IJskelder

ondergronds bouwwerk of constructie
(Doorverwezen vanaf Ijskelder)

Een ijskelder is een losstaande kelder, meestal tonvormig, van vrij grote diepte (5 meter is niet vreemd), waarin gedurende de winter, grote (1 m × 20 cm × 20 cm) stukken ijs van een (nabijgelegen) plas of sloot opgeslagen worden. In Noordwest-Europa werd het ijs vaak ook afgedekt met hooi ter isolatie. Indien de ijskelder een (grote) bovengrondse constructie heeft spreekt men eerder van een ijshuis of meer algemeen van een ijsruimte.

Doorsnede van een ijskelder
IJskelder Campus VUB Etterbeek, beschermd sinds 1993
IJskelder bij Kasteel Endegeest
IJskelder in een bos in Arcen
Ingang ijskelder Fogelsanghstate

Opzet en structuur bewerken

Door zijn diepte is deze ruimte goed geïsoleerd. Omdat koude daalt, is het mogelijk deze ruimte voldoende koel te houden om – indien er voldoende ijs opgeslagen ligt – het jaar door een hoeveelheid ijs te behouden. In warmere periodes was het dan mogelijk uit deze kelders ijs op te halen.

Er bestaat geen eenvormige structuur binnen de ijskelders, maar volgende vaste elementen komen wel vaak terug: ze zijn georiënteerd naar het noorden en afgeschermd tegen zonlicht door een dikke isolatielaag ... De meeste ijskelders liggen half onder de grond onder een kunstmatige heuvel. De kelder betreden doe je via een gang. De kelder zelf heeft vaak de vorm van een omgekeerde kegel en werd meestal gemetseld met bakstenen. Om het ijs goed te kunnen bewaren was het ook belangrijk dat smeltwater afgevoerd kon worden.

Historiek bewerken

Alhoewel de oudste sporen van ijskelders terug te leiden zijn naar 2000 v.Chr. in Mesopotamië, dateren de meeste ijskelders in West-Europa uit de 19de eeuw. Vaak werden ze gerealiseerd binnen de context van een kasteeldomein. De kelders waren dan ook een fenomeen dat men vooral aantrof bij de hogere klassen. De import, onder andere vanuit Noorwegen en oogst van natuurijs was immers duur.[1] Ook het onderhoud van een ijskelder vroeg de nodige inspanningen van de hoveniers van het kasteeldomein. Het ijs werd meestal in de winter gekapt in de naburige kasteelvijver(s).[2] Een zwaar werk, waarbij met bijlen het ijs werd losgehakt en nadien met schepnetten op de oever werd getrokken. Het was immers pas eind 19de eeuw dat men ijs pas kon verzagen in draagbare stukken. Maar ook dit was handwerk. Na het “oogsten” werd het via een vulopening in het gewelf in de kelder gegooid waar het naderhand aan elkaar klitte. Hierdoor moest het in de zomer opnieuw losgehakt worden.

Vanaf de jaren 1860 kon ijs ook kunstmatig geproduceerd worden en alhoewel ook voor dit kunstijs de ijskelders als opslagruimte dienst deden, geraakten de meeste na de Eerste Wereldoorlog in onbruik. IJs kon immers permanent geproduceerd worden en opslag werd minder belangrijk. Met de komst van de diepvriezers en moderne koelkasten na de Tweede Wereldoorlog werd het lot van de ijskelder dan ook bezegeld en behoorde deze definitief tot het verleden.[3]

Gebruik vandaag bewerken

Tegenwoordig worden ijskelders vaak als overwinteringsplaats gebruikt door vleermuizen, die er hun winterslaap houden.

Plaatsen met ijskelders bewerken

Op veel landgoederen is nog een ijskelder aanwezig, een aantal wordt hieronder genoemd:

Zie ook bewerken

Zie de categorie Icehouses van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.