dan maar kwaadschiks: de werksters steken de darren dood en gooien ze buiten de woning, dit wordt ook de darrenslacht genoemd.

[bewerk]

Week 47

De naam Urtica dioica komt van het Latijnse uro of "ik brand", wat verwijst naar het prikkende karakter van de plant, en dioica of 2 huizen, wat verwijst naar de mannelijke en vrouwelijke planten. De Nederlandse naam is afkomstig uit het Angelsaksisch en afgeleid van het woord noedl of naald. De brandnetel is kosmopolitisch dat wil zeggen een cultuurvolger.

In Nederland komt de Grote brandnetel en de Kleine brandnetel voor. De bloemtrossen van de grote brandnetel hangen in okselstandige aren, van de kleine brandnetel staan ze rechtop. Beide brandnetels hebben brandharen. Aan de top van de knop van de brandhaar zit een weerhaakje. Bij aanraking komt het weerhaakje in de huid vast te zitten en breekt de knop van de brandhaar af en komt een mengsel van mierenzuur, acetylcholine, histamine, serotonine en een nog niet geïdentificeerde stof naar buiten dat een branderig gevoel op de huid geeft en later blaren op de huid kan veroorzaken.

[bewerk]

Week 48

DNA is een afkorting van DeoxyriboNucleic Acid (desoxyribonucleïnezuur), een voor het leven zeer belangrijke chemische verbinding. In DNA staat namelijk de complete erfelijke informatie van het organisme. In het DNA ligt dus bijvoorbeeld vast wat voor kleur ogen iemand heeft. Door middel van DNA erft een kind ook de eigenschappen van zijn beide ouders. DNA bevindt zich in de celkern waarvan bijna iedere lichaamscel er één heeft. Alle cellen van één mens bevatten hetzelfde DNA. Het DNA is verdeeld in een aantal afzonderlijke strengen, die chromosomen heten. Van elke chromosoom heeft een mens twee kopieen. Het is tegenwoordig mogelijk veranderingen mutaties in het DNA op te sporen en die in verband te brengen met een bepaalde ziekte.

[bewerk]

Week 49

De naam muis wordt gebruikt voor kleine soorten uit de orde knaagdieren, en soms zelfs voor andere zoogdieren. Deze volksnaam heeft echter geen enkele relatie met de taxonomie. Sommigen beschouwen dit als een teken dat Nederlands geen enkele waarde heeft in de taxonomie, maar er dient rekening mee te worden gehouden dat het Griekse -mys bijna nog meer voorkomt in wetenschappelijke namen dan het Nederlandse -muis in de Nederlandse namen. Kenmerken van de muis zijn een slank lichaam, relatief grote oren en een lange staart.

[bewerk]

Week 50

Antoni van Leeuwenhoek (of Anthonie) (1632–1723) was een handelsman en wetenschapper uit Delft. Hij is waarschijnlijk het meest bekend door zijn verbeteringen van de microscoop en als een van de grondleggers van wat later de celbiologie en de microbiologie zouden worden. Hij zette daarbij het werk voort van Jan Swammerdam.

Van Leeuwenhoek is in 1632 geboren en hij werd op 4 november van dat jaar gedoopt als 'Thonis Philipszoon'. Hij zou zich later Van Leeuwenhoek gaan noemen. Het huis van zijn ouders stond in Delft op de hoek naast de Leeuwenpoort.

[bewerk]

Week 51

Papegaaien zijn een orde en familie van de vogels. Vaak worden met het woord papegaai de grotere, ongekuifde vogels uit deze familie aangeduid. Kleine papegaaiachtigen zijn onder meer parkieten en agapornissen. Er bestaan ongeveer 330 soorten papegaaien die alle in tropische gebieden leven. Het woord "papegaai" is afkomstig van het Spaanse woord 'papagayo'.

Kenmerkend aan papegaaiachtigen is een sterke korte kromme snavel die zeer geschikt is voor het kraken van harde zaden en noten. De ondersnavel kan onafhankelijk van de bovensnavel worden bewogen. Papegaaien hebben een korte hals en vier tenen, waarbij twee tenen naar voren staan en twee naar achteren.

[bewerk]

Week 52

De bloem is het voortplantingsorgaan van een plant, struik of boom. Bloemen zijn het kenmerk van planten die tot de stam Magnoliophyta (bedektzadigen of bloemdragende planten) behoren. Deze plantengroep omvat zeer uiteenlopende planten, van het eenvoudige gras tot de majestueuze kastanjeboom.

Bloemen kunnen allerlei vormen en kleuren vertonen en zijn om die reden al sinds mensenheugenis geliefd als decoratie in huis en tuin. Bloemen vormen echter ook een belangrijk middel om plantensoorten te herkennen en om orde, familie, geslacht en dergelijke vast te stellen.

[bewerk]

Week 53

De spar is een geslacht van naaldbomen. De fijnspar (Picea abies syn. Picea excelsa) is in Noord- en Oost-Europa evenals in grote delen van Azië inheems. De sitka spar (Picea sitchensis) is inheems in Canada. Verschillende soorten van het geslacht spar staan niet alleen in het bos, maar worden ook gekweekt voor de sier. Voor sierdoeleinden zijn er variëteiten met alle mogelijke vormen, zoals bol, piramide, dwerg en treur. De bomen behouden het hele jaar door hun naalden.

[bewerk]