Gebruiker:DennisPeeters/Werkpagina Testpagina/Werkpagina7

Operatie Market Garden was de codenaam voor een geallieerd offensief in september 1944.[1] Het bestond uit een grootschalige luchtlanding (Market) en een grondoffensief vanuit België (Garden). Het plan hield in dat de Britse, Poolse en Amerikaanse luchtlandingstroepen belangrijke bruggen over Nederlandse rivieren zouden innemen, waarna grondtroepen via deze bruggen snel zouden kunnen doorstoten naar het IJsselmeer.[2] Daarmee zouden de Duitse troepen in het westen van Nederland in de tang zijn genomen en was er tevens de mogelijkheid om naar het oosten door te stoten, waar het Ruhrgebied, het industriële hart van Duitsland, lag.[2] Bovendien werd op deze manier de gevreesde Westwall omzeild.

Operatie Market Garden
Onderdeel van de Tweede Wereldoorlog
Douglas DC-3
Datum 17 september 1944[1]26 september 1944 [1]
Locatie Corridor tussen Eindhoven en Arnhem
Resultaat Duitse overwinning
Strijdende partijen
Verenigd Koninkrijk
Verenigde Staten
Polen
Canada
Nederlands verzet
Duitsland
Leiders en commandanten
Bernard Montgomery
Brian Horrocks
Roy Urquhart
Lewis Brereton
Frederick Browning
James Gavin
Maxwell Taylor
Stanisław Sosabowski
Gerd von Rundstedt
Walter Model
Wilhelm Bittrich
Hans von Tettau
Hans von Obstfelder
Hans Reinhard
Eugen Meindl
Kurt von Gottberg
Kurt Feldt
Kurt Student
Westfront (Tweede Wereldoorlog)

Nederland · België · Frankrijk · Duinkerke · Engeland · Dieppe · Normandië (Cobra · Lüttich · Falaise · Parijs) · Dragoon · Siegfriedlinie (Merksem · Geel · Maastricht · Market Garden · Hürtgenwald · Overloon · Aken · Schelde · Pheasant · Elzas · Ardennen · Colmar · Nutcracker · Blackcock · Grenade · Veritable) · Lumberjack · Plunder

Over het algemeen wordt de uitkomst van Market Garden als een mislukking gezien. Het afsnijden van de Duitse troepen in het westen van Nederland en het doorstoten naar het Ruhrgebied konden geen doorgang vinden, omdat de laatste en meest cruciale doelstelling van de operatie, de brug bij Arnhem, niet op tijd bereikt kon worden.[3] Geschat wordt dat de oorlog hierdoor met een half jaar werd verlengd en het noordelijk deel van Nederland een lange hongerwinter tegemoet ging.

Achtergrondinformatie bewerken

In de zomer van 1944 waren de kansen voor de Asmogendheden gekeerd. De Japanse vloot kreeg in de Stille Oceaan veel tegenslagen te verwerken en kwamen de Amerikanen steeds dichter bij het moederland. In Europa deed zich eenzelfde situatie voor. De westelijke geallieerden waren op 6 juni 1944 geland op de Normandische kust en hadden daar al vrij snel een stevig bruggenhoofd gevestigd. De Atlantikwall, door Hitler als onneembare vesting neergezet, was bezweken onder de grote geallieerde druk.

Uitbraak in Normandië bewerken

  Zie Operatie Cobra voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De geallieerden luchtvloten voerde, zonder tegenstand van de Luftwaffe constant bombardementen uit op Duitse industriesteden en aanvoerwegen. Ondanks de problematische aanvoer van Duitse eenheden, konden de geallieerden in Normandië maar moeizaam uit het bruggenhoofd breken. De Duitsers wisten dat als de geallieerden een doorbraak wisten te forceren, de verliezen hoog zouden oplopen. Ondanks dat het heggenlandschap zwaar in het voordeel van de Duitsers was, konden ze niet voorkomen dat de geallieerden uitbraken.

Een belangrijk element van de geallieerde strategie was om de Duitsers te laten geloven dat er in het oostelijk deel van Normandië een doorbraakpoging zou plaatsvinden. De Duitsers zouden daardoor hun reserves in het oosten laten, waardoor een doorbraak in het westen eenvoudiger werd. Aan het einde van Operatie Goodwood, zoals de acties in het oostelijk deel genoemd werden, hadden de Duitsers hun meeste reserves in het oosten staan; er werden zes en een halve pantserdivisie ingezet om de Britse en Canadese troepen tot staan te brengen, terwijl de Amerikaanse sector in het westen slechts werd verdedigd door anderhalve pantserdivisie. Op 24 juli werd door het Amerikaanse leger Operation Cobra gelanceerd.[4]

Op 1 augustus werd het achtste korps onderdeel van het nieuwe Amerikaanse Derde Leger, dat onder leiding van George S. Patton stond. Drie dagen later veranderde Montgomery het oorspronkelijke plan door in plaats van meerdere, slechts één korps achter te laten in Bretagne. Dit korps moest Bretagne veroveren en de Duitse troepen in de havensteden omsingelen. De rest van het Amerikaanse Derde Leger trok direct zuidwaarts. Omdat de Duitsers de grootste troepenmacht ten zuiden van Caen hadden staan, besloot Montgomery tot Operatie Bluecoat (30 juli - 7 augustus), een strategische manoeuvre waarbij pantsertroepen westelijk langs het front verplaatst werden, om zo de druk op de, inmiddels al uitgebroken, Amerikaanse troepen te verhogen en in het oosten de Britten iets meer ruimte te geven. De Duitsers reageerden door strijdmachten naar het westen te sturen. Op 7 augustus lanceerden de Britten Operation Totalize en was de uitbraak in Normandië een feit.

Zak van Falaise bewerken

  Zie Zak van Falaise voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Duitsers deden op 6 augustus een wanhopige aanval in de richting van Avranches. Onder de codenaam Operatie Lüttich probeerde de Duitsers een doorbraak te forceren in het Amerikaanse front om zo de meest zuidelijke troepen in te sluiten.[5] Diverse keren liep de aanval stuk, maar Hitler wilde per se dat de Duitsers Avranches bereikte. De Duitsers maakte zelfs nieuwe troepen vrij voor de aanval en deze concentreerde zich rondom Falaise. Dit speelde de geallieerden in de kaart die direct overgingen tot een omsingeling van de troepen.

Bradley en Montgomery kwamen op dezelfde dag overeen om te proberen het Duitse leger ten westen van de Seine in te sluiten. Pattons beide pantserdivisies zouden daar op Montgomery's divisies aansluiten, die evenwijdig vanuit Caen in zuidwestelijke richting zouden draaien, en zich dan vanuit Le Mans, waar Patton zich bevond, naar het noorden wenden. Pattons 15e korps zwenkte nu 90 graden naar Argentan, terwijl zijn overige divisies naar de Seine doorstootten. Hierdoor kon Bradley zowel een korte als een lange tangbeweging opzetten. De lange tangbeweging was bedoeld voor de uit Falaise ontkomende troepen.

Nadat de totale omsingeling een feit was, braken de Duitsers door bij de Poolse stellingen nabij Mont Ormel. De Polen brachten de Duitsers zware verliezen toe, maar konden niet voorkomen dat de Duitsers een breuk forceerde in het front. Tussen 18 augustus en 21 augustus was de corridor waardoor de Duitsers zich terugtrokken ongeveer acht kilometer breed. Dagelijks werd de corridor met 80.000 granaten beschoten en voortdurend vonden er luchtaanvallen plaats. Toch wisten er diverse eenheden te ontkomen. Het Duitse Zevende Leger wist niet te ontkomen en werd in zijn geheel vernietigd.[6]

Bevrijding van Parijs bewerken

  Zie Bevrijding van Parijs voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De geallieerden waren na hun doorbraak in Normandië bezig met een snelle opmars door Frankrijk. Bij het naderen van de Amerikaanse en Britse troepen, gingen diverse instanties in de stad in staking en kwam het verzet in actie. Op 18 augustus was de staking algemeen en werden barricaden opgericht. Het stadhuis van Parijs werd door het verzet ingenomen en vandaar uit opereerde en coördineerde het de opstand.

Vanaf 19 augustus vonden steeds meer confrontaties plaats tussen het Parijse verzet en de Duitse troepen in de stad. De gevechten bereikten op 22 augustus een hoogtepunt. De geallieerden waren door deze opstand gedwongen hun plannen te herzien. Het geallieerde strijdplan voorzag in een omtrekkende beweging rond Parijs om stadsgevechten, die gewoonlijk veel mensenlevens eisen, te vermijden. Omdat de Duitsers dreigden de opstand keihard neer te slaan moest dit plan herzien worden. De Franse 2e Pantserdivisie, onder leiding van Leclerc, kreeg de opdracht om de stad binnen te trekken. Er volgden zware gevechten in de stad.

Ondanks de opdracht van Hitler aan generaal Dietrich von Choltitz om Parijs ten koste van alles te houden en de stad te vernietigen, gaf deze de stad op 25 augustus over. Dezelfde dag trok Charles de Gaulle, leider van de vrije Franse strijdkrachten, de stad binnen en nam zijn intrek in het ministerie van Oorlog in de Rue Saint-Dominique.

Ondanks de overgave was het gevaar nog niet geweken. Duitse sluipschutters bleven nog enkele dagen actief in de stad. Pas 29 augustus was de stad vrijwel geheel gezuiverd van Duitse strijdkrachten. De verliezen onder het verzet en de burgerbevolking worden geschat op 1500 personen. De Duitsers verloren 10.000 manschappen, voornamelijk in krijgsgevangenschap.

Bevrijding Frankrijk en België bewerken

Komt nog wat bij

Nadat Parijs was gevallen rukten de geallieerden in rap tempo op. In Zuid-Frankrijk voerden de Amerikanen met de Vrije Fransen Operatie Dragoon uit. Na zware gevechten om Toulouse en Marseille konden de troepen vanuit Zuid-Frankrijk zonder al te veel weerstand snel oprukken richten het noorden. Frankrijk was begin september op enkele steden na in zijn geheel bevrijd.

De geallieerden trokken door naar België en namen op 3 september werd de hoofdstad Brussel bevrijd. Één dag later viel de havenstad Antwerpen in handen van de oprukkende troepen. Dankzij de hulp van het Belgische verzet voelen zowel de havenwerken als de tunnel bij Antwerpen onbeschadigd in geallieerde handen.

Aanvoerproblemen bewerken

Volgt nog Heb ik wel enige informatie over

Plan voor Market Garden bewerken

De Britse bevelhebber veldmaarschalk Bernard Montgomery, pleitte tijdens de geallieerde opmars door Europa voor een bruggenhoofd in de Duitse linies. Na enige twijfel ging opperbevelhebber Eisenhower akkoord met het gewaagde plan van van de Brit.

Het plan van Montgomery bestond uit twee delen, Operatie Market en Operatie Garden, en hield in dat Britse en Amerikaanse luchtlandingsdivisies belangrijke bruggen over, onder andere, de Rijn, de Maas en de Waal moesten veroveren, waarna grondtroepen uit België via deze bruggen op konden rukken richting het IJsselmeer. Hierdoor konden de Duitsers in Nederland in een tangbeweging worden gepakt en was het mogelijk om op te rukken naar het Ruhrgebied, waar het hart van de Duitse oorlogsindustrie was.

Het plan was zeer ambitieus en snelheid was van belang. Het Britse 30e Legerkorps, onder leiding van luitenant-generaal Brian Horrocks, moest vanuit België oprukken en binnen drie dagen in Arnhem zijn. Hiervoor moesten binnen deze drie dagen alle tussengelegen bruggen veroverd zijn. De Amerikaanse 101e Luchtlandingsdivisie (Screaming Eagles), onder leiding van generaal-majoor Maxwell Taylor, moest alle bruggen tussen Eindhoven en Veghel veiligstellen. De andere Amerikaanse luchtlandingsdivisie, de 82e Luchtlandingsdivisie (All-American), onder leiding van brigade-generaal James Gavin, kreeg de opdracht om alle bruggen Grave en Nijmegen te veroveren. De Briste 1e Luchtlandingsdivisie, onder leiding van generaal-majoor Roy Urquhart, moest de bruggen over de Rijn bij Arnhem innemen. De Poolse 1e Onafhankelijke Parachutistenbrigade, onder leiding van Stanisław Sosabowski, ondersteunden de Britten bij Oosterbeek, ter verdediging van de Rijn.

De operatie zou worden voorafgegaan door een bombardement om het Duitse luchtdoelgeschut en de vliegvelden in het zuiden van Nederland uit te schakelen.

Operatie Market omvatte het luchtlandingsplan en Operatie Garden het grondoffensief, samen werd dit Operatie Market Garden.

Verdeeldheid bewerken

Begin september naderde de Britse 21e legergroep, onder leiding van verldmaarschalk Bernard Montgomery, de Belgisch-Nederlandse grens, terwijl generaal Omar Bradley met zijn 12e legergroep ten zuiden van de Ardennen nier meer ver van de Duitse grens was verwijderd. De opmars begon echter zijn vaart kwijt te raken doordat alle munitie, brandstof en andere legervoorraden nog altijd vanuit Normandië moest worden aangevoerd.[7] Bovendien nam de Duitse tegenstand stevig toe nu de geallieerden de Duitse grens naderden.

Montgomery wilde via het Ruhrgebied in één keer doorstoten naar Berlijn.[7] Patton wilde daarentegen een snelle doorbraak forceren in het Saarland.[7] Beide bevelhebbers waren het eens over het feit dat de vluchtende Duitsers niet de tijd mochten krijgen om te herstellen. Opperbevelhebber Dwight D. Eisenhower was echter een andere mening toegedaan. Hij vond één doorstoot te riskant en wilde over een breed front oprukken. Eisenhower was van mening dat het ondanks de logistieke problemen mogelijk moest zijn om Patton van voldoende materieel te voorzien, zonder daarbij in te korten op de voorraden van Montgomery.[7]

Op 2 september, tijdens een bespreking met Bradley, Patton en Hodges, verklaarde Eisenhower dat hij zowel in het noorden (Montgomery) als in het zuiden (Patton), wilde oprukken.[8] Eisenhower ging ervanuit dat de Duitsers hun troepen concentreerden rondom het Ruhrgebied en het Saarland. Hierop moesten dan ook de geallieerde legers op worden aangepast. Zo kreeg Patton als versterking de beschikking over een extra legerkorps.[8] Het zwaartepunt van de geallieerden bleef echter, zoals op 23 augustus afgesproken, voorlopig nog in het noorden liggen.

Rekening houdend met de penibele voorraadsituatie, verwachtte Eisenhower op korte termijn het punt waarop de geallieerde aanvallen noodgedwongen zouden stagneren en het initiatief uit hand werd gegeven. Voor dit punt bereikt was, wilde hij echter over een zo breed mogelijk front posities innemen die een succesvolle eindstrijd garandeerde. Dit hield in dat hij een doorbraak wilde forceren in de Westwall en een aantal bruggenhoofden over de Rijn wilden vormen. Daarnaast hoopte hij op de verovering van zowel het Rurhgebied, als het Saarland.[8]

Naast de bevoorrading deden zich er nog meer problemen voor, met name op het gebied van communicatie tussen de geallieerde commandanten. Door de snelle opmars waren de hoofdkwartieren over heel het veroverde gebied verspreid. Eisenhower zat zelfs nog in Granville aan de Normandische kust.

Montgomery, wiens bevel over alle geallieerde grondtroepen eerder was afgenomen, was er heilig van overtuigd dat zijn plan, een doorstoot naar het Ruhrgebied, de oorlog nog voor Kerstmis kon beëindigen. Hij had zijn plan voorgelegd bij Eisenhower, maar kreeg te horen dat er over een breed front zou worden aangevallen.[8] De Brit eiste daarop een persoonlijk gesprek met de Amerikaanse opperbevelhebber, dat plaatsvond op 10 september 1944.[8] Één dag voor deze conferentie, kreeg hij vanuit Londen het bericht dat de eerste V2’s Engeland hadden getroffen en dat men voornemens was om de hoofdstad in zijn geheel te evacueren.[8] Dit was een belangrijke factor in het uiteindelijke plan van Montgomery. Hij wilde een doorbraak forceren over de Waal en Rijn, waarna West-Nederland, waar de V2’s zich bevonden, zou worden afgesneden.[8]

Eisenhower kwam in de middag aan op het vliegveld in Brussel, waar het onderhoud met Montgomery plaats zou vinden. Al snel uitte de Britse veldmaarschalk hevige kritiek op Eisenhower, omdat de Amerikaan over een breed front wilde oprukken. Nadat Eisenhower de Brit tot bedaren had gebracht, opperde deze direct dat hij Berlijn binnen een paar maanden zou bereiken, mits alle bevoorrading op zijn 21 legergroep werd geconcentreerd.[7] Eisenhower was echter de mening toegedaan dat Montgomery in dat geval teveel divisies zou moeten achterlaten om de flanken te beschermen, waardoor de opmars ergens diep in vijandelijk gebied tot stilstand werd gebracht.[7] Dit zou er voor kunnen zorgen dat zijn legergroep werd ingesloten en in het meest slechte geval vernietigd. Daarnaast wilde de Amerikaanse opperbevelhebber eerst de waterwegen naar de haven van Antwerpen vrij maken.[2] Hiermee zouden de aanvoerproblemen grotendeels worden opgelost.

Montgomery liet het daar niet bij zitten en vertelde Eisenhower over het feit dat de Britten na diverse V2-aanvallen nu overwogen om Londen te evacueren. Ten slotte kwam Montgomery met zijn plan dat hij van te voren zorgvuldig had uitgewerkt.[2]

De Britse bevelhebber wilde bij Arnhem een bruggenhoofd over de Rijn vestigen na in een eerder stadium er al een over de Maas te hebben geslagen.[2] Daardoor zouden de Duitse troepen in West-Nederland, waar de V2’s zich bevonden, worden ingesloten.[2] Vanuit het bruggenhoofd zouden de geallieerden om de Westwall, die eindigde bij Kleef, heen kunnen trekken en van daaruit het Ruhrgebied kunnen innemen om de belangrijkste Duitse industrie te vernietigen. Daarna konden de geallieerden via de Noord-Duitse laagvlakte naar Berlijn kunnen doorstoten. Dit terrein was ideaal voor een snelle opmars met tanks. Het bruggenhoofd zou moeten worden gevormd door het 2e Britse leger, dat zich aan de Nederlands-Belgische grens bevond.[2] Langs de marsroute van de Belgische grens tot aan Arnhem zouden bij iedere rivier- en kanaalovergangen luchtlandingstroepen worden gedropt.[2] Die zouden de bruggen moeten veroveren en standhouden totdat het Britse leger arriveerde.

Eisenhower was diep onder de indruk van het gedurfde plan. De Amerikaan besefte echter wel dat de uitvoering van het plan leidde tot een vertraging van het vrijmaken van de Antwerpse haven. De bevoorradingsproblemen zouden voortduren en aangezien Montgomery alle voorraden nodig had, zou Patton zijn opmars in het Saarland niet kunnen voortzetten. Daar tegenover stond dat bij uitvoering van het plan het noordelijk front weer in beweging kwam en men een bruggenhoofd over de Rijn sloeg. Dit gaf voor Eisenhower de doorslag en hij ging akkoord met het plan van de Britse veldmaarschalk.[2] Hij gaf Montgomery de opdracht zijn offensief zo snel mogelijk uit te voeren. Eisenhower zei nadrukkelijk dat het beslist niet zijn bedoeling was, dat Montgomery na het slagen van de operatie direct zou doorstoten naar Berlijn. De Amerikaan gaf het vrijmaken van de haven naar Antwerpen prioriteit.[2]

Toen Bradley, bevelhebber van de 12e legergroep, waar tevens het 3e leger van Patton onder viel, kennis nam van het plan, maakte hij onmiddellijk bezwaar tegen het plan.[9] Hij vertelde tegen Eisenhower dat de aanval ervoor zorgde ze met een zak in het front kwamen te zitten. Eisenhower was het niet eens met de bezwaren en liet weten het een verantwoorde gok te vinden. Het plan zou, ondanks de bezwaren van diverse Amerikaanse bevelhebbers, doorgang vinden.[9]

Operatie Market bewerken

Operatie Market was de codenaam van het luchtlandingsplan. In Engeland was het Eerste Geallieerde Luchtlandingsleger gevormd, onder bevel van de Amerikaanse luitenant-generaal Lewis Brereton. Drie geallieerde luchtlandingsdivisies zouden worden afgeworpen boven de Nederlandse steden Eindhoven, Arnhem en Nijmegen en de weg vrijmaken voor het Britse XXXe Legerkorps, dat opgesteld was nabij Neerpelt, aan de Belgisch-Nederlandse grens. Op de eerste dag zou dit korps Eindhoven moeten hebben bereikt, op de tweede dag Nijmegen en op de derde dag Arnhem.

Eindhoven bewerken

De Amerikaanse 101e Luchtlandingsdivisie, bijgenaamd de Screaming Eagles, onder bevel van majoor-generaal Maxwell Taylor, werd in het gebied rond Eindhoven gedropt. Er waren dropzone's in Best, Son, Sint Oedenrode en Veghel. De divisie moest de bruggen over de rivier de Aa en Zuidwillemsvaart bij Veghel, de brug over de Dommel bij Sint Oedenrode en de brug over het Wilhelminakanaal bij Son innemen. Vervolgens moesten de manschappen oprukken tot Eindhoven en daar contact zien te leggen met oprukkende grondtroepen van het XXXe Korps.

Nijmegen bewerken

De Amerikaanse 82e Luchtlandingsdivisie, bijgenaamd All American, onder bevel van majoor-generaal James Gavin, kreeg het gebied rond Nijmegen toegewezen. De dropzone's bevonden zich bij Groesbeek, Overasselt en Grave. Deze divisie had de taak om de brug over de Waal bij Nijmegen in te nemen, alsmede de brug over de Maas bij Grave en ten minste één brug over het Maas-Waalkanaal.

Arnhem bewerken

De Britse 1e Luchtlandingsdivisie, onder bevel van majoor-generaal Roy Urquhart, zou landen nabij Arnhem. Er waren dropzone's in Wolfheze en Oosterbeek. Deze divisie moest de verkeersbrug in Arnhem veroveren en deze minstens 48 uur bezet houden, totdat er versterking zou komen vanuit het zuiden. Deze divisie zou later steun krijgen van de Poolse 1e Onafhankelijke Parachutistenbrigade, onder bevel van majoor-generaal Stanisław Sosabowski die later werden gedropt.


Samen met zijn brigadecommandanten had de Britse generaal Urquhart een gedetailleerd aanvalsplan uitgewerkt. Hij ging ervanuit na ongeveer drie dagen te worden ontzet.

17 september
Op de eerste dag van Operatie Market Garden werden de volgende eenheden gedropt:

1. De 1e Luchtlandingsbrigade onder leiding van Brigade-Generaal Philip Hicks. Deze brigade had de taak om het landingsgebied vrij te maken en te beschermen tegen eventuele Duitse tegenaanvallen.

2. De 1e Parachutistenbrigade onder leiding van Brigade-Generaal Gerald Lathbury. Deze brigade had de taak om direct naar Arnhem op te rukken en de spoorbrug, schipbrug en Rijnbrug te veroveren. De brigade werd voorafgegaan door het verkenningseskadron van Majoor Freddy Gough, die direct na de landing naar de bruggen moest rijden.

Het tweede bataljon, onder leiding van Luitenant-Kolonel John Frost, moest de zuidelijke route via Heelsum en daarna langs de rivier volgen. Hij moest stellingen aan zowel de noordzijde, als de zuidzijde van de brug betrekken. Het derde bataljon, onder leiding van Fitch, moest via Oosterbeek het bruggenhoofd aan de noordoostelijke kant versterken. Dat was een van de richtingen van waaruit verwacht werd dat de Duitsers een tegenaanval konden lanceren.

Het eerste bataljon, onder leiding van Dobie, werd in reserve gehouden. Het bataljon moest later naar het gebied ten noorden van Arnhem trekken om daar de wegen uit Apeldoorn en Zutphen af te sluiten.

18 september
De landing van de 4e Parachutistenbrugade, onder leiding van Brigade-Generaal John Hackett. De brigade van Hicks zou naar Arnhem trekken om de westzijde van het bruggenhoofd te versterken, terwijl Hacketts brigade zich ten noorden van Arnhem aan zou sluiten bij de troepen van Dobie.

19 september
Landing van de 1e Poolse Onafhankelijke Parachustistenbrigade, onder leiding van Stanisław Sosabowski. De Poolse brigade zou ten zuiden van de brug landden en moest gedeeltelijk over de brug trekken om het bruggenhoofd in het oosten te sluiten.

FF kijken waar invoegen; opmaak

Operatie Garden bewerken

Het Britse 30e Legerkorps, onder leiding van Luitenant-Generaal Brian Horrocks, moest uit het bruggenhoofd over het Maas-Scheldekanaal bij Neerpelt oprukken over de door de luchtlandingstroepen vrijgemaakte route. Ze moesten de route volgen over de as Eindhoven, Sint Oedenrode, Veghel, Uden, Grave, Nijmegen en Arnhem. Van daaruit moest het korps doorstoten naar het IJsselmeer om de Duitse troepen in West-Nederland af te snijden. Hierna moesten er bij Doesburg, Zutphen en Deventer bruggenhoofden over de IJssel worden geslagen, waarna men direct kon doorstoten naar het Ruhrgebied.

De voorhoede van het Britse 30e Legerkorps werd gevormd door de pantserdivisie “Guards”. Daarachter kwamen de 43e Wessex- en de 50e Northhumberland-infanteriedivisie. Ten slotte volgden nog de Britse 8e pantserbridage en de Nederlandse Prinses Irene Brigade.

Het Britse 30e Legerkorps bestond uit ruim 100.000 manschappen en omvatte ongeveer 22.000 voertuigen. Dit moest tot aan Arnhem over slechts één weg worden verplaatst. De grondoperatie was dus zeer kwetsbaar voor tegenaanvallen. Om de kwetsbaarheid ietwat te verminderen, werden nog twee legerkorpsen ingezet om de flanken te beveiligen. Het Britse 8e Legerkorps dekte de rechterflank, terwijl de linkerflank werd beschermd door het Britse 12e Legerkops.

Duitse wanorde en herstel bewerken

Dolle Dinsdag bewerken

  Zie Dolle Dinsdag voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Toen de geallieerden België binnen enkele dagen hadden veroverd, leek het een kwestie van tijd dat ook Nederland werd bevrijd. Radio Oranje zond zelfs een proclamatie uit van Koningin Wilhelmina:

"Leve het Vaderland! Nederland herrijst. De bevrijding is begonnen. Landgenoten. Er hangt veel af van uw rustige, ordelijke en eendrachtige houding in de komende dagen. Ik en mijn verantwoordelijke raadgevers hopen spoedig weer op vaderlandse bodem te zijn ten einde de leiding van ’s lands zaken weer op te nemen."[10]

Minister-President Gerbrandy maakte bekend dat de geallieerde troepen de Nederlandse grens waren gepasseerd.[10] Op 4 september meldde de BBC zelfs dat Breda al was bevrijd. In heel Nederland ontstond een vrolijke stemming. De geruchten varieerden per stad. In Rotterdam werd verteld dat de Canadese troepen al bij de Moerdijk waren, terwijl in Amsterdam al de ronde ging dat Rotterdam en Den Haag waren bevrijd.[10]

De Duitse Rijkscommissaris, Arthur Seyss-Inquart, had op 1 september 1944 het bevel gegeven dat alle Duitse burgers in Nederland naar het oosten van het land moesten worden geëvacueerd.[10] Zodra het nodig was, konden ze naar Duitsland ontsnappen. Zelf betrok Seyss-Inquart een bunker in Apeldoorn. Anton Mussert, leider van de Nationaal Socialistische Beweging (NSB), gaf zijn partijleden de raad om ook naar het oosten te vluchten.[10]

In eerste instantie verliep de evacuatie vrij ordelijk en rustig, maar na de val van Antwerpen en de proclamatie van de koningin ontstond er grote paniek. Grote aantallen NSB’ers verzamelden zich op de stations om naar het oosten of Duitsland te vluchten. Duitse soldaten deserteerden en vluchten eveneens naar het oosten of het vaderland.

De Nederlanders kregen steeds meer het gevoel dat het einde van de oorlog nabij was. In het zuiden van het land had men dagenlang kanongebulder gehoord en iedereen was aan het wachten op de eerste geallieerde troepen. Diverse oranje lintjes en Nederlandse vlaggen werden uitgehangen, maar de troepen kwamen maar niet.[10] Al snel besefte het verzet dat Breda helemaal niet was bevrijd, zoals wel werd gemeld. Ze kwamen er zelfs achter dat de Britten niet eens de grens waren gepasseerd. Ze begonnen zich ongerust te maken en hoopte dat de geallieerden snel aanvielen, nu de Duitsers nog ongeordend rond renden.[10]

Duitse orde hersteld bewerken

Op 4 september 1944 onthief Hitler veldmaarschalk Walter Model van het opperbevel in het westen.[10] Hij benoemde hem tot bevelhebber van Legergroep B. Model was blij met de nieuwe situatie, aangezien hij zichzelf geen geschikte opperbevelhebber bevond. Hij had een hekel aan alle administratieve zaken die erbij kwamen kijken; het liefste was hij tussen zijn troepen aan het front.[11]

Direct na zijn benoeming tot bevelhebber van Legergroep B, kreeg hij te maken met grote problemen. Zijn legergroep was door de geallieerden in tweeën gesneden. Het 15e leger, onder leiding van Von Zangen, bevond zich ten zuiden van de Westerschelde en probeerde via Walcheren en Zuid Beveland naar Brabant te ontkomen. Het 17e leger was door de Amerikaanse troepen teruggeslagen naar Aken en Maastricht. Tussen beide legers bevond zich een gat van ruim 120 kilometer. Mede door dit gat vluchtten Duitse soldaten naar het noorden en oosten van Nederland. Model was bang dat het Britse 2e leger, dat aan de Nederlandse grens stond, in dit gat dook.

Model, die faam had gemaakt aan het oostfront, had tevens de zware taak om de wanordelijke terugtocht tot staan te brengen. Hij liet een dagorder uit gaan, waarin hij een oproep deed om de terugtocht te staken. Slechts weinigen bereikte deze dagorder.[11]

Generaal-luitenant Kurt Chill had de dagorder wél ontvangen. Hij was in de strijd vrijwel zijn gehele 85e infanteriedivisie kwijt geraakt. Hij kreeg het bevel om de restanten ervan te verzamelen en zich daarna terug te trekken naar Duitsland.[11] Toen hij de wanordelijke terugtocht zag en de dagorder van Model las, besloot hij het eerdere bevel te negeren. Nadat hij zijn troepen had verzameld, liet hij de soldaten zich aan het Albertkanaal ingraven en plaatse hij officieren op de brug.[11] Deze officieren kregen de taak om de vluchtende troepen tegen te houden. De troepen, variërend van kanonniers tot koks, werden gebruikt ter verdediging van het Albert Kanaal.[11] De wanordelijke terugtocht in dit gebied was tot staan gebracht en het Albertkanaal werd nu gedeeltelijk verdedigd.

Op 4 september 1944 kreeg Kurt Student het bevel van Hitler om het 1e Duitse Parachutistenleger samen te stellen en daarmeehet gat tussen Antwerpen en Maastricht te dichten.[11] Student kreeg de beschikking over 4000 getrainde parachutisten en moest het verder zien te doen met oudere mannen zonder gevechtservaring, werkelozen van de luchtmacht, matrozen en luchtdoelartilleristen. Hij kreeg tevens de beschikking over vijfentwintig tanks.[11]

Student stuurde onmiddellijk zijn parachutisten vooruit en binnen vierentwintig uur waren ze bij het Albertkanaal.[11] Daar maakte hij een verkenningstocht en kwam tot de conclusie dat Chill een klein wonder tot stand had gebracht. Student richtte zijn hoofdkwartier in bij Vught.[11]

Het leger van Student kreeg onverwachts versterking. Von Zangen was er met zijn 15e leger in geslaagd om met allerlei vaartuigen de Westerschelde over te steken en trok via Zuid-Beverland naar Brabant.[11] Het gat tussen de twee legers van Model begon zich langzaam te sluiten en daarmee was één van zijn voornaamste problemen opgelost.

Voorbereidingen bewerken

Geallieerden bewerken

Duitsers bewerken

Verloop van de slag bewerken

Dag 1: Zondag, 17 september bewerken

Op de vliegvelden in Groot-Brittannië stonden de troepen klaar bij de vliegtuigen voor het begin van Operatie Market Garden. Om 09.45 uur stegen de eerste vliegtuigen op. Ze zetten koers naar het naar twee verzamelpunten, Hatfield, even ten noorden van Londen, en March. De totale luchtvloot bestond uit 1073 troepentransportvliegtuigen en 500 zweefvliegtuigen die begeleid werden door meer dan 1500 jagers.[12] Dit was geen overbodige luxe gezien de lage snelheid (200 km/u) en de gering vlieghoogte (500m). Na twee uur was het hele leger van 20.000 man, 511 voertuigen en 330 stukken geschut in de lucht.[12] De Noordzee was kalm en er lagen tientallen reddingsboten om eventuele drenkelingen te redden.[12]

Landingen bij Eindhoven bewerken

De Amerikaanse 101e Luchtlandingsdivisie had boven het door de geallieerde België een rustige vlucht gehad. Toen ze bij de Belgisch-Nederlandse grens waren, zagen ze lange colonnes van het Britse 30e Legerkorps klaarstaan. Al snel over de grens werden de vliegtuigen van de 101e Luchtlandingsdivisie stevig onder vuur genomen.[13] De langzaam en laagvliegende vliegtuigen waren, zeker op klaarlichte dag, een eenvoudig doelwit voor het Duitse afweergeschut. In tegenstelling tot in Normandië, bleven de formaties ditmaal wel gesloten en werd er dwars door het afweergeschut naar de landingsgebieden gevlogen.

Van de 424 Dakota's werden er zestien neergeschoten en raakten er iets meer dan honderd beschadigd.[13] Van de zeventig zweefvliegtuigen bereikte er drieënvijftig hun bestemming.[13] Ondanks de verliezen, beschouwde de Maxwell Taylor, bevelhebber van de 101e Luchtlandingsdivisie, de landing als een groot succes. Vrijwel alle troepen waren op de juiste plaats geland, hetgeen de snelheid van de operatie ten goede kwam.

Het 501e regiment dat bij Veghel was geland, had die plaats en de bruggen over de Aa en de Zuid-Willemsvaart binnen twee uur ingenomen.[14] Het 502e regiment nam al vrij snel Sint Oedenrode in en veroverde de brug over de Dommel.[14] Één compagnie van het 502e regiment werd direct naar de brug over het Wilhelminakanaal bij Best gestuurd. Deze brug stond niet op de route, maar diende als reserve brug voor het geval de brug nabij Son niet onbeschadigd in handen van de geallieerden viel.

Het 506e regiment rukte direct van de Sonse Heide op naar de brug over het Wilhelminakanaal bij Son. Die brug was het hoofddoel van het regiment. Vlak voordat ze het dorp bereikte, kwam het regiment onder hevig vuur van de Duitsers te liggen.[14] Het 88 mm kanon werd al vrij snel uitgeschakeld en de troepen namen het dorp in. Toen ze oprukten naar de brug, werd deze voor hun ogen door de Duitsers opgeblazen.[15][16] Geniesoldaten hadden de brug binnen anderhalf uur deels hersteld, maar het was niet voldoende om voertuigen over te verplaatsten. Ze konden echter wel een klein bruggenhoofd aan de andere kant van de brug vestigen, waardoor het bouwen van een nieuwe brug minder gevaarlijk was.[15] De reservebrug bij Best, was eveneens opgeblazen en dus moesten de genietroepen zo snel mogelijk een nieuwe, door tanks berijdbare, brug bouwen.

Landingen bij Nijmegen bewerken

Waar de 101e Luchtlandingsdivisie een rustige vlucht over het bevrijdde België had, moest de 82e Luchtlandingsdivisie over een groot deel van Nederland vliegen. Hierdoor was de vlucht een stuk onrustiger. Niet ver van Vught, waar Kurt Student zijn hoofdkwartier had, stortte een Amerikaans zweefvliegtuig neer.[15] Een door Student uitgezonden verkenningseenheid vond in de borstzakken van een dode officier het complete plan van Operatie Market Garden.[15] Niet veel later had Student het plan op zijn bureau liggen en wisten de Duitsers wat de geallieerden allemaal van plan waren.

De landingen van de 82e Luchtlandingsdivisie verliepen eveneens vrij succesvol.[14] Nadat de hoofdmacht was geland, werd er nog een eenheid met twaalf uitneembare 75 mm houwitsers gedropt.

Het 504e regiment landde bij Overasselt. Één compagnie van dit regiment kwam vlak ten zuiden van de Maas bij Grave terecht.[17] Het doel was de brug met een lengte van 520 meter te veroveren. Deze brug moest onbeschadigd in handen van de geallieerden vallen, want een nieuwe brug maken was vrijwel onmogelijk. Na een kort, maar hevig gevecht viel de brug in Amerikaanse handen.[17] Nog diezelfde dag werd er contact gemaakt met de troepen die ten noorden van de brug waren geland.

De geallieerden kregen van het verzet te horen dat veel Duitsers uit Nijmegen vluchtten en dat de Waalbrug slecht werd verdedigd. Bevelhebber van de 82e Luchtlandingsdivisie, James Gavin, besloot in de avond van de eerste dag een verrassingsaanval te doen. Twee compagnieën trokken de stad binnen. Één peloton kwam tot aan de brug, maar stuitte daar op zware tegenstand.[17] Het was een verkenningseenheid van de 9e SS-Pantserdivisie, welke door Willi Bittrich direct na de landingen naar Nijmegen was gestuurd.[17]

Landingen bij Arnhem bewerken

In de morgen en middag vlak voor de landingen werd de omgeving van Arnhem en de stad zelf flink aangevallen door jachtvliegtuigen. Zij hadden het voornamelijk voorzien op het Duitse luchtdoelgeschut. Het centrum van Arnhem werd hierbij flink toegetakeld.

In de omgeving van Heelsum en Wolfheze waren in de middag de eerste Britse troepen geland. De landingen werden perfect uitgevoerd en er was geen weerstand. Urquhart vestigde zijn hoofdkwartier aan de bosrand. Hoewel er geen Duitsers te bekennen waren, waren er al direct problemen voor de Britten. De radioapparatuur deed het niet goed en de radiotelegrafisten hadden de grootste moeite om contact te krijgen met andere bataljons, laat staan het opperbevel.[18] Bovendien hoorde Urquhart dat een groot deel van de verkenningseenheid van Majoor Freddy Gough niet aangekomen was. Drieëntwintig zweefvliegtuigen van de divisie hadden door kabelbreuk hun bestemming niet bereikt.[12] Het grootste deel van de verkenningsafdeling was hierdoor al uitgeschakeld. Men moest dus afzien van een snelle verrassingsaanval.[12]

De Britten hadden als opdracht om zo snel mogelijk naar de verkeersbrug in Arnhem op te rukken, een afstand van 13 kilometer.[18] Daarnaast moesten ze het landingsgebied behouden, aangezien er nog een tweede golf volgde op 18 september. De helft werd naar Arnhem gestuurd, de andere helft zette een verdedigingsgordel op rondom het landingsgebied. Door het wegvallen van de verkenningseenheid en het feit dat er geeen verbinding was tussen de eenheden, besloot Urquhart er zelf op uit te trekken.[12] Achteraf gezien bleek dit een van de slechtste beslissingen.

Zowel het Britse 1e, als het Britse 3e bataljon liepen op de eerste dag ernstige vertraging op.[19] Een paar honderd Duitse soldaten onder leiding van Sepp Krafft hielden de Britse eenheden op. Door de voorzichtigheid van de Britten konden de Duitsers lang stand houden. Daarnaast werden beide bataljons flink opgehouden door de burgerbevolking. Alleen de opmars van het 2e bataljon, onder leiding van Majoor John Frost, verliep voorspoedig.[18] Hij had op de zuidelijke route geen last van tegenstand. De spoorbrug van Arnhem werd op het moment dat het bataljon arriveerde opgeblazen en bij de schipbrug ontbrak het middenstuk. De enige overgebleven brug bleef dus de verkeersbrug. Deze moest ten koste van alles worden ingenomen, zonder enige beschadiging. Frost en zijn eenheid nestelde zich aan de noordzijde van de brug in enkele gebouwen. Twee aanvallen om de brug en haar toeganswegen in zijn geheel te bezetten faalden.[18] De troepen bleven aan de noordzijde zitten. De Britten werden constant vanuit een kazemat onder vuur genomen, waarna Frost besloot er twee man met een vlammenwerper op af te sturen. De vlammen bereikte echter ook een houte schuur, die dienst deed als munitiedepot.[20] Een flinke chaos was het gevolg. Op datzelfde moment opende de Duitsers ook aan de andere kant van de brug het vuur. Frost kwam al snel tot de conclusie dat hij met alleen zijn eenheid niet in staat was het andere einde van de brug te bezetten.[20]

Het 3e bataljon was ondertussen pas halverwege de geplande route gekomen. Het 1e bataljon was in stukjes uiteengevallen, maar trok, zij het met een flink aantal schermutselingen, wel een flink eind op. Ze wisten iets meer dan de helft van de route af te leggen.[20]

Opmars Britse 30e Legerkorps bewerken

Om twee uur kwamen vlogen de vliegtuigen over de lange collones van het Britse 30e Legerkorps. Dit was het signaal voor de grondtroepen om te beginnen met hun aanval. Bevelhebber Brian Horrocks gaf het signaal voor de artilleriebeschietingen. Ongeveer 350 kanonnen openden het vuur op Duitse stellingen.[21] Na langdurige beschietingen gaf Keith Heathcote, commandant van de voorste tankeenheid, om 14:35 uur het bevel om te gaan rijden.[21] De tanks zetten zich in beweging en met een snelheid van gemiddeld twaalf kilometer per uur rolden ze over de weg. Het artillerievuur werd steeds verlegd. De infanteriesoldaten gebruiken de tanks tevens als vervoersmiddel. De colonne wordt beschermd door Typhoons die in de lucht rondvliegen. De pantsereenheden droegen gele linten als herkenningsteken.[21]

De eerste troepen zijn al snel de grens over. Aan beide zijden van de weg ligt de Kampfgruppe Walther.[21] Ze laten de eerste tanks ongehinderd passeren, waarna ze het vuur openen. Binnen enkele minuten zijn negen tanks uitgeschakeld. De stukgeschoten tanks versperde de weg en de colonne moest stoppen. De grondtroepen vuurde paarse rookgranaten af om de Duitse stellingen te markeren en de Typhoons vielen deze vanuit de lucht aan.[21] Het kostte de geallieerden enkele uren om de Duitse stellingen volledig op te rollen en de weg vrij te maken. Horrocks had in zijn planning opgenomen dat de twintig kilometer naar Eindhoven binnen twee, hooguit drie uur zouden zijn afgelegd. Toen de avond viel waren ze niet verder gekomen dan Valkenswaard, ongeveer halverwege.[21]

Dag 2: Maandag, 18 september bewerken

De weerberichten voorspelden dat het erg mistig zou worden in Engeland op 18 september. Hierdoor werd de tweede drop uitgesteld voor drie uur. Ook het zuidelijke deel van het gevechtsgebied werd getroffen door dichte mist, na een dag lag het hele gebied in de mist, waardoor er geen voorraden meer konden worden gedropt en steun uit de lucht niet meer mogelijk was. Van de acht dagen die volgden waren er zeven met slecht weer. Op 22 en 24 september werden alle operaties zelfs afgelast.

1e Luchtlandingsdivisie bewerken

Niet af

82e Luchtlandingsdivisie bewerken

Niet af

In de morgen van 18 september werd opnieuw een poging gedaan om de brug te veroveren. Toen de G-Compagnie, ingezet om de brug te veroveren, vlak bij de brug was en al stelling had genomen in huizen rondom de brug, kregen ze het bevel tot terugtrekking. De Duitsers hadden namelijk een tegenaanval vanuit het Reichswald gelanceerd en waren inmiddels al doorgedrongen tot op het landingsterrein. Dit gebied moest koste wat het kost weer in Amerikaanse handen vallen, aangezien de tweede golf zweefvliegtuigen in aantocht was.

101e Luchtlandingsdivisie bewerken

Niet af

Op 18 september trok het 506e regiment Eindhoven binnen. De Britse troepen rukten vanuit het zuiden op naar de stad. De bevolking in Eindhoven hield de Britse tanks flink op, maar aangezien er nog geen brug was waarover ze verder konden oprukken, maakte de vertraging achteraf gezien niets uit.

De nieuwe brug was in de morgen van 19 september klaar. Onmiddellijk gingen de Britten verder met hun operatie, want ze lagen al 36 uur achter op schema.

Dag 3: Dinsdag, 19 september bewerken

Dag 4: Woensdag, 20 september bewerken

Dag 5: Donderdag, 21 september bewerken

Dag 6: Vrijdag, 22 september bewerken

Dag 7: Zaterdag, 23 september bewerken

Dag 8: Zondag, 24 september bewerken

Dag 9: Maandag, 25 september bewerken

Dag 10: Dinsdag, 26 september bewerken

In de nacht vond de grootschalige evacuatie plaats. In barre weersomstandigheden en onder dekking van zware artilleriebeschietingen vanuit Nijmegen, varen stormboten van de 43e Infanteriedivisie af en aan om de ongeveer 2400 manschappen naar de zuidelijke Rijnoever te brengen.[22] Er waren echter te weinig boten, waardor niet iedereen kon worden overgezet. Die nacht slaagde 2163 man erin om de rivier over te steken.[23] Bij het aanbreken van de dag werd de evacuatie gestaakt. Duits vuur maakte verder gaan onmogelijk. De gewonden werden samen met de medische eenheden achtergelaten.

Het was de hele dag doodstil in Oosterbeek en omstreken. De bewoners van het dorp en Arnhem kregen van de Duitsers het bevel het gebied te verlaten.[23] De volgende dag begon de plundering door de Duitsers. In het zuiden in de sector van de 101e Luchtlandingsdivisie werd de corridor door de geallieerden weer geopend. Arnhem was niet meer de eindbestemming van de route, maar de nieuwe frontlijn lag bij Nijmegen.

Later slaagde dankzij Nederlandse hulp nog eens 250 man erin om naar de overkant van de Rijn te komen.[23] Daaronder waren de Brigade-Generaals Hackett en Lathbury, welke in het Sint Elisabeth Ziekenhuis door waren gegaan voor Korporaal Eerste Klasse.[23]

Gevolgen bewerken

Verliezen bewerken

Geallieerden bewerken

Duitsers bewerken

Oorlog bewerken

Bekende personen bewerken

Oorlogsmonumenten en verwijzingen bewerken

Media bewerken

Operatie Market Garden is een vrij populair item bij verschillende media. Doordat de interesse van met name de westerse wereld in dit onderwerp groot is, zijn er verschillende films, documentaires en computergames verschenen over Operatie Market Garden. Hieronder staat een selectie van films, documentaires en computergames.

Films bewerken

  • Theirs Is the Glory is een in 1946 uitgebrachte Britse film, die gaat over de Britse deelname aan de Slag om Arnhem.
  • A Bridge Too Far is een in 1977 uitgebrachte Amerikaanse film, die is gebaseerd op het gelijknamige boek.
  • Band of Brothers is een in 2001 uitgekomen Amerikaanse miniserie. In de miniserie wordt er in aflevering vier aandacht besteed aan Operatie Market Garden. De serie is gebaseerd op het gelijknamige boek.

Documentaires bewerken

  • De vergeten Polen in de slag om Arnhem is een documentaire die gaat over de vaak vergeten rol die de Polen hadden tijdens Operatie Market Garden.

Computergames bewerken

Literatuur bewerken

Nederlandstalig bewerken

  • Cornelius Ryan: Een brug te ver, Schuyt & Co./ Just Publishers, 2009
  • George E. Koskimaki: Hell's Highway, Kempen Uitgeverij, 1991
  • B. van der Klaauw: Luchtbrug Market Garden, 1984
  • Tomas Ross : King Kong, De Bezige Bij, 2006
  • Zeno: De Heksenketel van Arnhem, Schuyt & Co./ Just Publishers, 2008
  • H.A. van Wijnen: Sprong in de afgrond, Uitgeverij Balans, 2000
  • Hen Bollen: Corridor naar de Rijn, Terra, 1988
  • Walburgh Schmidt: Het Dertiende Peloton, Levensverhalen rond zweefvliegtuig Horsa 166, Slag bij Arnhem 1944, Soesterberg, 2004.

Engelstalig bewerken

Duitstalig bewerken

Externe links bewerken

Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Operatie Market Garden op Wikimedia Commons.

[[Categorie:Operatie Market Garden| ] ]

[[Categorie:Landing tijdens de Tweede Wereldoorlog|Market Garden] ]

[[Categorie:Geschiedenis van Gelderland|Market Garden] ]

[[Categorie:Geschiedenis van Noord-Brabant] ]