Brederode werd aan het einde van het voorjaar van 1427 door Jacoba van Beieren er op uitgestuurd om vanuit het noorden van Holland de steden weer Hoeksgezind te krijgen. Het was hem gelukt om het eiland Texel onder Hoekse invloed te krijgen en hij voer daarna naar Wieringen uit. Echter waren de Kabeljauwsgezinde steden als Amsterdam, Hoorn en Enkhuizen achter de Hoekse plannen gekomen en voeren met hun schepen bemand met poorters naar hen uit. De stedelingen wisten Van Brederode en zijn gevolg in te sluiten waardoor ze geen kant op konden. Willem van Brederode kon twee dingen doen, verhongeren of de strijd aangaan. Hij besloot een gedeelte van zijn bemanning van boord te laten gaan en hoopte dat hij zich met het keren van het tij (eb en vloed) een weg naar open zee kon banen. Het weer was echter ongunstig en de twee vloten raakten in gevecht.
De slag eindigde in het nadeel van Willem van Brederode en zijn gevolg. Hij en 84 overlevenden werden naar Enkhuizen overgebracht en onthoofd; alleen Van Brederode ging vrijuit vanwege zijn adellijke komaf[1].