Pijpenstro-uil

soort uit het geslacht Apamea
(Doorverwezen vanaf Apamea aquila)

De pijpenstro-uil (Apamea aquila) is een vlinder uit de familie uilen (Noctuidae). De wetenschappelijke naam is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1837 door Donzel.

Pijpenstro-uil
Pijpenstro-uil
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Klasse:Insecta (Insecten)
Orde:Lepidoptera (Vlinders)
Familie:Noctuidae (Uilen)
Geslacht:Apamea
Soort
Apamea aquila
Donzel, 1837
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Pijpenstro-uil op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Insecten

Kenmerken

bewerken

De pijpenstro-uil heeft een voorvleugellengte van 18-19 mm. De relatief brede voorvleugel is zwartachtig donkerbruin met een duidelijke tekening; in tegenstelling tot veel andere Apamea-soorten is deze uil nooit bont getekend. In het wortelveld bevindt zich een zwarte schouderstreep. De niervlek is witachtig en de ringvlek is zwart omrand. Kenmerkend is dat de zwarte omranding van de verticaal, langgerekte ringvlek vaak tot tegen de niervlek loopt of ermee verbonden is. In het zoomveld is vaag een lichte onregelmatig golvende golflijn zichtbaar; de zoom aan de buitenzijde ervan is nooit verdonkerd. De achterrand van de voorvleugel is enigszins geschulpt.

Gelijkende soorten

bewerken

Exemplaren van de roodachtig donkerbruine kleurvorm van de variabele grasuil (A. crenata) lijken zeer sterk op de pijpenstro-uil. Deze hebben echter een smallere voorvleugel, geen zichtbare golflijn, en de grondkleur van de vleugel is meestal lichter, meer roodachtig bruin van kleur. Een goed bruikbaar kenmerk is vooral de geelachtige omranding van de niervlek en de brede schouders.

Levenscyclus

bewerken

De rups van de pijpenstro-uil kan gevonden worden van augustus tot mei. Jonge rupsen zitten in het najaar in de bloeiwijzen van de waardplant en kunnen daar gemakkelijk uit geklopt worden. Oudere rupsen zitten diep verscholen in de pollen van pijpenstrootje, de waardplant. De vliegtijd is van half juni tot eind augustus in één generatie.

Voorkomen

bewerken

De soort komt voor van Europa tot Voor-Azië en een geïsoleerd voorkomen in Oost-Azië (China, Korea, Japan). In Noord-Europa een deelareaal bestaande uit België, Nederland, Noord-Duitsland en Denemarken, zuidelijk van de Harz tot Kottenforst bij Bonn. Het zuidelijke deelareaal omvat Noord-Spanje, de Pyreneeën, de Alpen en meerdere middelgebergtes (Schwarzwald, Keuperbergland, Odenwald en Pfälzer Wald) tot Hongarije, Slovenië, Bosnië, Bulgarije, de Zuid-Karpaten en Noord-Turkije. De afstand tussen beide deelarealen is slechts 200 km en soms komt de vlinder ook in deze tussenzone wel voor. Het is dan ook twijfelachtig of deze opsplitsing wel gehandhaafd kan blijven.

De habitat bestaat uit moerasachtige gebieden, natte heiden en hoogveen.