Khirbet Susiya

Palestijnse stad; ingenomen door Israelische kolonisten.
(Doorverwezen vanaf Susiya (Palestijns dorp))
De neutraliteit van dit artikel wordt betwijfeld.
Zie de bijbehorende overlegpagina voor meer informatie.

Khirbet Susiya is een Palestijns dorpje (meest bekend als Susya, Arabisch: سوسية ) en ruïnecomplex op de Westelijke Jordaanoever in de heuvels van Hebron, 15 kilometer ten zuiden van de stad Hebron. Het dorpje ligt tussen de oude ruïnes van een synagoge en een moskee uit ongeveer de achtste/negende eeuw. De inwoners, aanvankelijk grotbewoners, zijn in 1983 door de Israëlische strijdmachten van hun land verdreven, waarna het dorp enkele honderden meters van de oorspronkelijke locatie opnieuw werd opgebouwd.

Khirbet Susiya
سوسية
Plaats in Palestina Vlag van Palestina
Khirbet Susiya (Palestina)
Khirbet Susiya
Situering
Gouvernement Hebron
Coördinaten 31° 24′ NB, 35° 7′ OL
Algemeen
Oppervlakte 3000 dunam km²
Foto's
Kaart van Khirbet Susya en Rujum al-Hamri uit 1936
Kaart van Khirbet Susya en Rujum al-Hamri uit 1936
Portaal  Portaalicoon   Azië

Het grondgebied van Khirbet Susiya is gelegen in de wijde omtrek van de stad Yatta, "Groter Yatta" met in totaal ongeveer 4000 inwoners. De meeste inwoners zijn boer met olijfboomgaarden of herder.

Een Palestijnse demonstratie tegen de afbraak van Susiya door Israël (22 juni 2012)

Na de Zesdaagse Oorlog van 1967, kwamen hier ook Palestijnse vluchtelingen uit het gebied van Arad wonen.

In het begin van de jaren tachtig werd aangetoond dat de grond, ongeveer 3000 dunams, geregistreerd was en eigendom van de Arabische bewoners.[1][2]

Israëls nederzettingenbeleid bewerken

  Er wordt getwijfeld aan de juistheid van het volgende gedeelte
Raadpleeg de bijbehorende overlegpagina voor meer informatie, en pas na controle desgewenst het artikel aan.
Opgegeven reden: Hier wordt Susiya als een oud dorp gepresenteerd terwijl er sinds de Ottomaanse tijd niet meer dan tijdelijke bewoning is geweest

In 1983 werd in de nabijheid van Susiya een rivaliserende religieuze Israëlische nederzetting, die dezelfde naam aannam en gebouwd werd op grondgebied van de bewoners van Susiya, dat door Israël als 'state land' (staatseigendom) was verklaard. De bedoeïenengemeenschap van Susiya, bestaande uit zo'n 250 personen[bron?] werd van het ruïnecomplex verdreven naar hun ernaast gelegen land, Rujum al Hamri, waar ze in grotten en krotten onderdak vonden. Intussen werd de Israëlische nederzetting steeds verder uitgebreid.

Het Palestijnse Susiya, dat sinds de Oslo-akkoorden van 1993 is komen te liggen in een C-gebied is óók op de nieuwe plek nooit door Israël erkend, hoewel het grondgebied eigendom is van de Arabische bewoners en op de kaarten van het Britse Mandaatgebied Palestina van 1917 staat vermeld.[bron?] Er worden geen bouwvergunningen verleend en het is sinds 1967 verstoken gebleven van alle noodzakelijke voorzieningen, zoals water en elektriciteit.[bron?] Het dorpje wordt voortdurend met sloop bedreigd.[3]

De Westoeverbarrière wordt hier steeds verder binnen de Groene Lijn (de wapenstilstandsgrens van 1949) in Palestijns gebied opgetrokken en scheidt een groot deel van het C-gebied van de Westelijke Jordaanoever met vele Palestijnse dorpjes, waaronder Susiya, af van het gebied rond de stad Yatta waar vervolgens Israëlische nederzettingen gebouwd en uitgebreid worden.

Ontwikkelingen bewerken

Sinds Israël in 1967 de Palestijnse Westelijke Jordaanoever veroverd en bezet houdt, zijn de bewoners van Susiya meerdere malen verdreven of gedeporteerd[4][5] en leven in voortdurende onzekerheid over hun bestaan.

  • In 1983 werd in de nabijheid, op land van de bewoners van Susiya een Israëlische nederzetting met dezelfde naam gebouwd.
  • In 1986 werden 25 Palestijnse families, waaronder de familie Nawaja door het IDF hardhandig uit hun huizen in Susiya verdreven, omdat ze op een archeologische plek woonden.[6] Op hun naastgelegen grondgebied, dat ze 'Rujum al Hamri' noemden, bouwden ze onderkomens en tijdelijke constructies. Die plek lag dichter bij de Joodse nederzetting van waaruit ze door de kolonisten regelmatig aangevallen werden.[7]
  • In 1990 werden de bewoners door het Israëlische leger naar een eind noordelijker gelegen woestijngebied gedeporteerd. Ze kregen geen toegang tot 2000 dunam van hun land (1/3 van hun weidegebied). De meesten van hen keerden echter terug en bouwden het huidige Susiya kampement op, op de steile rotsen van hun eigen historische grond. Hun waterbronnen waren echter ingepikt. Levend van enige geiten, schapen, van wat hun stukje grond opbracht en met water uit Yatta konden de Palestijnen overleven. Eind 1990 bestemden de Israëlische autoriteiten meer dan 1500 dunum land, 5x groter dan het reeds bebouwde gebied, voor de ontwikkeling van de joods-Israëlische Susiya-nederzetting.
  • In juli 2001 werden de bewoners verdreven door burgers in samenwerking met militairen. Intussen bouwde de Israëlische nederzetting een aantal (illegale) 'outposts' (buitenposten) op dat land. Toen de Palestijnen weer terugkwamen op hun plek waren hun tenten gesloopt, hun woon-grotten geblokkeerd, de dieren gedood en waterreservoirs vernield. Na er weer behuizingen te hebben neergezet werden zij ervan beschuldigd een 'outpost' te hebben geplaatst en werd door de kolonisten via een petitie aan het Hooggerechtshof (HCJ) om vernietiging ervan gevraagd. De uitspraak van het HCJ in september 2001 om het land aan de Palestijnen terug te geven en hun eigen outposts af te breken werd zowel door de kolonisten als door de soldaten genegeerd.
  • In 2002 werd een nieuwe Israëlische outpost opgezet op het archeologisch verklaarde terrein in het oude centrum van Susiya,
  • In 2007 werd de petitie uit 2001 door het HCJ zonder enige rechterlijke beslissing terzijde gelegd.
  • In 2010 wendden de Palestijnse bewoners zich tot de Israëlische rechtbanken voor bekrachtiging van de reeds in 2001 door het HCJ genomen beslissing, die hen in staat stelde naar hun grondgebied terug te keren. Een paar maanden later dienden de Israëlische kolonisten een beroep daartegen in met als resultaat dat de Palestijnse familie Nawaja, die in 2001 geprobeerd had terug te keren naar zijn land, voor de derde keer werd uitgezet.
  • In 2011 maakte het Israëlische civiele bestuur 6 bouwconstructies van Susiya met de grond gelijk en verwoestte 4 putten. De dorpsraad van Ad-Dirat-Al Rfai'ya in de heuvels ten zuiden van Hebron diende samen met vele mensenrechtenorganisaties een petitie in bij het HJC tegen diverse Israëlische bestuursorganen.[8]
  • In oktober 2013 werd een masterplan van Israëls NGO Rabbis for Human Rights (RHR), die opkomt voor de bewoners van Susiya, door het civiele bestuur verworpen. Een argument hiervoor was onder meer dat de fondsen van Yatta niet toereikend zouden zijn voor voorzieningen van de verspreid liggende dorpen. Terwijl voor Sushiya voorzieningen als water en elektriciteit geweigerd werden, zijn daarentegen de Joodse buitenposten, die rond en tussen de eenvoudige huisjes van Susiya verspreid liggen, van alles voorzien,
  • Alleen al in 2014 werden ongeveer 800 olijfbomen en jonge stekken vernield, behorend aan Palestijnse inwoners.
  • In februari 2014 wendde de RHR zich tot het Hooggerechtshof (HCJ) en vroeg om een interim uitstel van de afbraak. Het HCJ legde de petitie terzijde.
  • Op 5 mei 2015 gaf het HCJ toestemming om Susiya te verwoesten en de inwoners gedwongen te verplaatsen buiten het C-gebied.[9] Tegen deze beslissing van het HCJ is wereldwijd geprotesteerd, zowel door mensenrechtenorganisaties als door staten.[10][11][12][13], verwoesting zou een humanitaire crisis betekenen voor 340 mensen, waaronder 140 kinderen.
  • Op 13 juli 2015 vielen vertegenwoordigers van het civiele bestuur met Israëlische soldaten Susiya binnen, omsingelde het en presenteerde hun plan aan de bewoners. Dit hield in dat zij verplaatst zouden worden naar diverse, door het 'Civiele Administratie Bureau' aangewezen, plaatsen. De bewoners weigerden en verwierpen het plan.[14]
  • Op 15 juli 2015 kreeg de RHR van het Israëlische civiele bestuur een notitie met een afbraak-lijst waaronder de onderkomens van 95 personen (waarvan de helft kinderen) na het islamitische Suikerfeest op (19 jul 2015). RHR stuurde als antwoord een dringende brief.[15]
  • Op 20 juli 2015 bracht een delegatie van leden van het Europees Parlement een bezoek aan Susiya. De Europese Unie, evenals Washington DC bekritiseert de bouw van nederzettingen en daarmee Israëls rol bij het vastgelopen vredesproces, en verzocht Israël te stoppen met de verwoesting van woningen in Susiya en de gedwongen deportatie van zijn bewoners.[16][17] Door diverse Europese landen zijn zonnepanelen, een school, waterpompen spelmateriaal en een scheepscontainer als kantoor aan Susiya geschonken.
  • Op 3 augustus 2015 zouden de partijen door het HCJ gehoord worden. Intussen hangt de verwoesting van hun huizen en dorp de inwoners van Susiya boven het hoofd. Diverse Israëlische en internationaal bekende professoren protesteren met een petitie.[18]
  • De beslissing over het lot van de inwoners, waaronder de familie Nawaja, is door het Hooggerechtshof van Israël in handen gelegd van de rechts-nationalistische minister van Defensie Avigdor Lieberman, die eind mei 2016 door premier Benjamin Netanyahu op deze post is gezet. Het hoofd van een Regionale Raad, Yochai Damari, die de Joodse nederzettingen in de heuvels van Hebron representeert, noemde de inwoners van Susiya "indringers" en een "criminele stam".
  • Tijdens de islamitische vastenmaand Ramadan in juni 2016 verwoestten de Israëlische autoriteiten twee woningen, een hok van dieren en een buitenkeuken; geen daarvan was in het afgelopen jaar gebouwd.[19] Palestijnen blijven desondanks protesteren tegen verwoesting en overname van hun dorp door Israël.[20]
  • Op 31 december 2016 werden IDF-militairen door kolonisten aangevallen. Ze kwamen poolshoogte nemen na meldingen bij de autoriteiten over price tags ('Revenge' en davidsster-graffiti) bij het Palestijnse dorpje. Toen de kolonisten weigerden te vertrekken werden ze gearresteerd. De politie zou de zaak onderzoeken.[21]
  • Op 1 februari 2018 besloot de president van het Hooggerechtshof dat de staat zeven bouwwerken in het dorp, met daarin 42 mensen waarvan de helft kinderen, onmiddellijk mocht verwoesten.[22]

Mensenrechten bewerken

Zowel het overbrengen van eigen burgers naar bezet gebied als de bouw van nederzettingen als deportatie en het verdrijven van de oorspronkelijke bevolking in bezet gebied, gaat in tegen internationale afspraken en Humanitair Recht, zoals onder meer vastgesteld is bij de Geneefse Conventies en in Resolutie 446 Veiligheidsraad Verenigde Naties.

Zie ook bewerken

Externe links bewerken