Equipartitiebeginsel

Het equipartitiebeginsel of equipartitietheorema is een principe uit de statistische thermodynamica dat stelt dat in thermisch evenwicht bij temperatuur elke vrijheidsgraad gemiddeld dezelfde energie heeft:

Simulatie van de thermische beweging van moleculen

Daarbij is de boltzmannconstante. Voor deeltjes met vrijheidsgraden geldt dus:

Het equipartitiebeginsel geldt voor die vrijheidsgraden waarvan de variabelen in de formule voor de energie, dat wil zeggen in de Hamiltonfunctie, als kwadraat voorkomen. Voorts mogen deze vrijheidsgraden niet „bevroren” zijn, dat wil zeggen dat de vrijheidsgraad werkelijk geëxciteerd moet kunnen worden. Zo worden bijvoorbeeld molecuultrillingen van „kleine moleculen” zoals of bij kamertemperatuur niet geëxciteerd omdat de voor de overgang naar de laagste aangeslagen toestand benodigde energie niet wordt bereikt.

Vrijheidsgraden waarvan de variabelen niet in de hamiltonfunctie voorkomen, dragen natuurlijk niet bij aan de energie; voor vrijheidsgraden die anders dan in zuiver kwadratische vorm voorkomen, is de energie niet zo eenvoudig te berekenen.

Voorbeelden

bewerken

Soortelijke warmte van gassen

bewerken

Uit het equipartitiebeginsel kan bijvoorbeeld de warmtecapaciteit (soortelijke warmte)   worden berekend. Eerst beschouwen we een eenatomig gas (edelgas):

De energie van het gas wordt gegeven door de kinetische energie van zijn atomen. Voor ieder atoom geldt:

 

waarin   de massa van het atoom is, en   de componenten van de snelheidsvector. Per atoom zijn er dus drie vrijheidsgraden die een kwadratische vorm hebben, dus de gemiddelde energie per atoom bedraagt:

 

Door differentiëren naar de temperatuur   volgt daaruit een warmtecapaciteit   van   per atoom, dus

 

voor een eenatomig gas met   atomen.

Bij tweeatomige gasmoleculen, zoals waterstof ( ), zuurstof ( ) of stikstof ( ), moet bovendien rekening worden gehouden met twee rotatievrijheidsgraden (rotatie om de molecuulas, dus om de derde ruimtelijke richting, is niet van belang, en de molecuultrillingen zelf zijn „bevroren”). Er zijn hier dus vijf vrijheidsgraden, zodat:

 

voor een gas met   moleculen.

Warmtecapaciteit van vaste stoffen

bewerken

Bij vaste stoffen kan trilling van de atomen om hun rusttoestand worden benaderd door de potentiaal van een harmonische oscillator. Per ruimtelijke richting   wordt de bijbehorende energie gegeven door:

 

waarin   de hoekfrequentie van de oscillator is, en   de uitwijking van het atoom ten opzichte van zijn rustpositie in richting  . De eerste term is de kinetische energie en de tweede de potentiële energie. Er komen per atoom en per ruimtedimensie dus twee vrijheidsgraden als kwadraat voor. In drie dimensies zijn dat dus zes vrijheidsgraden. Daarmee is de gemiddelde energie per atoom

 

Bij   atomen moeten dus   vrijheidsgraden worden beschouwd. Daaruit volgt rechtstreeks voor de warmtecapaciteit:

 

Deze vergelijking staat bekend als de wet van Dulong en Petit. Ook hier geldt dat de vrijheidsgraden niet „bevroren” mogen zijn (de temperatuur moet ruimschoots beneden de debye-temperatuur liggen). Anders kan de warmtecapaciteit alleen met het debye-model worden berekend.

Afleiding

bewerken

Onderstaand wordt het equipartitiebeginsel afgeleid voor klassieke systemen. Daarbij wordt uitgegaan van een afgesloten systeem dat energetisch is gekoppeld aan een warmtebad. Er kan dan gebruik worden gemaakt van het kanoniek ensemble.

Men beschouwt daartoe het ensemblegemiddelde van  , waarbij   voor (gegeneraliseerde) plaatscoördinaten ( ) of voor (gegeneraliseerde) impulscoördinaten ( ) kan staan. De grootheid   is de hamiltonfunctie van het systeem.

 

De integratie geschiedt over de toegankelijke faseruimte.   stelt de inverse temperatuur voor,   de kanonieke toestandsom. Partiële integratie leidt tot:

 

waarbij men veronderstelt dat   voor grote   voldoende snel afneemt, zodat de randtermen kunnen worden verwaarloosd:

 

De meest algemene formulering van het equipartitieprincipe voor klassieke systemen in thermisch evenwicht luidt:

 

De afleiding werd hier met behulp van het kanoniek ensemble uitgevoerd. Het kan echter ook met microkanonieke ensembles.

Toepassingen

bewerken

Uit het algemene equipartitieprincipe kan worden geconcludeerd dat elke variabele die kwadratisch in de hamiltonfunctie voorkomt, voor   aan de gemiddelde energie bijdraagt:

 

dus

 

zodat

 

Dit geldt ook algemeen voor de kwadratische vorm:

 

Omdat   is

 

Eenatomig ideaal gas

bewerken

Voor   deeltjes zonder wisselwerking (eenatomig ideaal gas) in drie ruimtelijke dimensies bestaat de hamiltonfunctie alleen uit het kinetische aandeel:

 

Toepassing van bovenstaand resultaat

 

levert:

 

Dat wil zeggen dat per translatievrijheidsgraad (hier  ) de gemiddelde kinetische energie   bedraagt.

Tweeatomig ideaal gas

bewerken

Voor een tweeatomig ideaal gas, dat wil zeggen dat de afzonderlijke moleculen niet met elkaar wisselwerken, luidt de hamiltonfunctie met verwaarlozing van de rotatie-vibratiekoppeling (constant traagheidmoment):

 

met

 

waarin   de totale massa,   de gereduceerde massa en   het traagheidsmoment van een molecuul is. Verder is   de uitwijking uit de evenwichtsafstand. In totaal zitten er dus zeven parameters kwadratisch in de hamiltonfunctie:   en  . Daaruit volgt:

 

Deze gemiddelde energie is dus alleen bij hoge temperaturen van toepassing, wanneer ook rotaties en vibraties thermisch geëxciteerd worden.

Thermische toestandvergelijking

bewerken

Voor een reëel gas in een vat luidt de hamiltonvergelijking:

 

waarin   de potentiaal tussen wand en deeltjes is en   de potentiaal tussen de deeltjes onderling. Voor een kubusvormig vat met ribbe   kan de wandpotentiaal bijvoorbeeld als volgt worden geschreven:

 

Daarbij is de heaviside-functie   gebruikt. Toepassen van het equipartitiebeginsel levert:

 

Beschouwt men nu de eerste term in het rechterlid:

 

Hierbij is gebruikgemaakt van het feit dat de distributieve afgeleide van de heavisidefunctie de deltafunctie is. In de voorlaatste stap kon het volume  worden ingevoerd. Vervolgens voert men een ensemblemiddeling in en gebruikt het feit dat de druk gedefinieerd is als   (zie bijvoorbeeld canoniek ensemble).

 

Daarmee verkrijgt men de thermische toestandsvergelijking:

 

Deze komt overeen met de algemene gaswet, die met een toestandsterm – de viriaal – is uitgebreid. De viriaal kan als machtreeks van de deeljesdichtheid   worden ontwikkeld (zie viriaaltheorema).

Literatuur

bewerken