Teetlum (buurtschap)

nederzetting in Waadhoeke, Nederland

Teetlum (Fries: Teatlum) is een buurtschap in de gemeente Waadhoeke, in de Nederlandse provincie Friesland. Het is gelegen ten zuidwesten van Spannum, ten noorden van Wommels en ten zuidoosten van Tzum. De bewoning ligt aan de Wommelserweg in het verlengde van de buurtschap Fatum binnen het dorpsgebied van Tzum, in de 40 hectare grote polder Duivenhok (ook wel Kramershoek of polder 27). In 2016 duidde de Nieuwe Encyclopedie van Fryslân Teetlum als een van de buurtschappen van Tzum.

Teetlum
Buurtschap in Nederland Vlag van Nederland
Teetlum (Friesland)
Teetlum
Situering
Provincie Vlag Friesland Friesland
Gemeente Vlag Waadhoeke Waadhoeke
Coördinaten 53° 8′ NB, 5° 35′ OL
Overig
Postcode 8804
Woonplaats (BAG) Tzum
Foto's
Het Duivenhok, een molen in Teetlum
Het Duivenhok, een molen in Teetlum
Portaal  Portaalicoon   Nederland
Friesland

Geschiedenis

bewerken

De buurtschap is ontstaan op een terp. De terp, een opgeworpen heuvel, is opgeworpen op een kwelderwal. Een groot aantal van de terpen werden voor delen of zo goed als geheel weggegraven, veelal in de 19e en begin 20e eeuw. In het geval de terp van Teetlum werd het noordelijke deel weggegraven en werd het het terrein geëgaliseerd. Bij een uitgebreid proefboringen onderzoek in 1995 bleek dat de nog aanwezige terplagen van halve meter aanwezig was. Ook werden er diepere sporen aangetroffen. De vorm van de terp is anno 2024 nog zichtbaar in het veld. De terp behoort tot een cluster van terpen op de kwelderwal op en ten noorden van de lijn Achlum-Spannum die dateren uit het midden van de IJzertijd.

In bredere zin omvat of omvatte de buurtschap een groter gebied dan alleen die terp, zoals de bewoning ervan op kaarten vanaf de 17e eeuw is te zien. Zo loopt de grens bij de boerderijen Groot Teetlum en Groot T(j)allum van de buurtschap Tallum, die in brede zin wel bij Teetlum wordt gerekend. Net over die grenslijn stond er in 1718 een stinswier van de boerderij/state Klein Felsum, die in 1511 werd aangeduid aan de kant van Spannum. Deze stinswier was een verstevigde huis (stins) met een verdedigingsfunctie, op een opgeworpen heuvel (wier).

De Teetlum zelf werd in 1433 in een kopie van een document vermeld als Teetlama buren en Tetlum. In 1490 werd het vermeld als Tweetlem, in 1497 als Teethlama hues en in 1502 als Teetlum. In het eerste deel van de twintigste eeuw verdween de duiding van Teetlum van de kadasterkaart. De plaatsnaam zou verwijzen naar het feit dat woonplaats (heem/um) is van of opgericht door de persoon Têtila.

Teetlum is vooral bekend om de poldermolen die in de zuidwesthoek van de buurtschap staat, het Duivenhok geheten, ook wel aangegeven als Teetlum of Teatlum. De molen is een Spinnenkopmolen uit circa 1800. In 1971 werd deze aangewezen als een rijksmonument.

Aan de noordwestelijke kant van Teetlum staat de molen Fatum, ook een rijksmonument. Deze spinnenkopmolen dateert uit 1914. In het begin van de twintigste eeuw is de molen twee keer verbrand en werd herbouwd na de laatste brand. Diens voorloper wordt ook wel aangeduid als Polder 28, dit zou een spinnenkop zijn geweest die gebruikt werd als watermolen behorend bij de buurtschap Teetlum.

Op het terpgebied van Teetlum zelf was in de 19e eeuw ook een molen aanwezig. Dit was een ook een spinnenkop. De molen, aangeduid als molen Polder 27, zou van voor 1823 zijn geweest en ergens na 1850 zijn verdwenen.

Teetlum in fictie boeken

bewerken

Een aantal romans van H.G. Cannegieter spelen zich af in Teetlum, zoals De volontair (Uitgever Van der Loeff, Enschede 1949), Vier schoten voor een vrouw (De Arbeiderspers, Amsterdam 1959) en Mijn varkens en mijn zoon (Uitgever De Steenuil, Hoorn 1961) en ook de Gokma-State (De Steenuil, Hoorn 1964) speelt zich gedeeltelijk af in Teetlum.[1]