Werner Stertzenbach

Werner Stertzenbach (Mühlheim, 4 april 1909 - Düsseldorf, 10 juli 2003)[1] was een Duitse journalist, hoofdredacteur en communistisch verzetsstrijder. Hij hielp bij de ontsnapping van ongeveer twintig mensen uit Kamp Westerbork.

Werner Stertzenbach
Plaats uw zelfgemaakte foto hier
Volledige naam Werner Stertzenbach
Geboren 4 april 1909, Mühlheim
Overleden 10 juli 2003, Düsseldorf
Land Vlag van Duitse Keizerrijk Duitse Keizerrijk
Ook bekend als Wilhelmus Sterk
Periode Tweede Wereldoorlog
Groep Verzetsgroep Van Dien, Vrije Groepen Amsterdam
Familie
Kinderen Manja Pach
Portaal  Portaalicoon   Tweede Wereldoorlog

Stertzenbach is de vader van Manja Pach, de initiatiefneemster van Herinneringscentrum Kamp Westerbork.

Levensloop

bewerken

Stertzenbach werd geboren op 4 april 1909 in Mühlheim, Duitsland, als zoon van huisschilder Max Stertzenbach en Helene Sara Cahn.[1][2] Hij had een oudere broer genaamd Herbert en het Joodse gezin was woonachtig in Essen.[3]

Stertzenbach volgde een opleiding bedrijfskunde en werkte vervolgens als boekhouder. Hij was verbonden aan de links-georiënteerde Vereinigung der Arbeiterfotografen Deutschlands (VdAFD) en de Arbeiter-Stenografenbund. In 1929 werd hij lid van de Kommunistische Partei Deutschlands en kwam daarmee voor het eerst in het vizier van de Duitse autoriteiten.[4][5][6]

Vlucht naar Nederland

bewerken

Na de Rijksdagbrand in februari 1933 werd Stertzenbach gearresteerd en vijf maanden geïnterneerd in Kleef op verdenking van communistische activiteiten. In december 1933 vluchtte hij naar Amsterdam.[7][8][4] In Amsterdam kreeg hij onderdak bij de familie van Estella Pach. De twee hadden elkaar in 1928 leren kennen tijdens een Internationaal Esperantocongres en na hun ontmoeting waren ze in contact gebleven.[2][7]

Stertzenbach meldde zich bij de Internationale Rode Hulp en werd aldaar geadviseerd contact op te nemen met het Comité voor Joodse vluchtelingen (CJV). Het CJV beschikte over meer financiële middelen en hij had een grotere kans toegelaten te worden in Nederland als joods vluchteling in plaats van politiek vluchteling. Kort daarna vond hij werk bij het CJV in het opvangcentrum aan het 's-Gravenhekje 7 in Amsterdam.[8]

Werkdorp Wieringermeer

bewerken
 
Gebouw van het Joodse werkdorp bij Nieuwesluis in de Wieringermeer (1936)

Stertzenbach behoorde in maart 1934 tot de eerste groep die werd opgeleid in het joods Werkdorp Wieringermeer. Hier volgde hij de opleiding tot metselaar en betonwerker.[8] Na het volgen van een tweejarige opleiding was het de bedoeling dat de leerlingen emigreerden, naar bijvoorbeeld Palestina.[9]

Naast het volgen van een opleiding droeg hij bij aan de werkdorpkrant. Stertzenbach uitte samen met een groep communisten en socialisten kritiek op de organisatie en religieuze regels van het werkdorp. Deze kritiek uitten zij tevens in de werkdorpkrant, waarna deze verboden werd. Nadat hij tijdens een bonte avond opnieuw kritiek had geuit, moest hij het werkdorp verlaten.[8]

Gezien het niet mogelijk was terug te keren naar Duitsland, overwoog hij naar de Joodse enclave Birobidzjan in de Sovjet-Unie te emigreren. Samen met een paar anderen volgden hij lessen Jiddisch, maar ze kregen geen inreisvisum. Vervolgens werd hij in februari 1936 uitgezet naar het Belgische Luik. Daarna keerde hij illegaal weer terug naar Nederland.[4][8] Datzelfde jaar werd hij stateloos verklaard. Hij wendde zich na zijn terugkeer opnieuw tot de Internationale Rode Hulp en verbleef op verschillende onderduikadressen.

Eind 1936 werd hij door de Nederlandse politie bij een toevallige fietscontrole gearresteerd en ondergebracht in het Huis van Bewaring te Rotterdam als ongewenste vreemdeling.[8][2][4] In 1938 werd hij overgebracht naar de kazerne van het Korps Politietroepen in Nieuwersluis waar hij in contact kwam met andere Duitse communisten.[4] Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Nederland werd hij naar de gevangenis in Essen overgebracht.[8]

Westerbork

bewerken

Doordat Stertzenbach stateloos was, kon hij niet in Duitsland berecht worden.[4] In maart 1941 werd Stertzenbach overgebracht naar Kamp Westerbork.[1] Estella Pach, die hij na zijn vlucht naar Nederland in 1933 opnieuw had ontmoet, begon in oktober 1941 brieven aan hem te schrijven.[7] Ze stuurde hem ook eten en boeken. Dankzij haar beroep als leerkracht was Pach tijdelijk vrijgesteld van deportatie. Ze bezocht Stertzenbach meerdere keren in Westerbork, en hij verbleef in februari en juli 1942 voor korte tijd in Amsterdam.[7] Pach en Stertzenbach ontwikkelde een hechte band en beloofden met elkaar te trouwen. Via Etty Hillesum liet Pach in 1942 een trouwring aan hem in Kamp Westerbork afleveren.[2][7]

 
Plattegrond Kamp Westerbork. Linksonder buiten het kampterrein bevond zich het crematorium (situatie 1944)

Vanaf juli 1942 werd Kamp Westerbork gebruikt als doorgangskamp vanuit waar deportaties naar Oost-Europa plaatsvonden. In Westerbork was Stertzenbach werkzaam bij de (riool)waterzuivering. Vanaf maart 1943 was hij tevens werkzaam bij het crematorium. Hierdoor kwam hij regelmatig buiten het kamp. Stertzenbach was verbonden aan Verzetsgroep Van Dien, bestaande uit joden die uit Duitsland afkomstig waren en elkaar kenden via Tehuis Oosteinde, een ontmoetingscentrum voor Duits-Joodse vluchtelingen.

Samen met een aantal medegevangenen organiseerde Stertzenbach ontsnappingsroutes vanuit Kamp Westerbork. Met behulp van een kruiwagen of kiepkar smokkelden ze mensen het kamp uit. Boswachter Ger van Reemst zorgde er vervolgens voor dat zij met een nieuw persoonsbewijs en voldoende geld naar Amsterdam werden gebracht. Stertzenbach hielp bij de ontsnapping van ongeveer twintig mensen uit Kamp Westerbork.

In Westerbork probeerde hij Hillesum ervan te overtuigen uit het kamp te ontsnappen en onder te duiken. Haar schrijverstalent zou goed van pas komen in het verzet. Ze weigerde, aangezien ze haar familie niet wilde achterlaten en vond dat het haar taak was mensen in Westerbork te helpen.[3]

Ontsnapping uit Westerbork

bewerken
 
Monument voor de tien gefusilleerde verzetsstrijders (2020)

In september 1943 kreeg Stertzenbach van de SS de taak om de lichamen van tien gefusilleerde personen te cremeren.[10] Stertzenbach dacht vanwege hun kleding dat het ging om veenarbeiders, maar het waren tien verzetsstrijders die betrokken waren bij onder meer overvallen op distributiekantoren en de burgerlijke stand.[11] Er werd gedreigd met de dood als Stertzenbach met iemand over dit voorval zou praten. Samen met vier gevangenen uit de strafbarak werden de lijken gecremeerd. De gevangenen uit de strafbarak werden de volgende ochtend direct afgevoerd naar een vernietigingskamp. Stertzenbach realiseerde zich dat hij “te veel wist”.[10]

In de nacht van 21 op 22 september 1943 ontsnapte hij uit Kamp Westerbork met de hulp van boswachter Van Reemst. Per fiets reed Stertzenbach naar station Beilen en nam daar de trein naar Amsterdam waar hij onderdook. Hij bleef actief in het verzet en gebruikte de schuilnaam 'Wilhelmus Sterk'.[12][1][7] In 1943 werd het ook voor zijn verloofde Pach duidelijk dat haar tijdelijke vrijstelling haar niet veel langer zou behoeden van deportatie, en ze besloot onder te duiken. Stertzenbach en Pach verbleven af en toe op hetzelfde onderduikadres.[2]

Terugkeer naar Duitsland

bewerken

In het najaar van 1945 keerde Stertzenbach terug naar Duitsland. Hij reisde met een transport met oorlogsmisdadigers mee tot over de grens naar Goch en vestigde zich in Düsseldorf.[4][13] Pach was zwanger van Stertzenbach, maar hij was al vertrokken voordat hun dochter Manja Pach in december 1945 werd geboren.[14] Door de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog koos Pach ervoor niet terug te keren naar haar geboorteland Duitsland.[5]

Stertzenbach sloot zich in West-Duitsland opnieuw aan bij de KPD.[5] Hij werkte als journalist voor de Bielefelder Volksecho en deed verslag van de ravage in het Ruhrgebied. Vanwege zijn opruiende schrijfstijl werd hij opgepakt door de Engelsen en negen maanden geïnterneerd.[4][5] In januari 1947 werd hij hoofdredacteur van het communistische dagblad Hannoversche Volksstimme in Hannover. In november 1949 publiceerde het blad een artikel waarin opgeroepen werd tot verzet tegen de ontmanteling van de Hermann-Göring-staalfabrieken in Watenstedt-Salzgitter. Als gevolg hiervan werd Stertzenbach in maart 1950 veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf, waarvan negen voorwaardelijk.[15]

In 1954 trouwde Stertzenbach in Düsseldorf met Alice Heymann-David, die net als hij lid was geweest van Verzetsgroep Van Dien.[5] Stertzenbach ontving een oorlogsuitkering in het kader van de Wiedergutmachung waardoor hij financieel onafhankelijk was, maar in 1957 werden zijn herstelbetalingen stopgezet.[4][5] Van 1960 tot 1972 was hij hoofdredacteur van het antifascistische weekblad Die Tat.[5][6] In 1960 ontmaskerde de krant waarvoor hij werkte minister Theodor Oberländer als nazi-moordenaar. Hierdoor werd de krant in 1960 tijdelijk verboden. Als perswaarnemer was Stertzenbach aanwezig bij het Eichmannproces (1961), Auschwitzproces (1963) en het Majdanekproces (1975).[6]

Midden jaren zeventig verhuisden Stertzenbach en zijn echtgenote naar Düsseldorf. Hij bekleedde functies in het dagelijks bestuur van de Vereinigung der Verfolgten des Naziregimes – Bund der Antifaschistinnen und Antifaschisten (VVN-BdA). Ook was hij lange tijd staatssecretaris van de VVN-BdA in Noordrijn-Westfalen en diende als voorzitter van de lokale districtsorganisatie.[5] In 1994 kregen Stertzenbach en zijn echtgenote de Johanna-Kirchner-Medaille voor hun verzet tegen het nationaalsocialisme.[16]

Stertzenbach overleed op 10 juli 2003 in Düsseldorf. Hij werd 94 jaar oud.

Familie Stertzenbach

bewerken

De ouders van Stertzenbach, Max Stertzenbach en Helena Sara Cahn, kwamen beiden om tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1942 werden zij via het Getto van Izbica naar vernietigingskamp Sobibór afgevoerd.[17][18] Eind 1945 werden zij doodverklaard.[5] Op 11 mei 2023 werden struikelstenen geplaatst vlakbij het laatste woonadres van het echtpaar in Essen.[19][20]

Stertzenbachs broer Herbert was in 1937 met zijn protestantse vrouw en twee kinderen naar Amsterdam gevlucht.[7] Hij werd tijdens de oorlog tijdelijk tewerkgesteld in Werkkamp ’t Zand voor gemengd-gehuwden. In 1946 keerde hij met zijn vrouw en twee zoons terug naar Duitsland.[3]

Eerbetoon en nalatenschap

bewerken

Het verzetsverhaal van Stertzenbach kreeg onder meer aandacht tijdens de tentoonstelling "Het Verdriet van de Bevrijding" in Herinneringscentrum Kamp Westerbork.[12] De memoires van Stertzenbach zijn opgenomen in de collectie van het herinneringscentrum.[21]

Literatuur

bewerken
  • W. Stertzenbach, S. Molema, D. Mulder, e.a. (2005) Rood en jood. (Getuigen van Westerbork). Herinneringscentrum Kamp Westerbork. ISBN 9789072486332
  • S. Molema (2016) Beroep: gevangene: de lotgevallen van de Duitse Jood en communist Werner Stertzenbach in de jaren 1909 tot 1945. Uitgeverij de Duivelsberg. ISBN 9789491018176