Gebruiker:S.Kroeze/Nederland geschiedenis

Geschiedenis bewerken

  Zie geschiedenis van Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De bewoningsgeschiedenis van Nederland is sterk verbonden met het ontstaan van de Nederlandse ondergrond. De omgeving veranderde niet alleen door de verdrinkingsgeschiedenis van de Schelde, Rijn, Maas en Eems tijdens het Holoceen, maar andersom is bewoning van grote invloed geweest op het huidige Nederlandse landschap met polders en dijken, met name in de laatste 1000 jaar.
De noodgedwongen collectiviteit zorgden voor een bestuur en mentaliteit die mede bijdroegen tot het latere succes van de Nederlandse handel, waarbij ook de geografisch gunstige ligging aan zee en waterwegen van groot belang was. De Nederlandse gewesten hebben door de geschiedenis heen wisselende onderlinge relaties gehad, soms samenwerkend, soms rivaliserend. Belangrijke keerpunten zijn de Opstand met zijn onafhankelijkheidsverklaring die vooraf ging aan een periode van grote voorspoed en de Franse inval die het einde betekende van de Republiek en kwam na een lange periode van verval. Als het Koninkrijk der Nederlanden bestaat Nederland sinds 1814 en in min of meer de huidige vorm vanaf 1830 na de Belgische revolutie.

Prehistorie bewerken

  Zie prehistorisch Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Inherent aan deze periode is het gebrek aan kennis van wat er zich afspeelde. Waar later persoonlijke verhalen inzicht geven in beweegredenen, is men hier alleen in staat om culturen te onderscheiden, voor zover deze al teruggevonden zijn. Enerzijds is het aantal doorzochte locaties niet uitputtend, anderzijds zijn sporen verdwenen door natuurlijke oorzaken, maar ook door menselijk ingrijpen of bevinden deze zich in formaties die bedekt worden door recentere afzettingen.

Lang voor er sprake zou zijn van een herkenbare Nederlandse identiteit bestond de bewoning in dit gebied uit passerende jager-verzamelaars. Vondsten uit de vroegste periodes zijn spaarzaam en ontbreken bij een aantal periodes volledig. Vanaf het begin van het Holoceen (0,0117 Ma - heden) steeg de temperatuur. Dit had een zeespiegelstijging tot gevolg en het volstromen van de Noordzee heeft mogelijk mesolithische jagers naar het vasteland doen trekken, maar continue bewoning kwam waarschijnlijk pas later. Hierna werd tijdens het Vroeg-Neolithicum de overgang gemaakt van nomadisch jagen en verzamelen naar sedentaire landbouw en veeteelt, ook wel neolithische revolutie genoemd. Na de Bronstijd begon met de Kelten de IJzertijd, om opgevolgd te worden door de La Tène-cultuur (ca. 450 v.Chr. tot de Romeinse periode in de 1e eeuw v.Chr.). Aangetrokken door Keltische welvaart, trokken in de tweede eeuw voor Christus Germanen naar het westen, hierbij geholpen door het gebrek aan samenhang in de Keltische samenleving.

Bij dit alles moet worden opgemerkt dat het onderscheid tussen Kelten en Germanen niet goed duidelijk is. De benamingen werd gegeven door de Grieken en Romeinen en worden tegenwoordig vooral als taalkundig begrip beschouwd die onafhankelijke volken beschrijven zonder gezamenlijke identiteit. Over de godsdiensten die aangehangen die de Kelten en Germanen aanhingen is weinig bekend. De Romeinse beschrijvingen zijn oppervlakkig en gekleurd en het is onwaarschijnlijk dat de Germaanse mythologie van die tijd overkwam met de Noordse en Germaanse mythologie zoals die in de dertiende eeuw door Snorri Sturluson in Proza-Edda beschreven werd.

Romeinse tijd bewerken

  Zie Romeinen in Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Met komst van de Romeinen begint de protohistorie van Nederland. De Romeinen zouden hier uiteindelijk enkele honderden jaren blijven.

In de Commentarii rerum in Gallia gestarum beschrijft de generaal Julius Caesar zijn gevechten in 57 v.Chr. tegen de Belgae. Na de verovering vestigden de Batavi zich onder andere in de Betuwe, terwijl de Cananefates naar het huidige Zuid-Holland trokken. In het noorden woonden de Frisii. Vanaf de regering van Augustus werd het wegennet uitgebreid. Na de Varusslag in 9 n.Chr. stokte de Romeinse expansie. De Frisii kwamen in 28 n. Chr. in opstand; zij wonnen daarmee de onafhankelijkheid. De Rijn werd vanaf 47 de noordgrens of limes van het rijk. In het vierkeizerjaar (68 - 69) kwamen de Bataven in opstand onder leiding van Julius Civilis. Nadat de Bataven onderworpen waren, was het gedurende twee eeuwen, tot ongeveer 250, rustig in de Rijnprovincies. Een periode van economische expansie en sterke bevolkingstoename, de pax Romana, brak aan. De Germaanse druk op de limes nam echter toe. Tijdens de crisis van de derde eeuw verdween het centrale gezag vrijwel geheel. Rond 300 stabiliseerde de situatie zich; de Salische Franken zouden voortaan de grens verdedigen. Onder de Romeinen werd het Romeinse pantheon geïntroduceerd. Voordat het christendom de overheersende godsdienst werd, was er een mengelmoes van heidense culten.

Middeleeuwen bewerken

Vroege Middeleeuwen bewerken

De volksverhuizingen, die al met al zo'n twee eeuwen duurden, luidden een periode van instabiliteit in. In 406 werd de Rijngrens doorbroken. Een periode van neergang volgde. Het Romeinse Rijk heeft zich niet meer hersteld. De bevolking nam in aantal af. Ook de handel nam af; geld raakte in onbruik. De Romeinse landbouw met villae verdween volledig.

In de zesde eeuw hadden zich drie groepen gevormd. De Friezen, die actief handel dreven, woonden langs de kusten, de Saksen in het oosten en de Franken in het zuiden van Nederland. Clodowech uit de dynastie van de Merovingen wist de Franken te verenigen en een groot deel van Gallië te veroveren. Zijn bekering tot het katholicisme (497) verzekerde hem van de steun van de Kerk.
Keizer Karel de Grote (768-814) wist naast de Friezen uiteindelijk ook de Saksen aan zich te onderwerpen; de zogenaamde tweede kerstening vond plaats. In de volgende eeuwen zou het christelijk geloof volledig doordringen in de samenleving. Vazallen konden alleen beloond worden door hen grond in leen te geven. Dit 'leenstelsel' verzwakte het centraal gezag. De periode tussen ongeveer 850 en 950 wordt wel de 'ijzeren eeuw' genoemd. Ten gevolge van invallen van de Vikingen en delingen van het Frankische Rijk was het een instabiele periode.

Hoge Middeleeuwen bewerken

  Zie voor geschiedenis van de afzonderlijke gewesten in de Middeleeuwen: de Nederlandse gewesten.

Tussen ongeveer 925 en 1350 ontstond in de Nederlanden een onoverzichtelijke lappendeken van wereldlijke en geestelijke landsheerlijkheden. Het graafschap Vlaanderen, dat onder Frankrijk viel, was lange tijd het belangrijkste gewest. In Lotharingen was de Duitse keizer een stuk machtiger. Hij steunde doorgaans de bisschoppen, zoals de bisschop van Utrecht. Desondanks groeiden de wereldlijke landsheerlijkheden vanaf ca. 1100 uit tot praktisch onafhankelijke staatjes.

Rond 1050 brak een periode van economische groei aan. De invoering van het drieslagstelsel, maakte een grotere voedselproductie en bevolkingsgroei mogelijk. Dit bevorderde de handel. De steden werden belangrijker. Zij waren zowel een inkomstenbron voor de landsheren, als ook een concurrerende machtsfactor. Toch bleef ook de adel nog eeuwenlang een rol spelen. Het culturele monopolie van de Kerk werd doorbroken. De culturele opleving in deze periode wordt wel de renaissance van de twaalfde eeuw genoemd.
Toename van de bevolking maakte de grote ontginning in Zeeland en Holland mogelijk; er ontstond een klasse van vrije boeren. Ook daar ontstonden nu steden. Waterschappen en heemraadschappen werden opgericht. Men ging zich richten op de visserij en de lakennijverheid.

Late Middeleeuwen bewerken

Consolidatie bewerken

De veertiende eeuw was voor Europa een periode van crisis in velerlei opzicht, met onder andere de Zwarte Dood (1347-1351) en de Honderdjarige Oorlog. In economisch opzicht was er zelfs sprake van een algemene malaise die tot ca. 1475 duurde. Voor de Nederlanden ging dit echter niet op en was er eerder sprake van economische expansie, hoewel ook hier de nodige problemen waren. Waar de positie van de Franse koning in de voorgaande eeuwen versterkt was en Frankrijk een eigen identiteit ontwikkelde, ontwikkelde een sterke Duitse identiteit zich pas láng nadat dit in de Lage Landen was opgetreden. Deze ontwikkeling was een van de factoren die maakte dat de Nederlanden uiteindelijk geen deel meer zouden uitmaken van het Heilige Roomse Rijk.

De expansiedrang van de landsheren uitte zich in verscheidene onderlinge oorlogen, maar vooral de huwelijkspolitiek zorgde ervoor — vaak door toevalligheden — dat grote delen van de Nederlanden onder buitenlandse vorstenhuizen vielen. Het succes van de huwelijkspolitiek bleek vooral bij de hertogen van Bourgondië. In 1384 verwierf hertog Filips de Stoute het beheer over de graafschappen Vlaanderen en Artesië. Zijn kleinzoon Filips de Goede wist hier nog een aantal gewesten aan toe te voegen. Hij verwierf Namen, Brabant, Limburg, Holland, Zeeland, Henegouwen en Luxemburg. Hiermee waren een aantal noordelijke en vrijwel alle zuidelijke gebieden voor het eerst sinds de Karolingische tijd verenigd in een personele unie.

Bourgondiërs bewerken

Onder de Bourgondiërs werd vooral door hertog Filips de Goede (1419-1467) getracht meer greep te krijgen op de particularistische gewesten, die elk hun eigen staten hadden. Ondanks de interne zwakheden en lokaal opspelende onrust profiteerden de gewesten van het wegvallen van de onderlinge rivaliteit van de voorgaande eeuwen en begon er een periode van welvaart. Brugge was in de periode 1380-1480 de belangrijkste handelsmetropool in het meest verstedelijkte gebied in Noordwest-Europa van die tijd. De Hollandse zeevaart kende in deze tijd ook een opvallend sterke groei, vooral die op de Oostzee, welke expansie ten koste ging van de Hanze.

Karel de Stoute wist Gelre te veroveren, maar zijn expansiedrang had uiteindelijk zijn dood tot gevolg. In 1477 sneuvelde hij bij Nancy. Maria van Bourgondië trouwde Maximiliaan van Habsburg, waarna na haar vroege dood de Nederlanden aan hun zoon Filips de Schone toevielen.

Zestiende eeuw bewerken

Habsburgers bewerken

Hoewel het grootste deel van de Nederlanden formeel deel uitmaakte van het Duitse Rijk, kwamen deze gewesten pas onder de Habsburgers onder een landsheer die ook koning van Duitsland was. Het waren wederom genealogische toevalligheden die het gebied daarna onderdeel zouden laten worden van het Spaanse wereldrijk van keizer Karel V (1515-1555), de kleinzoon van Maximiliaan. Onder Karel V en vooral onder zijn zoon Filips II verschoof het zwaartepunt naar vooral Spanje, waarbij het bestuur van de Nederlanden werd overgelaten aan een landvoogd. Dat de Nederlanden deel uitmaakten van het Habsburgse rijk betekende ook dat deze gewesten betrokken raakten in de strijd met Frankrijk — dat zich plotseling omsingeld zag door het Habsburgse Huis. Deze strijd beheerste de politiek gedurende een groot deel van de zestiende eeuw. In die strijd wist Karel ook de gewesten in het noorden van de Nederlanden te veroveren, waarna deze zogenoemde XVII Provinciën middels de Transactie van Augsburg en de Pragmatieke Sanctie uiteindelijk tot een vergaand onafhankelijke eenheid werden gemaakt.

De reformatie sloeg aan in een gebied dat al lang een kritische houding aannam ten opzichte van de wereldlijke uitspattingen van de geestelijkheid en de structuur van de rooms-katholieke Kerk. Het rechtlijnige calvinisme kreeg grote aanhang, in vrijwel alle lagen van de samenleving, afgezien van de hoge adel. Daarnaast was zowel de centralisatie als de pauselijke bul Super universas bijzonder impopulair, vooral door het gerucht dat de hier bestaande inquisitie vervangen zou worden door de gevreesde Spaanse.

In economisch en demografisch opzicht was er vanaf het einde van de vijftiende eeuw een sterke groei. De oorlogen met Frankrijk, met hoge belastingen en handelsblokkades als gevolg, drukten echter zwaar op de bevolking. In 1565 bevond de economie zich in een zorgwekkende toestand. Deze keer kwam er door de reformatie en vooral de harde vervolging daarvan nog een nieuwe factor bij. Dit explosieve mengsel zou leiden tot de Opstand.

Opstand bewerken

  Zie Nederlandse Opstand en Tachtigjarige Oorlog voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.

Vanuit Spanje regeerde Filips II op een autoritaire wijze, waarbij hij zichzelf beschouwde als de leider van de contrareformatie. Dit viel slecht in de tolerante Nederlanden en in het 'wonderjaar' 1566 vond de Beeldenstorm plaats, waarop Filips reageerde met het sturen van de hertog van Alva. De harde lijn van Alva en zijn Raad van Beroerten wakkerde de onrust vooral aan. Velen ontvluchtten de Nederlanden en zwierven rond als geuzen, die het Spaanse gezag ondermijnden door zeeroverij en guerrilla. De eerste opstand in 1567-1568 kon Alva nog de kop indrukken. In de jaren daarna probeerde Alva met harde hand de tiende penning in te voeren, wat opnieuw veel weerstand opriep. Op 1 april 1572 slaagden de geuzen erin om Den Briel in te nemen en begon een tweede opstand.

Tijdens de eerste vrije vergadering van de Staten van Holland werd Oranje bevestigd als stadhouder, waarbij men deed voorkomen alsof dit geen strijd was tegen de koning, maar tegen de slechte, door hem gestuurde vertegenwoordigers. Alva begon een tegenoffensief, dat enig succes had. Na de Spaanse furie, de zoveelste plundering van Antwerpen door onbetaalde muitende Spaanse troepen, werd in 1576 de Pacificatie van Gent gesloten. De eerste breuk kwam in 1579 met de Unie van Atrecht, gesloten door de Waalse gewesten, en de Unie van Utrecht van de overige. In 1581 verlieten de opstandige gewesten de Spaanse koning met het Plakkaat van Verlatinghe, terwijl Parma de zuidelijke Nederlanden wist te heroveren voor de Spaanse kroon. Bij gebrek aan een geschikte andere landsheer ontstond in 1588 de Republiek waarvan de facto de macht bij de Staten-Generaal zou liggen.

Republiek bewerken

Hoewel de Unie van Utrecht slechts een samenwerking was tussen verschillende steden en gewesten om de Spaanse dreiging te weerstaan, bleek het uiteindelijk de basis te zijn voor de Republiek. Deze was ondertussen door Parma behoorlijk in het nauw gebracht. Stadhouder Maurits wist dit tij te keren tijdens wat wel de Tien Jaren is gaan heten, daarbij geholpen doordat Spanje op meerdere fronten moest vechten (imperial overstretch).

Economisch ging het voor de wind dankzij de handel en scheepvaart, maar ook de visserij, nijverheid en land- en akkerbouw. De vluchtelingen na de val van Antwerpen brachten een uitgebreid netwerk mee dat de handel bevorderde. Amsterdam nam na de val en blokkade van Antwerpen de plaats over als handelscentrum van Europa, terwijl Holland de scheepvaart in Europa beheerste.

Hoewel de overheid protestants was, bestond er vrijheid van geweten. Dit gold niet voor de erediensten, maar dit werd over het algemeen niet strikt nageleefd. De tolerantie was een opportunistische die voorkwam dat men te maken kreeg met een exodus zoals het dogmatische Spanje had meegemaakt.

Door het economische overwicht kon Holland de Staten-Generaal domineren en kon Oldenbarnevelt als landsadvocaat van Holland optreden als regeringsleider. Daarnaast benoemden de staten een stadhouder, in de praktijk altijd een Oranje. Zolang de belangen van Holland en Oranje overeenkwamen, bleek deze gekunstelde situatie wonderwel te werken, maar daarbuiten kon dit het bestuur volledig verlammen, zoals tijdens het Twaalfjarig Bestand voor het eerst zou blijken.

Twaalfjarig Bestand bewerken

Toen het Twaalfjarig Bestand in 1609 werd afgesloten, kwamen de tegenstellingen aan het licht die tot het einde van de Republiek zouden spelen. Naast alle andere tegengestelde belangen was er ook nog een godsdienstige tegenstelling die politiek gebruikt zou worden en waarbij stellingen werden ingenomen die niet noodzakelijk overeenkwamen met de religieuze overtuigingen. Maurits, die tegen een vrede was die zijn invloed zou doen verminderen, sloot zich aan bij de contra-remonstranten of preciezen nadat Oldenbarnevelt de remonstranten of rekkelijken steunde om te voorkomen dat de staat de controle verloor op de kerk en er slechts ruimte zou zijn voor één kerkstroming. Oldenbarnevelt werd uiteindelijk in 1619 onthoofd op beschuldiging van landverraad, waarna op de Synode van Dordrecht de contra-remonstrantse stroming de officiële leer in de Gereformeerde Kerk werd. Het bestand liep daarna in 1621 af en werd niet verlengd. De tegenstellingen tussen de staatsen en de orangisten zouden daarna nog regelmatig opspelen.

Gouden Eeuw bewerken

Hoewel de metafoor wellicht het te simplistische beeld oproept van een periode waarin de Zeven Provinciën een vredig land van melk en honing vormden, was de Gouden Eeuw wel een periode met een grotere politieke, culturele en economische betekenis dan ooit daarvoor of daarna in de Nederlanden. In een periode waarin Engeland en in mindere mate Frankrijk werden geplaagd door interne problemen, wist de Republiek het al bestaande overwicht in vooral de scheepvaart verder uit te bouwen. De graanhandel op de Oostzee werd wel de moedernegotie genoemd. Hoewel de VOC grote winsten wist te bereiken voor de aandeelhouders, droeg de handel op Indië slechts in beperkte mate bij tot de winsten, die vooral in de Europese handel werden bereikt. De WIC moest het Spaanse en Portugese monopolie op de handel in Amerika en Afrika doorbreken.

De burgerij werd de dominerende klasse, terwijl de invloed van de adel en al eerder van de geestelijkheid verminderde. Regenten begonnen het politieke klimaat te beheersen. Het naast elkaar bestaan van bevolkingsgroepen van verschillende gezindte, waarvan de belangrijkste in omvang niet veel voor elkaar onderdeden, zou in later eeuwen gaandeweg leiden tot de zogeheten verzuiling. Kunst en wetenschap bloeiden in het spoor van de economische voorspoed. Deze opbloei kwam vooral tot uiting in de schilderkunst van de Hollandse meesters. In de literatuur traden onder anderen P.C. Hooft en Vondel op de voorgrond, terwijl onder meer Huygens en Leeuwenhoek belangrijke wetenschappers waren.

Frederik Hendrik volgde Maurits op en terwijl zijn militaire reputatie als stedendwinger die van zijn halfbroer evenaarde, was hij politiek verreweg diens meerdere. In 1648 werd de oorlog met Spanje beëindigd, tegen de zin van stadhouder Willem II. Zijn pogingen de macht naar zich toe te trekken resulteerden na zijn onverwachte dood in 1650 tot het eerste stadhouderloze tijdperk.

Eerste stadhouderloze tijdperk bewerken

Dit tijdperk werd binnenlands gekenmerkt door de Ware Vrijheid en buitenlands door handelsoorlogen. Johan de Witt zou als raadpensionaris van Holland de belangrijkste staatsman zijn van de Zeven Provinciën.

Engeland en Frankrijk waren ondertussen bevrijd van hun interne problemen en eisten hun deel van de welvaart. De Akte van Navigatie uit 1651 legde restricties op aan de vaart op Engeland. De daaropvolgende Eerste Engelse Oorlog werd verloren door de Republiek. Hoewel de Tweede Engelse Oorlog overtuigend werd gewonnen en de Staatse vloot oppermachtig maakte, werd het steeds duidelijker dat de Republiek in de problemen zou komen zodra men de grootmachten niet tegen elkaar wist uit te spelen. Dit bleek in het Rampjaar nadat Karel II en Lodewijk XIV elkaar hadden gevonden in het verdrag van Dover. Terwijl de buitenlandse troepen met een verbijsterende snelheid optrokken tot aan de waterlinie, werden de gebroeders de Witt gelyncht in Den Haag, waarna Willem III tot stadhouder werd benoemd.

Willem III bewerken

De crisis gaf de orangisten de overhand. Onder Willem III wist men uit de benauwde situatie te komen, waarbij Michiel de Ruyter de gezamenlijke zeemacht van Frankrijk en Engeland wist te verslaan. Hierna zou Willem III zich blijven richten op het vormen van een Europese coalitie tegen het expansionisme van Lodewijk XIV. Hoewel hij hier successen bij boekte, begon de teruggang van de macht van de Republiek zich af te tekenen.

Onder druk van het Franse expansionisme en de Franse invloed op de Engelse troon kwam de Glorious Revolution tot stand, waarmee de al sinds Willem II bestaande verbinding tussen Oranje en de Stuarts bevestigd werd. Nu Willem III ook in Engeland aan de macht was, kon hij zich nog sterker richten op het bestrijden van de Franse hegemonie.

Tweede stadhouderloze tijdperk bewerken

Door het hardvochtige bestuur van Willem III koos men buiten Friesland en Groningen na zijn kinderloos overlijden geen nieuwe stadhouder. De handel en scheepvaart kenden niet meer de groei kenden van de vorige eeuw, maar bleef substantieel, hoewel het Nederlandse aandeel relatief kromp. De Republiek had nog wel een belangrijke financiële sector, waarbij buitenlandse regeringen grote leningen aangingen bij Amsterdamse bankiers.

Politiek en militair zat de Republiek in het tweede stadhouderloze tijdperk op de tweede rang. Economisch speelde na veertig jaar oorlog met Frankrijk de enorme staatsschuld een grote rol, waarbij vooral na de Spaanse successieoorlog bleek dat de Republiek boven haar macht werkte en men afhankelijk was van Engeland. De Zeven Provinciën werden een nachtwakersstaat. De paniek die de inval van Franse troepen in het zuiden van de Republiek in 1747 veroorzaakte, leek een herhaling van het rampjaar en bracht Willem IV de functie van stadhouder, voor het eerst in alle gewesten. Internationaal kon de politiek lange tijd gebaseerd worden op het uitspelen van de Frans-Engelse tegenstellingen, maar na de Zevenjarige Oorlog had zich in Europa een nieuw machtsevenwicht gevormd, waardoor dit niet meer werkte en de Republiek steeds meer werd overgeleverd aan de welwillendheid van de grootmachten.

Patriottentijd bewerken

Waar het bestuur van het land eerder weliswaar geen democratie was geweest, maar het volk wel invloed uit kon oefenen, was het nu in handen van een regentenklasse die zich steeds meer afsloot. De onvrede kwam het eerst tot uiting in de pachtersoproer in 1748. De doelisten zagen Willem IV als degene die het bestuur kon hervormen, maar toen hij aan de macht kwam bleek hij niet van plan de bestaande structuur te veranderen.

De vroege dood van Willem IV liet het stadhouderschap toekomen aan de driejarige Willem V die in 1766 meerderjarig werd. Ook hij wist daarna niet de politieke vernieuwing te brengen waarop gehoopt werd.

Internationaal waren de verhoudingen gewijzigd en was er na eeuwen niet langer een Frans-Habsburgse tegenstelling, waardoor de barrièresteden verloren gingen. Bij de Staten van Holland en de Staten-Generaal ontstond onvrede over het stadhouderlijk stelsel die gedeeld werd met de regenten die in de pro-Engelse koers van de stadhouder een bedreiging voor de handel zagen. De Amerikaanse revolutie werd toegejuicht door de democraten, maar ook door de regenten die daarin een vermindering van de Engelse macht zagen.

De steun aan de Amerikanen was de aanleiding tot de Vierde Engelse Oorlog waarmee een einde kwam aan een eeuw van bondgenootschap. De patriotten gaven uiting aan de binnenlandse ontevredenheid die in 1786 en 1787 escaleerde. Willem V werden zijn speciale bevoegdheden ontnomen, waarna zich op lokaal niveau een revolutie begon af te tekenen. De aanhouding bij de Goejanverwellesluis van Wilhelmina leidde tot de Pruisische inval die de Oranjerestauratie af zou dwingen, waarbij regenten die te veel democratie vreesden zich zouden aansluiten. Veel patriotten vluchtten naar Frankrijk waar zij een niet onbelangrijke rol hadden in de Franse revolutie die hen terug zou brengen naar de Republiek tijdens de Bataafse revolutie.

Bataafse tijd bewerken

  Zie Franse tijd in Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Na de Franse revolutie vielen in 1795 de Franse troepen Nederland binnen. Zij bezorgden daarbij de patriotten, die samen met de Franse legers weer terugkeerden, alsnog de macht en vestigden de Bataafse Republiek. Stadhouder Willem V vluchtte naar Engeland. Binnenlands was er aanvankelijk enige onafhankelijkheid. Na drie jaar leidde de frustratie tussen unitarissen en federalisten tot twee staatsgrepen met Franse steun waarna met de Staatsregeling van 1798 de eerste Nederlandse grondwet werd ingevoerd. Dit was een radicale breuk was met het provincialisme en was op staatkundig gebied de belangrijkste verandering sinds de Opstand.

Economisch gezien was er echter door de oorlog met Engeland sprake van een sterke achteruitgang. Nederland veranderde in een agrarische samenleving waarbij zelfs Amsterdam een groot deel van zijn bevolking verloor. Na de nodige hervormingen werd in 1806 de Bataafs Gemenebest omgevormd tot het Koninkrijk Holland. Koning Lodewijk Bonaparte identificeerde zich volgens zijn broer Napoleon te veel met zijn onderdanen. In etappes werd het land daarna ingelijfd door het Franse Keizerrijk. Na de desastreus verlopen veldtocht naar Rusland en volkerenslag verlieten de Franse troepen in 1813 het land. Hoewel de rol van Oranje in de jaren daarvoor voorbij leek te zijn, werd de zoon van de overleden Willem V gevraagd soeverein te worden. Vooral de invoering van de Franse wetgeving zou echter van blijvende betekenis blijken.

Verenigd Koninkrijk bewerken

  Zie verenigd Koninkrijk der Nederlanden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Willem I werd de eerste koning der Nederlanden waarbij na het Congres van Wenen noord en zuid verenigd werden. Willem I pakte de wederopbouw krachtig aan. Zo liet hij talrijke kanalen graven en wegen verbeteren. De in het zuiden in de Franse tijd florerende industrie werd gestimuleerd, terwijl in het noorden de nadruk lag op het herstel van de handel en scheepvaart.

Zo voortvarend als Willem de economie stimuleerde, zo conservatief was zijn politiek. De taaldwang zorgde voor de nodige weerstand in het zuiden, terwijl de katholieken vrijheid van onderwijs en godsdienst eisten en de liberalen bezwaren hadden tegen de autoritaire regeeerstijl van Willem I. Dit leidde tot het Monsterverbond en uiteindelijk de Belgische afscheiding.

Koninkrijk der Nederlanden bewerken

De kostbare volhardingspolitiek van Willem I resulteerde in hoge financiële lasten. Daarnaast werkte het systeem niet meer waarbij de in het zuiden gefabriceerde producten door noordelijke schepen vervoerd werden. Het was nu duidelijk dat Nederland tot de kleine mogendheden behoorde en noodgedwongen begon men een neutraliteitspolitiek te volgen.

Parlementaire democratie bewerken

Het revolutiejaar 1848 verliep in Nederland relatief rustig doordat Willem II een nieuwe grondwet liet ontwerpen door Thorbecke waardoor Nederland een constitutionele monarchie werd en ministeriële verantwoordelijkheid werd ingevoerd. De schoolstrijd zou daarna een belangrijk onderdeel van de politiek vormen, waarin zich confessionele partijen begonnen te vormen in oppositie tegen het jarenlange overwicht van de liberalen.

Modernisering bewerken

Aan het einde van de negentiende eeuw kwam vooral in het oosten en het zuiden de industrialisatie op gang die belangrijk bijdroeg aan de economische groei. Hierdoor werden de onderste sociale lagen van de samenleving zichtbaar als arbeidersklasse en uiteindelijk een arbeidersbeweging. Naast de schoolstrijd werden uitbreiding van het kiesrecht en verbetering van de sociale omstandigheden van de arbeiders belangrijke politieke thema's. Er begon zich een verzuiling af te tekenen die met het burgerlijk karakter tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw de Nederlandse samenleving zou kenmerken. De gestegen welvaart ging gepaard met een grote opbloei van kunsten en wetenschappen. Geleidelijk verdween de echte armoede, terwijl arbeidsvoorwaarden een wettelijke basis kregen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog wist Nederland neutraal te blijven, maar het was wel het einde van de sterke economische groei. Onder druk van de oorlogsomstandigheden kwam men tot de pacificatie van 1917 waarmee niet alleen de angel grotendeels uit het conflict werd gehaald, maar ook de verzuiling officieel bevestigd werd. Er kwam een einde aan de schoolstrijd en voor mannen werd het algemeen kiesrecht ingevoerd, twee jaar later gevolgd door het vrouwenkiesrecht. De sociale kwestie werd echter niet opgelost en na de vergissing van Troelstra was de positie van de socialisten ernstig verzwakt.

Burgerlijk-verzuilde samenleving bewerken

In de periode na de Eerste Wereldoorlog werd de infrastructuur uitgebreid en in de industriële sector groeiden enkele zeer grote bedrijven. Ook begon er langzaam een sociaal stelsel te ontstaan. Vooral de politiek, de vakbeweging, scholen, omroep, pers en jeugdbeweging waren sterk verzuild. Ideologische tegenstellingen werden getracht op te lossen met een pacificatiepolitiek, wat vooral bij levensbeschouwelijke kwesties niet altijd lukte. Aangezien de confessionelen van 1918 tot 1994 altijd deel uitmaakten van de regering, had dit de nodige invloed.

De crisis van de jaren dertig bracht na een periode van voorspoed grote werkloosheid en duurde in Nederland bijzonder lang om te worden gevolgd door de Tweede Wereldoorlog. Dit zou uiteindelijk een toenemende invloed van de staat op de samenleving tot gevolg hebben.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vluchtte het kabinet met koningin Wilhelmina naar het Verenigd Koninkrijk. Het nationaalsocialistische bestuur gebruikte Nederland als wingewest om de oorlog te ondersteunen en probeerde daarnaast de bevolking te nazificeren. Ruim honderdduizend Joden — 75% van de Joodse bevolking in Nederland — werd omgebracht in vernietigingskampen. Slechts een klein deel kon overleven door onder te duiken. Hoewel er zowel verzetsbewegingen als collaborateurs waren, was de algemene houding er echter een van inschikken door vergaande aanpassing, ook wel accommodatie genoemd.

Hoewel na de bevrijding de doorbraakgedachte heerste, keerde men al snel terug naar de verzuiling van voor de oorlog. Daarmee was de oorlog minder een breuk dan verwacht zou kunnen worden. Wel werd afstand gedaan van de falende neutraliteitspolitiek met het lidmaatschap van de VN, de EG en vooral de NAVO tijdens de Koude Oorlog. Ook ging Nederlands-Indië na een onafhankelijkheidsstrijd verloren. Dit gold tot zwarte Sinterklaas in 1957 niet voor de economische banden met Indonesië die met het Marshallplan van groot belang waren voor de wederopbouw. Willem Drees regeerde tijdens deze periode waarin de verzorgingsstaat werd uitgebreid.

Ontzuiling bewerken

In de jaren vijftig was de concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland verbeterd door de geleide loonpolitiek. Het decennium daarop zag de ontdekking van de aardgasbel en met grote loonsverhogingen het begin van de consumptiemaatschappij. Er ontstond een jeugdcultuur die zich juist afzette tegen de oudere generatie, terwijl de seksuele moraal vrijer werd. Ook de vrouwenbeweging liet sterk van zich horen, al loopt de emancipatie tot op heden achter ten opzichte van omringende landen. Parallel aan de ontzuiling speelde zich vanaf deze periode de ontkerkelijking af. Met de secularisering groeide het deel van de bevolking dat zich niet rekende tot een van de zuilen.

In de jaren zeventig moest dan ook de politiek volgen met een vernieuwing tijdens het kabinet-Den Uyl. Dat dit grotendeels mislukte, was onder andere te wijten aan de oliecrisis en de economische neergang daarna. Vooral de arbeidsintensieve industrie trok hierna weg naar lagelonenlanden. De daarop volgende grote werkloosheid sloeg vooral toe onder laag opgeleiden, waaronder veel gastarbeiders. Uiteindelijk bleek de verzorgingsstaat hierdoor niet in volle omvang houdbaar te zijn.

In de jaren negentig trok de Nederlandse economie weer aan en groeide de milieubeweging. De bezorgdheid over de groeiende groep van etnische minderheden werd aanvankelijk vooral genegeerd, tot Pim Fortuyn toetrad tot de politiek en het integratiebeleid een verplicht onderdeel werd van de politiek. Frustratie over het vermeende falende overheidsbeleid bleek nadat negen dagen na de moord op Fortuyn diens partij, de LPF, een ongekende verschuiving teweeg bracht in de Tweede Kamerverkiezingen van 2002.

Waar in de jaren zestig universele waarden voorrang moesten krijgen, werd vanaf nu weer aandacht gevraagd voor de nationale cultuur die gevaar zou lopen door enerzijds de Europese eenwording en anderzijds de grote groepen etnische minderheden. De moord op Theo van Gogh leek de bevestiging van het multiculturele drama van een etnische onderklasse die niet integreert en op den duur radicaliseert. Terwijl op dit vlak de traditionele tolerantie verminderde, zorgde het toestaan van het homohuwelijk en onder voorwaarden abortus, euthanasie, prostitutie en softdrugs ervoor dat die indruk naar buiten wel bleef bestaan.

Nationaal is er na de ontzuiling voor vele mensen geen ideologische stroming meer waar zij zich naar kunnen richten, terwijl het einde van de Koude Oorlog de internationale verhoudingen niet duidelijker heeft gemaakt. Daarnaast zijn er de kernproblemen die Fortuyn door de benoeming ervan zijn grote aanhang gaf en die nog steeds actueel zijn. Desondanks is Nederland een zeer welvarend land met een goede sociale zorg en een stabiele samenleving, dat ondanks de recente moorden een relatief geweldsarme ontwikkeling heeft meegemaakt.