Wikipedia:Educatieprogramma/ITV Hogeschool voor Tolken en Vertalers/Foto van de jongen uit het getto van Warschau

Foto van de jongen uit het getto van Warschau. De jongen is middenin op de voorgrond te zien.
De foto. De jongen naar wie de foto is vernoemd, staat op de voorgrond.

De zwart-wit-foto van de jongen uit het getto van Warschau is een van de beroemdste fotografische afbeeldingen van de Holocaust. De foto is waarschijnlijk in april of in mei 1943 genomen tijdens de opstand in het getto van Warschau en maakt deel uit van het zogenaamde Strooprapport[1], waarin Jürgen Stroop verslag deed van het, onder zijn bevel, neerslaan van de opstand. De foto heeft in het rapport van Stroop de titel Met geweld uit bunkers getrokken, en toont gevangen genomen Joden, die door Duitse soldaten uit een gebouw worden gedreven. Onder hen bevindt zich een kleine jongen, aan wie de foto zijn naam ontleedt. Zijn identiteit is nooit met zekerheid vastgesteld. Ook de meeste andere personen op de foto en de fotograaf zijn onbekend gebleven. Slechts één van de Duitse soldaten is met zekerheid geïdentificeerd.

De foto kent een opmerkelijke ontvangstgeschiedenis. Tijdens het Proces van Neurenberg werd al naar de foto verwezen, maar vanaf de jaren 1960 groeide de foto uit tot een van de meest gebruikte afbeeldingen van de nazi-misdaden tegen de Europese Joden. Behalve in geschiedenisboeken en in documentaires, komt de foto ook terug in de beeldende kunst, in literatuur en in films. Ook historici en cultuurwetenschappers hebben zich uitgebreid in de foto verdiept. Zo zijn er alleen al drie monografieën over de foto en zijn ontstaansgeschiedenis verschenen. Sinds 2017 zijn het Strooprapport en de bijbehorende foto’s in de Werelderfgoedlijst voor documenten van Unesco opgenomen.

Het getto van Warschau en de opstand bewerken

  Zie Getto van Warschau en Opstand in het getto van Warschau voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.

Op 1 september 1939 begon de Tweede Wereldoorlog met de invasie van Polen door Nazi-Duitsland. Eind september bezetten de Duitse troepen de hoofdstad Warschau. Ongeveer een jaar later kondigde Hans Frank, gouverneur-generaal van het bezette gebied, per decreet de vorming van een getto in de oude joodse wijk van Warschau aan. Hier werden de ongeveer 360.000 joodse inwoners van de stad opeengeperst. Medio november 1940 grendelden de Duitsers het gebied met muren en prikkeldraad van de rest van de stad af en na 1 december moesten alle Joden van 12 jaar en ouder om hun rechterarm een witte armband dragen met daarop een blauwe Davidster.

Vanaf begin 1941 werden ook Joden uit andere Poolse regio's en uit het Duitse Rijk naar het getto van Warschau gebracht, evenals enkele honderden Roma. Daardoor zaten soms tot 445.000 mensen in het getto opgesloten. Door honger, tyfus en willekeurige executies stierven elke maand enkele duizenden getto-bewoners. In het kader van de zogenaamde Große Aktion (grote actie) deporteerden de Duitse bezetters vanaf 22 juli 1942 een groot deel van de bewoners van het getto naar het vernietigingskamp Treblinka om ze daar te vermoorden. Volgens gegevens van de nazi’s stierven aldus tot begin oktober meer dan 300.000 mensen uit het getto.[1]

In de loop van de tijd ontstonden in het getto verschillende verzetsgroepen. De belangrijkste waren de 'Joodse gevechtsorganisatie' die uit leden van de joodse jongerenorganisaties Hashomer Hatzair, Haboniem-Dror, HeHalutz en Akiva bestond, en de ‘Joodse Strijdersbond’, bestaande uit oud-soldaten van het Poolse leger en de zionistische jeugdorganisatie Betar. Ze kregen deels ondersteuning van de Poolse verzetsbeweging Armia Krajowa (Binnenlandse leger of Thuisleger).[2]

Hoewel slecht bewapend, slaagden de verzetsstrijders er op de ochtend van 19 april 1943 in, om de Duitse troepen die het getto moesten ontruimen terug te drijven. Nog diezelfde ochtend nam Jürgen Stroop, op bevel van Heinrich Himmler, het commando over de teruggedreven Duitse manschappen over van SS- en Polizeiführer Ferdinand von Sammern-Frankenegg. De Großaktion, zoals de nazi's de militaire actie tegen het getto en zijn bewoners noemden, had volgens de planning slechts drie dagen moeten duren, maar nam uiteindelijk bijna een maand in beslag. Nadat er al enige dagen was gevochten, begonnen de Duitse eenheden, op instructie van Stroop, de gebouwen in het getto in brand te steken, om de bewoners zo uit hun schuilplaatsen te verdrijven.[3] De opstand eindigde op 16 mei met het symbolisch opblazen van de Grote Synagoge, iets wat Stroop later 'een fantastisch theaterstuk' noemde.[4] In totaal zijn er volgens de notities van Stroop tijdens de opstand meer dan 56.000 Joden gedood of naar vernietigingskampen gedeporteerd en daar vermoord.[3]

Ontstaan van de foto bewerken

Het Stroop-rapport bewerken

Tijdens de Großaktion stuurde Jürgen Stroop dagelijks berichten over het verloop naar de Hohe SS- en Polizieführer Ost Friedrich-Wilhelm Krüger in Krakau, die ze op zijn beurt weer doorstuurde naar Heinrich Himmler. Krüger stelde voor deze berichten na de vernietiging van het getto van Warschau in een boek te bundelen. Volgens de verklaring van Stroop resulteerde dit in drie, in leer gebonden, exemplaren, die voor Himmler, Krüger en voor hemzelf waren bestemd. Het ongebonden ontwerpexemplaar bleef achter in het hoofdkwartier van de SS- en Polizeiführer in Warschau.[5]

Van het rapport zijn twee exemplaren bewaard gebleven. Een in leer gebonden uitgave is in het bezit van het Poolse nationale herdenkingsinstituut in Warschau. Om welke van de drie lederen uitgaven het gaat, is niet duidelijk.[6] Een ongebonden exemplaar, hoogstwaarschijnlijk het ontwerpexemplaar uit het hoofdkwartier van de SS- en Polizeiführer in Warschau, wordt bewaard in de National Archives and Records Administration (NARA) van de Verenigde Staten.[7]

Het rapport heeft als titel Es gibt keinen jüdischen Wohnbezirk in Warschau mehr! (Er bestaat geen joodse wijk meer in Warschau!). Naast de 32 dagelijkse berichten bevat het een lijst van de doden en gewonden aan Duitse kant en een samenvatting van de gebeurtenissen. Bij de tekst is een als 'fotoreportage' getitelde verzameling van 53 foto's gevoegd. In beide exemplaren zijn echter alleen 37 foto's bewaard gebleven, zij het dat ze deels van elkaar verschillen in volgorde en formaat. Drie foto's in beide exemplaren tonen dezelfde scènes, al zijn ze wel vanuit verschillende perspectieven en op iets andere tijdstippen genomen.[8]

Beide bewaard gebleven exemplaren bevatten de foto van de jongen. In het exemplaar in het Poolse nationale herdenkingsinstituut is het foto nummer 14. Net als alle andere foto’s is het bevestigd op kartonpapier met een gerafelde rand. De foto is 17,75 x 12,5 centimeter, met een witte rand van ongeveer 5 millimeter breed. Het onderschrift ‘Met geweld uit bunkers getrokken’ is met de hand in Sütterlin-schrift direct onder de foto op het karton geschreven. In het NARA-exemplaar staat de foto van de jongen op de 17e plek. Het is een van slechts drie foto’s die niet op gerafeld karton zijn geplakt, maar op karton met rechte randen. De foto in dit exemplaar is een afdruk van de originele foto en het onderschrift samen. Het fotopapier heeft een totale afmeting van 19,7 x 15,6 centimeter, de foto zelf is 17,2 x 11,2 centimeter groot. Vergeleken met de foto in het exemplaar van het Poolse herdenkingsinstituut is hij aan de linker-, rechter- en bovenkant licht afgesneden.[9]

Er zijn aanwijzingen dat de foto van de jongen niet alleen voor het Stroop-rapport is gebruikt. Het United States Holocaust Memorial Museum beschikt bijvoorbeeld over dertig loodplaten voor het maken van kopieën van foto's die de vervolging van Joden door de nazi’s tonen, waaronder de foto van de jongen. George Kadisch, een Litouwse fotograaf en overlevende van het concentratiekamp Kauen, vond de loodplaten na de Tweede Wereldoorlog in een antiquariaat en gaf ze in 1991 aan het museum. Wanneer en hoe de fotoplaat van de jongen is gemaakt, is onduidelijk. Waarvoor de plaat werd gebruikt, is eveneens onbekend.[10]

Fotograaf bewerken

Wie de foto van de jongen en alle andere foto’s in het Stroop-rapport heeft gemaakt, is nog altijd onopgehelderd. De meningen daarover lopen uiteen. Volgens Sybil Milton zijn de foto's vermoedelijk gemaakt door meerdere fotografen die deel uitmaakten van de Propagandakompagnie (PK) 689 en van de Abteilung für Maschinelles Berichtswesen van de Organisation Todt.[11] In 1982 wees ze in de New York Times Arthur Grimm, een lid van de PK 689, als de mogelijke maker van de foto van de jongen aan.[12] Maar volgens de historicus Christoph Hamann kan Grimm niet de fotograaf zijn geweest: hij zou alleen in 1939 in Warschau zijn geweest en daarna aan het front in Griekenland, de Balkan en de Sovjet-Unie hebben gediend. In de onvolledig overgeleverde nalatenschap van Grimm in het Bildarchiv Preußischer Kulturbesitz bevinden zich geen positieven of negatieven van de foto.[13]

In een artikel in de Britse Sunday Times uit 1968 wordt Albert Cusian, een ander lid van de PK 689, als de fotograaf genoemd. Cusian zou in een interview met een verslaggever van de krant hebben bevestigd dat hij de beroemde foto had gemaakt.[11]

Volgens de Poolse onderzoekster Magdalena Kunicka-Wyrzykowska zijn de foto's door leden van de Sicherheitspolizei en door SS-Obersturmführer Franz Konrad gemaakt, die destijds verantwoordelijk was voor de zogenaamde 'Werteerfassung', de inbeslagname van joodse bezittingen. Ze geeft hiervoor echter geen bronnen. Konrad beweerde zelf tijdens het proces tegen hem en Stroop in 1951, dat hij de moord op de Joden in het getto op foto’s had vastgelegd, om Stroop in een geheim bericht aan Hitler te belasten. Als zijn verklaring al waar is, is het echter nog maar de vraag of zijn foto's deel uitmaken van het Stroop-rapport. Volgens Karl Kaleske, die in Warschau de adjudant van Stroop was, zijn de foto's door leden van de Sicherheitspolizei gemaakt.[14]

Beschrijving bewerken

 
Foto waarop de afgebeelde personen genummerd zijn. De nummering is gebaseerd op de analyse van mediawetenschapper Richard Raskin.

Op de zwart-wit foto is een groot aantal mensen te zien. Het exacte aantal is moeilijk vast te stellen, omdat veel van hen verdekt staan opgesteld en de foto naar achteren toe wazig wordt. Waar de pedagoge Annette Krings over ongeveer 20 personen spreekt[16], telt de mediawetenschapper Richard Raskin in totaal 25 personen op de foto.[17] De volgende informatie stoelt voornamelijk op zijn analyse van de foto.

Op de foto staan vijf Duitse soldaten (12-16). Ze bewaken de andere 20 personen, allemaal burgers, die in colonne door een poort uit een huis komen. Onder hen zijn vier kinderen: een meisje (22) en drie jongens (18, 24, 25). Bovendien is er een tienerjongen (19) te zien. Van de volwassenen identificeert Raskin er zeven als vrouw, waarvan er slechts drie (17, 20, 23) duidelijk herkenbaar zijn.[18] De gezichten van de vier andere vrouwen (1, 6, 8, 9) zijn deels verborgen. De acht mannen (2, 3, 4, 5, 7, 10, 11, 21) dragen petten[18], twee vrouwen (6, 17) dragen een hoofddoek. De burgers hebben mantels en jassen aan, de mannen dragen broeken, de vrouwen rokken.[16] Bij twee vrouwen (17, 20) zijn witte armbanden te zien, die ze om de rechterarm dragen.[18] Alle burgers van wie de handen te zien zijn, houden minstens een hand omhoog als teken dat ze zich overgeven. Velen van hen dragen tassen en zakken met zich mee. Blijkbaar konden ze voor hun gevangenneming nog wat bezittingen bijeenpakken.[19]

Terwijl Christoph Hamann veel beweging waarneemt in de groep[20], meent Richard Raskin dat ze stil staan. Alleen linksonder op de foto zijn opgeheven voeten te zien. Raskin vermoedt daarom, dat de colonne voor de foto stil moest blijven staan.[19] Het foto-onderschrift 'Met geweld uit bunkers getrokken' uit het Stroop-rapport past niet echt bij de indruk die de foto geeft. Zo zijn op de foto geen aanwijzingen te zien voor een gewelddadige ontruiming, zoals wanordelijke of met stof bedekte kleding.[21] Op grond van de goede conditie van de gevangenen vermoedt de Poolse historicus Andrzej Żbikowski dat de foto tijdens de eerste dagen van de opstand is gemaakt, voordat de Duitsers begonnen met het in brand steken van de huizen in het getto.[22]

Van de gevangenen springt vooral de kleine jongen op de voorgrond in het oog. Hij staat ietwat afzijdig van de andere personen, die in een halve cirkel om hem heen staan. Hij draagt een jas, een korte broek, kniesokken en dichte schoenen. Zijn blote knieën zijn zichtbaar, in tegenstelling tot bij de andere personen op de foto.[16] Hij kijkt in de richting van de fotograaf, maar zonder hem recht aan te kijken. In zijn gezicht zijn duidelijk angst, hulpeloosheid en verdriet te herkennen, terwijl de gezichten van de andere gevangenen gespannen staan.[23] Alleen het meisje links vooraan (22) kijkt de fotograaf rechtstreeks aan, de andere gevangenen kijken verschillende kanten op. Zo kijkt de iets grotere jongen (24) naar iets links buiten beeld, terwijl de vrouw op de voorgrond een blik over haar schouder werpt. Of ze naar de kleine jongen (25) of naar de Duitse soldaat (16) kijkt, is onduidelijk.

Van de vijf Duitse soldaten valt vooral de soldaat (16) op, die rechts van de kleine jongen te zien is. Hij is de enige van de vijf, die niet door een ander persoon aan het zicht onttrokken wordt. Omdat hij ook in het zonlicht staat, is hij duidelijker te herkennen dan de anderen. Net als de anderen draagt hij een helm, maar alleen hij draagt er ook een motorbril bij.[24] Daarnaast houdt hij een pistoolmitrailleur vast, waarvan de loop ongeveer op de linker onderkant van de jas van de jongen is gericht. Weliswaar draagt ook de soldaat achter hem (15) een wapen, maar daarvan is slechts een klein deel te zien. Bijzonder opvallend is, dat de soldaat (16) direct in de camera lijkt te kijken. Door zijn houding lijkt hij bovendien voor de fotograaf te poseren, terwijl de andere soldaten zich er niet van bewust lijken dat ze op dat moment gefotografeerd worden. Richard Raskin ziet daarnaast bij de soldaat een beheerstheid, waardoor hij degene lijkt die het commando heeft en over het lot van de gevangenen kan beslissen.[25]

De foto werd waarschijnlijk bij daglicht genomen. Het licht lijkt van links boven te komen en verlicht vooral de rechtervoorgrond en de pet van de jongen (25). Ook de soldaat met het wapen (16) en de linker gezichtshelft van de mensen in de colonne worden beschenen.[26]

De identiteit van de personen op de foto bewerken

De jongen bewerken

De identiteit van de jongen op de voorgrond is onbekend. Omdat de meeste kinderen uit het getto al gedeporteerd waren, gaat de historicus Peter Hayes ervan uit, dat het om een kind van een medewerker van het joodse gettobestuur gaat of om het kind van iemand die daar nauwe banden mee had. Zo kon het voor deportatie worden behoed.[27] In zijn boek noemt Richard Raskin vier personen, die zelf meenden dat zij de jongen op de foto waren, of die door anderen voor hem werden aangezien: Artur Dąb Siemiątek, Issrael Rondel, Tsvi C. Nussbaum en Levi Zeilinwarger. De Holocaust-gedenkplaats Yad Vashem noemt op haar website ook Ludwik Simonsohn als mogelijke naam voor de jongen, maar geeft daarvoor geen bron op.[28]

Artur Dąb Siemiątek bewerken

De eerste naam die voor de jongen opdook, was Artur Dąb Siemiątek (vaak ook: Artur Domb Siemiontek). Hij was in 1935 in Łowicz geboren. Volgens Edward Kossoy van de Jerusalem Post verklaarden twee vrouwen al in de jaren 1950 onafhankelijk van elkaar dat hij de jongen op de foto was.[29] Deze bewering kreeg in 1977 en 1978 een impuls: in januari 1977 bevestigde Piesecka, de zus van de grootvader van Artur Dąb Siemiątek, de naam in een verklaring en in december 1978 verklaarde haar echtgenoot Henryk Piasecki hetzelfde. In de tussentijd hadden in juli 1978 verschillende internationale kranten al aandacht besteed aan het verhaal. Zo trof Richard Raskin berichten aan in de Franse krant L’Humanité, de Britse Jewish Chronicle en de Deense kranten Ekstra Bladet en Århus Stiftstidende.[30] Het ging niet om artikelen, maar om onderschriften bij foto's.[31] Het Ekstra Bladet claimde dat Siemiątek nog leefde en in een kibboets in Israël woonde. De Århus Stiftstidende citeerde de volgende dag echter het Franse persbureau AFP dat van familieleden van Siemiątek vernomen had dat hij in het voorjaar van 1943 in Warschau was gestorven.[30]

Issrael Rondel bewerken

In reactie op het bericht in de Jewish Chronicle waarin Artur Dąb Siemiątek als de jongen op de foto bekend werd gemaakt, beweerde een zakenman uit Londen tegenover de krant dat hij de jongen was en niet Siemiątek. Hoewel hij anoniem wilde blijven, onthulde het Britse boulevardblad News of the World zijn identiteit.[32] De krant noemde hem Issy Rondel, maar op de website van Yad Vashem heet hij Issrael Rondel[28] en op de website van het United States Holocaust Memorial Museum Israel Rondel.[33] In een interview zei Rondel dat de foto al in 1941 was genomen. Dat lijkt echter onwaarschijnlijk. Bovendien beweerde hij tijdens het maken van de foto geen sokken te hebben gedragen, terwijl de jongen op de foto kniesokken aan heeft. Dat was niet te zien geweest op de uitsnede van de foto, die in de Jewish Chronicle had gestaan.[34] Daarnaast twijfelt Richard Raskin aan de geloofwaardigheid van Rondel op grond van enkele andere beweringen in het interview.[35]

Tsvi Nussbaum bewerken

In 1982 verklaarde Tsvi Nussbaum, een kno-arts uit New City, in een artikel in de New York Times dat hij meende de jongen op de foto te zijn.[12] Nussbaum was in 1935 in Palestina geboren en verhuisde in 1939 met zijn familie naar de Poolse stad Sandomierz. Nadat zijn ouders in 1942 door de nazi's waren vermoord, kwam hij bij zijn oom en tante in Warschau terecht, die zich in het 'arische' deel van de stad verborgen hielden. In juli 1943, twee maanden na het einde van de getto-opstand, meldden zijn oom en tante zich met Tsvi Nussbaum in hotel Polski omdat ze geruchten hadden gehoord dat de Duitsers paspoorten verstrekten aan Joden die in het buitenland waren geboren en ze naar Palestina liet afreizen. Op 13 juli werden ze naar het concentratiekamp Bergen-Belsen afgevoerd.[36] Tsvi Nussbaum herinnerde zich dat een soldaat hem bij het wegvoeren beval zijn handen op te steken[12], maar hij kon zich geen fotograaf herinneren[37]. Ook herkende hij niemand anders op de foto.[12] Ook andere aspecten weerspreken dat hij de jongen op de foto is. Zo wijst de historicus Lucjan Dobroszycki van het YIVO Institute for Jewish Research er in een artikel in de New York Times op, dat Joden buiten het getto waarschijnlijk geen witte armbanden met de Davidster zouden hebben gedragen. Hun dikke kleding zou bovendien eerder duidden op een foto-opname in mei dan in juli. Ook het gevechtstenue van de soldaten zou passen bij een opname tijdens de opstand. Bovendien zijn alle andere foto's uit het Stroop-rapport in het getto van Warschau genomen[12] en ligt de door Nussbaum genoemde fotodatum van 13 juli ook nog eens bijna twee maanden na de vermeende datum van vervaardiging en verzending van het Stroop-rapport.[38] Ook een vergelijking van een pasfoto van Nussbaum uit 1945 met de jongen op de foto spreekt tegen hem. Zo heeft Nussbaum vrije oorlellen, terwijl de oorlellen van de jongen op de foto ogenschijnlijk vastgegroeid zijn.[39]

Levi Zeilinwarger bewerken

In 1999 nam de destijds 95-jarige Avraham Zeilinwarger uit Haifa contact op met het in de kibboets Lochamej haGeta’ot gehuisveste Huis van de Gettostrijders en verklaarde dat de jongen op de foto zijn zoon Levi was, die in 1932 was geboren. Later vertelde hij dat de vrouw links naast de jongen (23) diens moeder was, Chana Zeilinwarger. De foto's van Levi en Chana waarover Richard Raskin beschikte, waren vanwege hun lage resolutie niet geschikt om met de foto van de jongen te vergelijken. Zodoende kon hij de verklaring niet verifiëren. Avraham Zeilinwarger was dwangarbeider in Warschau, tot hij in 1940 naar de Sovjet-Unie vluchtte. Het lot van zijn vrouw, zijn zoon en zijn dochter Irina is onduidelijk. Zeilinwarger gaat ervan uit dat ze in 1943 in concentratiekampen zijn omgekomen.[40]

De andere gevangenen bewerken

Verschillende personen zeggen familieleden te herkennen in enkele andere gevangenen op de foto. In 1994 identificeerde de in Miami Beach wonende Esther Grosbard-Lamet het meisje op de linkerkant van de foto (22) als haar nicht Hanka Lamet, die in 1937 in Warschau was geboren. Ze is volgens informatie van Yad Vashem in het concentratie- en vernietigingskamp Lublin-Majdanek vermoord.[41] Volgens het United States Holocaust Memorial Museum is de vrouw naast het meisje (20) haar moeder Matylda Lamet Goldfinger.[33] De tiener met de witte zak (19) is door Hana Ichengrin als haar broer Ahron Leizer Kartuzinsky herkend.[41] Daarnaast geeft Yad Veshem ook Harry-Haim Nieschawer als mogelijke naam van de jongen.[28] De in Victoria in Australië levende Golda Shulkes herkende haar grootmoeder Golda Stavarowski als de vrouw (17) op de achtergrond.[41]

Josef Blösche bewerken

 
Josef Blösche op de foto

De enige persoon op de foto wiens identiteit voor honderd procent vast staat, is de soldaat (16) die rechts op de foto staat met het pistoolmitrailleur van het type MP28. Het is SS-Rottenführer Josef Blösche. Tijdens zijn stationering in het getto van Warschau legde hij een bijzondere bruutheid aan de dag: diverse overlevenden meldden dat Blösche op zijn rondgangen door het getto willekeurig mensen neerschoot. Daarbij werd hij vaak vergezeld door SS-Untersturmführer Karl Georg Brandt en SS-Oberscharführer Heinrich Klaustermeyer.[42] Na de oorlog vestigde Blösche zich in het dorp Urbach in de deelstaat Thüringen en ging hij als mijnwerker aan de slag.

In het kader van het gerechtelijk onderzoek naar Ludwig Hahn, die tijdens de Tweede Wereldoorlog commandant van de Sicherheitspolizei in Warschau was, vaardigde het openbaar ministerie in Hamburg in 1965 een arrestatiebevel tegen Blösche uit. Dit zette ook de autoriteiten in de DDR op zijn spoor en leidde in januari 1967 tot zijn arrestatie.[43] In 1969 veroordeelde de rechtbank in Erfurt hem wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid ter dood. Het vonnis werd in juli in Leipzig met een nekschot voltrokken.[44]

Al een dag na zijn aanhouding had Blösche toegegeven dat hij de man op de foto was. Later gaf hij een uitvoerigere beschrijving van de gebeurtenissen die op de foto te zien zijn en verklaarde dat de gevangenen naar de Umschlagplatz waren afgevoerd, van waar ze naar het vernietigingskamp Treblinka waren gedeporteerd. Dit is in tegenspraak met de verklaring van Blösche tijdens zijn berechting in 1969 dat hij nooit een transport naar de Umschlagplatz had begeleid. Omdat Blösche wel zijn betrokkenheid bij massa-executies bekende, speculeert Richard Raskin dat de gevangenen op de foto wellicht al in het getto zijn doodgeschoten.[45]

Blösche is op nog drie andere foto's in het Stroop-rapport te zien. Op een foto met het onderschrift Die Räumung eines Betriebes wird besprochen (De ontruiming van een bedrijf wordt besproken) staat hij links met een pistoolmitrailleur in de hand. Op een andere foto staat hij met Heinrich Klaustermeyer en Karl Georg Brandt voor een groep gevangenen, die in het foto-onderschrift als rabbijnen worden omschreven. Vermoedelijk gaat het echter om orthodoxe Joden. Op een derde foto is Blösche samen met Stroop en Klaustermeyer te zien.[46]

Verdere foto's uit het Stroop rapport waarop Blösche is afgebeeld (de titel stamt uit het rapport)

Analyse bewerken

Intentie van de nationaalsocialisten bewerken

Wat de nazi’s in het algemeen met de foto's van de getto-opstand beoogden, verduidelijkte de Höhere SS- und Polizeiführer Ost Friedrich-Wilhelm Krüger in een gesprek met Stroop:

“Fotografien der Großaktion werden als unschätzbare Werkzeuge dienen für die zukünftigen Historiker des Dritten Reichs, für den Führer, für Heinrich Himmler, für unsere nationalistischen Dichter und Schriftsteller, als SS-Übungsmaterial und vor allem als Beweis der Last und der Opfer, die die nordischen Rassen und Deutschland erbringen mussten, um Europa und die Welt von den Juden zu befreien.“

“Foto's van de Großaktion zullen een onschatbaar werktuig zijn voor toekomstige historici van het Derde rijk, voor de Führer, voor Heinrich Himmler, voor onze nationalistische dichters en auteurs, als oefenmateriaal voor de SS en vooral als bewijs van de last en de offers die de arische rassen en Duitsland moesten brengen om Europa en de wereld van de Joden te bevrijden.”

– Friedrich-Wilhelm Krüger: Herinneringen van Jürgen Stroops, opgetekend door Kazimierz Moczarski[47]

De specifieke bedoeling achter het maken van de foto van de jongen blijkt volgens Annette Krings duidelijk uit het gekozen onderschrift 'Met geweld uit de bunkers getrokken'. Het moet de rechtmatigheid van de aanhoudingen vastleggen. Ook de keuze van het perspectief voor de foto stemt hiermee overeen: de fotograaf stond vermoedelijk hoger, waardoor hij vooral de jongen van boven had gefotografeerd. Daarentegen lijkt Josef Blösche op de achtergrond op de fotograaf neer te kijken. De opname zou dus beogen “de macht van de daders en de onmacht van de gevangenen vast te leggen.”[48] Dit is ook bij de andere foto's in het Stroop-rapport het geval. Alleen op twee foto's treden de bewoners van het getto handelend op: op de ene foto komen twee van hen als verklikkers naar voren, de andere toont een vluchtende bewoner die uit een brandend huis springt.[49]

Naast deze verdeling in 'machtige Duitsers' en 'onmachtige Joden' ziet Richard Raskin nog een verdeling die de foto moest bewerkstelligen. Het lijkt aannemelijk dat Stroop zich met deze foto wilde onderscheiden van andere, 'zwakkere' nazi's. Het kon als bewijs dienen dat het Stroop was gelukt datgene te doen, waartoe anderen uit medelijden of andere zwakheden (uit het oogpunt van de nazi's) niet toe in staat waren geweest: het doden van vrouwen en kinderen. Naast de verheerlijking van de eigen harteloosheid brengt de foto ook de boodschap over, zoals al door Krüger verwoord: door hun acties, het vernietigen van de Joden, bleef deze taak de volgende generaties bespaard en daarvoor verwachtten ze dankbaarheid en bewondering.[50]

Redenen waarom de foto en de jongen iconisch zijn geworden bewerken

De hoeveelheid foto’s van de Holocaust is enorm. In 1986 sprak Sybil Milton over meer dan twee miljoen foto's in de archieven van meer dan 20 landen.[51] Daarbij waren de omvangrijke collecties in de archieven van de Sovjet-Unie nog niet eens meegeteld, zodat het daadwerkelijke aantal veel hoger zal liggen.[52] Het aantal foto's dat in publicaties wordt gebruikt is daarmee vergeleken erg klein.

De foto van de jongen in het getto van Warschau is een van de bekendste en meest gebruikte foto's van de Holocaust. In verschillende analyses worden redenen hiervoor gegeven. Een belangrijk kenmerk van de foto dat aan zijn verspreiding heeft bijgedragen, is dat de personen op de foto lichamelijk ongedeerd zijn. Daarmee onderscheidt het zich van veel andere foto's, waarop dode of uitgemergelde mensen of ander menselijk lijden te zien is. Daardoor kan de foto zonder pijnlijke gewaarwordingen worden bekeken.[53] Bovendien maakt het de vereenzelviging met de slachtoffers makkelijker, meent Christoph Hamann, met een verwijzing naar de studie Laokoon oder über die Grenzen der Mahlerey und Poesie van Lessing. Bij een onaangenamere afbeelding zou dat veel moeilijker zijn. Ook is het volgens Lessing belangrijk om niet 'het extreme' te laten zien. Dit is volgens Hamann ook op de foto van de jongen van toepassing, omdat er bijvoorbeeld geen gaskamers of executiekuilen te zien zijn.[54] Ondanks zijn ingetogen voorstelling wekt de foto bij Richard Raskin de indruk dat de lichamelijke ongedeerdheid van de gevangenen slechts een momentopname is en niet van lange duur geweest kan zijn.[53] Ook de sterke contrasten, die ontstaan doordat slachtoffers en daders samen op de foto staan, hebben er in de belangerijke mate voor gezorgd dat de foto een icoon is geworden.[55]

Er worden ook compositorische redenen voor de grote verbreiding van de foto aangevoerd. Zo bevindt het hoofd van de jongen zich ongeveer op de plek waar de horizontale en verticale lijn van de gulden snede elkaar raken. De diagonaal die door de colonne gevangenen wordt gevormd, weerspreekt volgens Annette Krings gangbare kijkgewoontes en roept daarmee spanning op. Daarnaast zijn, in tegenstelling tot veel kiekjes van leken, de randen van het beeld in de compositie ingesloten, wat op een professionele fotograaf duidt.[56] Richard Raskin ziet ook in de grote aantal personen op de foto een reden voor het succes van de foto, omdat de kijker zijn aandacht op veel verschillende gezichten en houdingen kan richten.[55]

Ondanks deze veelvoud concentreert de blik zich vooral de kleine jongen in het midden van het beeld. Daardoor wordt de foto meestal beschreven als de foto van de jongen uit het getto van Warschau, hoewel hij slechts een van de meer dan twintig afgebeelde personen is. De aandacht voor hem bracht Marianne Hirsch tot de conclusie dat de jongen het “Vorzeigekind des Holocaust” was geworden, het “paradekind van de Holocaust”.[57] Behalve de bovengenoemde positionering op het snijpunt van de lijnen van de gulden snede, wordt de jongen ook op andere wijze geaccentueerd. Zo vormen de andere personen een halve cirkel om hem heen. Terwijl de andere gevangenen dicht bij elkaar staan, lijkt de jongen los van de groep te staan.[58] Daarnaast is hij de enige op de foto, van wie de blik als angstig omschreven kan worden. Dit maakt hem in combinatie met zijn opgeheven handen naast zijn gezicht tot het middelpunt van aandacht van de kijker.[59] Zijn opgeheven handen passen in de wereld van soldaten, maar zijn voor een kind een volledig ongebruikelijk gebaar en dat geeft de monstruositeit van de gefotografeerde gebeurtenis bijzonder duidelijk weer.[60]

Invloed op de perceptie van de Holocaust bewerken

De selectie van de foto's, die worden gebruikt worden om de Holocaust weer te geven, is van invloed op de wijze hoe de latere generaties deze ervaren. De foto van de jongen toont de Joden op het moment van de nederlaag als slachtoffers die zich hebben overgegeven. De gevechten tijdens de opstand worden niet getoond. Daardoor draagt de foto volgens Annette Krings bij aan de door de nazi's beoogde uitroeiing van de Joden, doordat ze hen niet als handelende en zich verzettende mensen toont, maar alleen als vervolgde en vermoorde personen.[61] Deze victimisatie wordt vaak door de gebruikte fotobijschriften ondersteund. Christoph Hamann wijst er op dat in veel schoolboeken, waarin de foto wordt gebruikt, het verband met de getto-opstand wordt verzwegen. Daarnaast zorgen vaak passieve zinsconstructies in de fotobeschrijvingen ervoor dat de daders onbenoemd blijven.[62] Dit wordt nog eens ondersteund door de keuze van de foto-uitsnijding. Zo bestaan er afdrukken waarop de soldaten aan de rechterkant zijn weggelaten.[63] Maar ook als de daders te zien zijn, worden ze alleen omschreven als leden van de SS, waarmee volgens Krings een mogelijke verantwoordelijkheid van de meerderheid van de bevolking genegeerd wordt. Zo wordt het makkelijker om de eigen betrokkenheid of die van de familieleden bij nazi-misdaden niet onder ogen te hoeven zien.[61]

Receptie bewerken

Berechting van oorlogsmisdadigers bewerken

De eerste openbare vermelding van de foto was op 21 november 1945, op de tweede dag van het Proces van Neurenberg. De Amerikaanse hoofdaanklager Robert H. Jackson verwees in zijn openingsverklaring naar het Stroop-rapport en verwees naar één foto in het bijzonder:

“It is characteristic that one of the captions explains that the photograph concerned shows the driving out of Jewish ‘bandits’; those whom the photograph shows being driven out are almost entirely women and little children.”

“Het is exemplarisch dat een van de foto-onderschriften verklaart, dat de beschreven foto het naar buiten drijven van Joodse 'bandieten' toont; de personen die op de foto te zien zijn, zijn bijna allemaal vrouwen en kleine kinderen.”

– Robert H. Jackson: openingsverklaring van de aanklager in het Proces van Neurenberg.[64]

Hoewel het onderschrift bij de foto van de jongen, in tegenstelling tot andere fotobijschriften, geen melding maakt van bandieten, is door de vermelding van vrouwen en kinderen duidelijk dat Jackson op deze foto doelde. Op geen enkele andere foto in het Stroop-rapport zijn bijna alleen vrouwen en kinderen te zien.[65] Ondanks de expliciete vermelding door Jackson maakte de foto van de jongen geen deel uit van de vijf foto's, die tijdens het proces op 14 december 1945 op een scherm werden getoond.[65] De reden daarvoor kan volgens Annette Krings de ogenschijnlijke onschuld van de foto zijn, waardoor hij minder geschikt zou zijn als bewijs voor de gruweldaden van de nazi's. Dit kenmerk droeg later juist bij aan de populariteit van de foto.[66] De foto van de jongen was wel een van de 18 geselecteerde foto's die samen met het Stroop-rapport in deel 26 van het officiële rapport van het Internationale Militaire Tribunaal over het Proces van Neurenberg verschenen.[67]

Ook tijdens het proces tegen Adolf Eichmann, dat tussen april en december 1961 in Jeruzalem plaatsvond, werd melding gemaakt van de foto. In zijn openingsverklaring zei hoofdaanklager Gideon Hausner:

“We shall submit to the Court Jürgen Stroop’s report, which begins with these words: ‘There are no Jewish habitations left in Warsaw.’ We shall also submit to you the photographs which he attached to his report – the famous photograph of the little child standing with his hands up (he too an enemy of the Reich!) and the picture of the girl fighters with the shadow of death in their eyes.”

“We zullen de rechtbank het rapport van Jürgen Stroop voorleggen, dat met deze woorden begint: 'Er bestaat geen joodse woonwijk meer in Warschau.' Wij zullen u ook de foto's tonen, die hij aan zijn rapport had gehecht - de beroemde foto van een klein kind, dat er met opgeheven handen bij staat (ook hij een vijand van het Rijk!) en de foto van de jonge strijdsters met de schaduw van de dood in hun ogen.”

– Gideon Hausner: openingsverklaring van de aanklager in het proces tegen Adolf Eichmann[68]

De andere foto uit het Stroop-rapport die Hausner benoemde, toont drie gevangen genomen jonge vrouwen en is alleen in het exemplaar uit Warschau terug te vinden. Het onderschrift “Met wapens gevangen genomen wijven van de Haluzzen-beweging” verwijst naar de zionistische jeugdorganisatie Hechaluz. Met de verwijzing naar de foto van de jongen en vooral de uitroep dat ook hij een vijand van het Rijk was geweest, wilde Hausner volgens Dorothy P. Abram de onschuld van de slachtoffers van Eichmann benadrukken. In de Holocaust vermoorde kinderen die symbool stonden voor onschuld kwamen gedurende het hele strafproces naar voren. Zo omschreef Hausner de kinderen als “de ziel van deze aanklacht”.[69]

Documentatiemateriaal, non-fictie en schoolboeken bewerken

Het boek Das Dritte Reich und die Juden van Léon Poliakov en Joseph Wulf uit 1955 was een van de eerste publicaties waarin de foto van de jongen uit het getto van Warschau stond.[13] Een beslissend jaar voor de popularisering van de foto was 1960. In dat jaar verscheen het in Duitsland in een fotografische herdruk van het Stroop-rapport.

Bovendien maakte de foto deel uit van het boek Der gelbe Stern van Gerhard Schoenberner, een van de eerste omvangrijke verzameling van foto's van de Holocaust. Op de omslag van de Duitse uitgave stond een foto van een oude vrouw met een Davidster, maar de foto van de jongen stond wel op de voorkant van de Nederlandse editie, en later ook op de Britse, Franse en Canadese uitgaven.[70]

In 1960 was eveneens in Berlijn de tentoonstelling Die Vergangenheit mahnt (Het verleden waarschuwt) te zien, die aan de Jodenvervolging sinds de middeleeuwen was gewijd. Op het affiche voor de tentoonstelling was de foto van de jongen te zien.[71] Aanvankelijk was het bedoeling dat alleen deze foto op de poster zou worden gebruikt, maar onder druk van de adviescommissie van de expositie kwam op de linker helft ook een portretfoto van Albert Einstein te staan. Na 1960 verscheen de foto ook de omslagen van enkele andere boeken over de Holocaust of het nationaalsocialisme. Daaronder ook de informatiefolder The Holocaust van gedenkplaats Yad Vashem.[74]

De foto werd in 1958 voor het eerst in een schoolboek gebruikt.[75] Sindsdien is het in veel andere schoolboeken in de bondsrepubliek en de DDR gebruikt.[13] Ook in Oostenrijkse leerboeken over het nationaalsocialisme wordt de foto vaak afgedrukt.[76]

Media bewerken

Ook kranten plaatsten de foto bij hun artikelen. Zo gebruikte het Amerikaanse tijdschrift Life de foto in 1960 als illustratie bij fragmenten uit de memoires van Adolf Eichmann. In hetzelfde jaar verscheen de afbeelding in de New York Times Magazine bij een interview met de Israëlische minister-president David Ben-Gurion over het ophanden zijnde Eichmann-proces, maar het foto-onderschrift vermeldde niets over het getto van Warschau of de opstand.[77] De New York Times publiceerde in 1993 een artikel, waarin een vergelijking werd gemaakt tussen de oorlog in Bosnië en de Holocaust. Tegenover de foto van de jongen uit het getto van Warschau stond een actuele foto uit Bosnië.[78]

Ook zijn er meerdere artikelen aan de foto zelf gewijd. In de loop der jaren verschenen in de Jerusalem Post drie artikelen over de symbolische kracht van de foto.[79] Het Amerikaanse tijdschrift Time nam de foto op in de lijst van “100 meest invloedrijkste foto's aller tijden”. Het is de enige foto over nazi-misdaden in de lijst, samen met een foto van een moordpartij van de Duitsers in Kertsj op de Krim, gemaakt door de Russische fotojournalist Dmitri Baltermanz.[80]

Wetenschap bewerken

De mediawetenschapper Richard Raskin publiceerde in 2004 A Child at Gunpoint, naar zijn zeggen vermoedelijk het eerste boek dat zich met een enkele foto bezig houdt.[81] Naast een beschrijving en een analyse van de foto, gaat Raskin in het boek ook in op de totstandkoming van het Stroop-rapport en verdiept hij zich in vier mogelijke identiteiten van de jongen op de foto.

In 2009 verscheen L’Enfant juif de Varsovie van de historicus Frédéric Rousseau.[83] Voortbordurend op het onderzoek van Raskin wijdt Rousseau zich aan de ontstaan- en ontvangstgeschiedenis van de foto.[84]

Het boek The Boy van Dan Porat uit 2011 vertelt de levensverhalen van vijf personen, die verbonden zijn met de opstand in het getto van Warschau. Naast de verhalen van Tsvi Nussbaum en een jonge vrouw genaamd Rivka, richt het boek zich ook op de nazi’s Jürgen Stroop, Josef Blösche en Franz Konrad.[85] Omdat Porat hiaten in zijn onderzoek naar eigen zeggen met “a-priorische verbeelding“ opvulde, is zijn boek volgens de recensente Patricia O’Sullivan moeilijk te categoriseren.[86]

De foto was ook onderwerp in vakliteratuur, waaronder twee artikelen van de literatuurwetenschapper Marianne Hirsch over foto's van de Holocaust.[87] Ook in de Duitstalige geschiedenisdidactiek is de foto uitgebreid bestudeerd. In 2006 verscheen het boek Die Macht der Bilder van pedagoge Annette Krings, waarin ze de rol van historische foto's van de Holocaust in politieke vorming onderzoekt. De foto van de jongen uit het getto van Warschau dient als centrale casestudy.[88] Ook Christoph Hamann schreef meerdere artikelen over de foto en diens betekenis voor het geschiedenisonderwijs.[89]

Kunst bewerken

Beeldende kunst bewerken

In september 1982 verscheen in de Portugese krant Expresso een karikatuur van de foto, gemaakt door António Moreira Antunes. Op de tekening dragen alle gevangenen een Palestijnensjaal om het hoofd, terwijl de helmen van de soldaten van een Davidster voorzien zijn, om ze Israëlische militairen te laten lijken. De karikatuur was een reactie op de bloedbaden in Sabra en Shatila, waarbij honderden Palestijnen in twee vluchtelingenkampen in Beiroet waren gedood door Libanese falangisten. De kampen waren op dat moment omsingeld door Israëlische troepen, maar die grepen niet in.[90] De karikatuur won in 1983 de eerste prijs op het International Salon of the Cartoon in Montreal.[91] Vertegenwoordigers van het Canadian Jewish Congress uitten scherpe kritiek op de prijsuitreiking: de karikatuur zou “artistiek oneerlijk, moreel obsceen en intellectueel onfatsoenlijk” zijn, maar ook een “belediging van de Holocaust”. De jury verwierp deze kritiek,[92] maar ook Cristoph Hamann laakt de karikatuur. Hij meent dat de sportprent de Holocaust gebruikt voor een dader-slachtoffer omkering en de "context van de Holocaust als een racistisch biologisch programma voor de uitroeiing van de Joden" negeert.[93] Een zeer identieke karikatuur van de Belg Gal verscheen in 1982 in de Vlaamse krant De Nieuwe. Daarin draagt de jongen een Palestijnensjaal en is het gezicht van Josef Blösche vervangen door het gezicht van de Israëlische premier Menachem Begin. Ook is de Amerikaanse president Ronald Reagan als de SS-er op de achtergrond afgebeeld. De karikatuur leidde tot protesten van lezers en tot abonnementsopzeggingen.[94]

In het kader van haar Holocaustproject creëerde de Amerikaanse kunstenares Judy Chicago in 1991 de paneelschildering Im/Balance of Power, samen met haar man, de fotograaf Donald Woodman.[95] Op het paneel zijn steeds vijf foto's van lijdende kinderen uit verschillende periodes van de 20e eeuw tegenover een beeltenis uit de wereld van de volwassenen gezet. De kinderen worden afgebeeld als slachtoffers, de veelal mannelijke volwassenen als daders. De middelste foto is de foto van de jongen uit het getto van Warschau. Aan zijn zijde schilderde Chicago de karikatuur van een Duitse soldaat die zijn grote geweer direct op de borst van de jongen richt. Een andere foto toont een gedeelte van de foto The Terror of War van Nick Ut, van het Vietnamese meisje Phan Thị Kim Phúc dat zwaar gewond raakte door een napalm-aanval. Tegenover haar staat een piloot van een bommenwerper die zijn bommen op het meisje richt. Christoph Hamann bekritiseert het werk van Chicago omdat het door zijn samenstelling de Holocaust gelijk zou stellen aan andere vormen van kinderonderdrukking en daarmee de ongekendheid van de Holocaust ontkent.[96] Om deze reden is het ook zeer omstreden in de Joodse gemeenschap.[97]

De in Litouwen geboren kunstenaar en Holocaustoverlevende Samuel Bak begon midden jaren negentig de jongen op de foto in schilderijen te verwerken, die deel uitmaken van zijn grotere project Landscapes of Jewish Experience. Op de schilderijen toont Bak de jongen, die hij als 'meest symbolische van alle Holocaustbeelden' omschrijft,[98] in samenhang met bekende iconografische motieven, zoals de kruisiging, de gevallen boom des levens, of afbeeldingen van het leven in concentratiekampen. Hij vervangt daarbij het gezicht van de jongen door andere gezichten vervangen, waaronder ook zijn eigen gezicht.[99] Sinds 2008 staan Bak’s afbeeldingen van de jongen bekend onder de naam Icon of Loss.[100]

In 2003 gebruikte de Israëlisch kunstenaar Alan Schechner de foto in zijn videoproject The Legacy of Abused Children: from Poland to Palestine.[101] Daarin combineerde hij de foto met een foto van een Palestijnse jongen, die in april 2001 tijdens de Tweede Intifada wordt afgevoerd nadat hij Israëlische soldaten met stenen had bekogeld. Op de foto is een angstig kijkende jongen te zien die in zijn broek heeft geplast. Daarna is in de video van Schechner de foto van de jongen uit het getto van Warschau te zien, die in zijn hand een foto vasthoudt. Als de camera daarop inzoomt blijkt het de foto van de Palestijnse jongen te zijn. Die houdt op zijn beurt weer de foto van de jongen uit het getto van Warschau in zijn hand, waarop eveneens weer ingezoomd wordt.[102][103]

Het grafische kunstwerk Yellow Badge van de in Australië wonende kunstenares Jennifer Gottschalk was in 2008 voor het eerst te zien in de expositie The Holocaust Yellow Badge in Art. Voor het kunstwerk maakte Gottschalk uit 1692 namen van Holocaust-slachtoffers een silhouet van de jongen, die in tegenstelling tot de echte foto een gele ster draagt. De namen vormen ook twee gele sterren met daarin de woorden 'Jude' en 'Juif' (respectievelijk Duits en Frans voor 'Jood')[104]

Literatuur bewerken

De dichter en Holocaust-overlevende Peter Fischl wijdde het gedicht To the Little Polish Boy With His Arms Up aan de jongen op de foto. Hij schreef het al in 1965, maar publiceerde het pas in 1994. Omdat Fischl tijdens het schrijven niet over de foto beschikte en daarom op zijn geheugen moest vertrouwen, bevat het gedicht enkele fouten. Zo beschrijft Fischl een Davidster op de jas van de jongen, maar die is daar niet te zien. Bovendien schrijft hij dat er veel wapens van nazi's op de jongen gericht zijn, terwijl het in werkelijkheid maar om een machinepistool gaat.[105] Fischl verspreidde het gedicht in eerste instantie op een poster samen met een bewerkte versie van de foto. Op de bewerkte versie was op de jas van de jongen een grote Jodenster toegevoegd, om het overeen te laten komen met zijn gedicht. Omdat Fischl de poster samen met informatiemateriaal aan leraren aanbood en het project daarmee meer een wetenschappelijke dan een artistieke indruk wekte, beziet Dorothy P. Abram deze bewerking kritisch. Later gebruikte Fischl een versie van de foto zonder de Jodenster.[106]

Ook de in Polen geboren en opgegroeide schrijfster en kunstenares Yala Korwin, die eveneens de Holocaust overleefde, schreef in 1982 een gedicht over de jongen op de foto. The Little Boy With His Hands Up, dat ze in 1987 in haar boek To Tell the Story publiceerde, is in de jij-vorm geschreven. Met deze zeer ongewone vertelvorm, waarmee Korwin rechtstreeks tegen de jongen lijkt te spreken, wilde ze naar eigen zeggen de jongen in leven houden.[107] Korwin illustreerde het gedicht met een eigen tekening, waarop de jongen groot op de voorgrond staat en Josef Blösche en de man achter hem klein op de achtergrond.[108]

In de eerste versie van het satirische toneelstuk Der Patriot van de Israëlische auteur Hanoch Levin, dat in 1982 in Israël in première ging, komt de foto ook voor. In een scène richt het hoofdpersonage Lahav zijn wapen op de Arabische jongen Mahmud, wiens houding herinnert aan die van de knaap uit het getto van Warschau. Ondertussen spreekt Lahav tegen zijn moeder en legt uit dat Mahmud moet boeten voor haar bloed en dat van haar gedode familieleden. Daarna citeert hij een lied dat het broertje van zijn moeder zong toen een Duitse soldaat zijn wapen op hem gericht hield.[109] De vermelding van de Duitse soldaat werd door de censuur uit het stuk verwijderd. Het lied van de broer wordt in plaats daarvan door Mahmud gezongen. Daarna wordt hij door Lahav doodgeschoten.[110]

In de 1988 verschenen roman Umschlagplatz van de Poolse auteur Jarosław Marek Rymkiewicz beschrijft de verteller eerst de foto en vergelijkt deze vervolgens met een foto van zichzelf, die ongeveer rond dezelfde tijd werd genomen. De verteller noemt de jongen Artur Siemiątek.[111]

Film en televisie bewerken

De eerste keer dat de foto voor een wereldwijd publiek te zien was, was in 1956 in de Franse documentaire Nacht und Nebel van regisseur Alain Resnais. Daarin was het in een sequentie over de bouw van concentratiekampen gedurende vier seconden te zien.[112]

De foto komt ook in speelfilms voor. Zo duikt hij op in de film Persona van Ingmar Bergmann uit 1966. Een van de twee hoofdpersonen, Elisabet Vogler, vindt de foto in een boek en bekijkt het onder een lamp. Hierna volgen 14 shots die de hele foto laten zien, evenals afzonderlijke fragmenten.[113]

In de laatste aflevering van de zesdelige BBC-serie The Glittering Prizes, die op 25 februari 1976 voor de eerste keer werd uitgezonden, speelt de foto een rol. De jonge joodse auteur Adam Morris, gespeeld door Tom Conti, bezoekt daarin de kledingzaak van Carol Richardson, de vriendin van zijn broer (gespeeld door Prunella Gee), om een cadeau voor zijn vrouw te kopen. Tijdens het gesprek laat Adam haar een uitsnede van de foto zien, waarop het gezicht van de jongen met de opgeheven handen te zien is. Op een vraag van Carol ontkent Adam dat hij de jongen is en zegt dat het een zesjarige ,,Yid” (negatief beladen Engelse uitdrukking voor een jood) is, die op weg is naar wat goed voor hem is. Bovendien toont de foto hem het leven na de dood. Volgens Frederic Rafaël, de auteur van de serie, bedoelt Adam daarmee dat Joden er vanuit zouden moeten gaan dat hen eerder iets slechts dan iets goeds zal overkomen.[114]

In 1985 maakte Mitko Panov, een Macedonische student aan de Staatsacademie voor film, televisie en theater Łódź, de zes minuten durende korte film Z podniesionymi rękami (ook bekend onder de Engelse titel With Raised Hands). De film toont de totstandkoming van de foto. Nadat de wind de pet van het hoofd van de jongen heeft geblazen, kijkt de jongen kort naar de cameraman en de soldaat en rent dan achter de pet aan. Omdat de wind de pet blijft voortblazen, verwijdert de jongen zich steeds verder van de scene. Als hij de muts eindelijk te pakken heeft, zet hij hem op en rent weg van de filmplek. Aan het einde van de film verdwijnt hij achter een houten hek. Kort daarna kan men over het hek zien hoe zijn pet omhoog wordt gegooid en weer op de grond valt. Daarna wordt hij nog een keer omhoog gegooid en verdwijnt hij uit beeld. Tijdens de aftiteling is op de achtergrond de originele foto te zien. De film won meerdere prijzen, waaronder de Gouden Palm voor de beste korte film op het Internationale Filmfestival van Cannes in 1991.[115]

In 1990 produceerden de Finse omroep MTV en de Franse zender Gamma TV samen de documentaire Tsvi Nussbaum: A Boy from Warsaw. Ze ging over het leven van Tsvi Nussbaum en zijn bewering dat hij de jongen op de foto is. Behalve Nussbaum en familieleden komt ook een historicus aan het woord. De film, die de bewering van Nussbaum noch bevestigt noch verwerpt, belicht ook andere aspecten van de foto, zoals bijvoorbeeld Josef Blösche en diens berechting.[116]

Stripverhalen bewerken

In het stripboek Hitler. Der Völkermörder van tekenaar Dieter Kalenbach en tekstschrijver Friedemann Bedürftig uit 1989 wordt de kleine jongen in relatie met de getto-opstand van Warschau getoond. Eén tekst geeft een innerlijke monoloog van de jongen weer, die gaat over een geheime gang die hij niet wil verraden. Ook Jürgen Stroop komt in de strip voor.[117] De jongen op de foto verschijnt ook in het stripalbum Auschwitz van de Fransman Pascal Croci, gepubliceerd in 2005.[118]

Holocaust-ontkenners bewerken

Het feit dat de foto een symbool van de Holocaust is, maakt hem ook interessant voor Holocaust-ontkenners. Ze richtten zich vooral op publicaties die de mogelijkheid belichten dat de jongen het overleefd had en duidden deze als bevestiging voor hun complottheorieën. Zo maakte de Franse Holocaust-ontkenner Robert Faurisson gretig gebruik van de verklaring van Issrael Rondel dat hij de jongen was, als bewijs dat de Holocaust een mythe zou zijn. In een artikel stelde hij vast dat de jongen niet, zoals altijd aangenomen, in een “vermeend” concentratiekamp was gedood, maar dat hij in plaats daarvan in Londen woonde en “extreem rijk” was. De verklaringen van Rondel dat hij na zijn gevangenneming alleen aan de Duitsers was ontkomen omdat hij en zijn moeder hen wisten te overtuigen dat ze geen Joden waren, werd door Fuarisson zo verdraaid dat de racistische motieven van de nazi’s compleet uit beeld bleven.[119] Ook Alfred Schickel becommentarieerde de beweringen van Rondel in een artikel in de Frankfurter Allgemeinen Zeitung. Daarin beweerde hij dat de stelling in Duitse schoolboeken dat de jongen vermoedelijke was gedood, als leugen was ontmaskerd.[120] In de volgende edities van de FAZ verschenen verschillende ingezonden brieven waarin de briefschrijvers zich afvroegen of de Holocaust een verzinsel was.[121]

Het artikel waarin Tsvi Nussbaum verklaarde dat hij de jongen op de foto zou kunnen zijn, was voer voor de Britse holocaustontkenner David Irving. Irving schrijft dat de jongen nu als arts in New York woont en dat alleen de soldaat (dus Blösche) dood is. Daarmee suggereerde hij dat het overleven van de jongen ook betekende dat geen van de andere gevangenen op de foto waren gedood.[122] De Amerikaanse Holocaust-ontkenner Mark Weber ging aan de haal met de uitspraken van de historicus Lucjan Dobroszycki, die zich sceptisch had uitgelaten over de beweringen van Nussbaum en die een meer verantwoorde benadering van de foto wenste. In een artikel in het pseudowetenschappelijke Journal of Historical Review beschuldigde Weber Dobroszycki ervan dat hij historische waarheden wilde verbieden om de emotionele impact en het gebruik van de foto niet te verminderen [123]

Werelddocumenterfgoed bewerken

Op voorstel van Polen nam Unesco het Stroop-rapport in 2017 op in haar Werelderfgoedlijst voor documenten.[124] De foto van de jongen is het enige beeld uit het Stroop-van het rapport dat deel uitmaakt van het nominatieformulier, waarbij ook melding wordt gemaakt van de tegenstrijdigheid van de scène en het bijschrift.[125] De foto van de jongen staat ook ter illustratie bij de vermelding van het rapport op de website van de UNESCO.[124]

Onderschriften bij foto’s


Dee foto in het exemplaar van het Stroop-rapport in bezit van het Poolse nationale herdenkingsinstituut in Warschau (links) en in het NARA-exemplaar (rechts) . De foto. De personen zijn genummerd overeenkomstig de analyse van Richard Raskin.

De op de voorgrond van de foto staande jongen.

Josef Blösche op de foto

Andere foto’s uit het Stroop-rapport waarop Blösche te zien is (met titels uit het Stroop-rapport)

De ontruiming van een bedrijfspand wordt besproken. Blösche staat links vooraan.

Joodse rabbijnen. De mannen links zijn orthodoxe Joden, maar waarschijnlijk geen rabbijnen. Blösche is de tweede persoon rechts.

De leider van de Großaktion. Blösche staat rechts, in het midden is Stroop te zien.


Een man laat het lichaam van een verhongerd kindje zien. Foto genomen in 1942 op de Joodse begraafplaats aan de Okopowa-straat in Warschau. Robert H. Jackson aan het woord tijdens het Proces van Neurenberg

Gideon Hausner (staand) tijdens het Eichmann-proces

De andere, door Gideon genoemde foto

Literatuur Monografieën Artikelen Weblinks Voetnoten

  1. De dader achter de foto. Knack (2 november 2011). Geraadpleegd op 6 juli 2020.