Brahmanisme

Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door MerlIwBot (overleg | bijdragen) op 23 jun 2011 om 14:57. (Robot: toegevoegd: ca:Bramanisme, gewijzigd: de:Brahman (Philosophie),fr:Brahmane,da:Brahman,sv:Brahmin,he:ברהמן)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Het brahmanisme is een vroege vorm van hindoeïsme. Het brahmanisme is in essentie een monotheïstische religie. De god Brahma werd beschouwd als de schepper en Allerhoogste God. Het brahmanisme zou zijn voortgekomen uit een nog vroegere proto-Vedische religie met een meer polytheïstisch, Indo-Europees karakter.

Het oorspronkelijk meer tolerante en sociaal mobiele systeem van de vroege brahmaanse samenleving veranderde in de loop der tijden in een rigide kastenstelsel. Het brahmanisme, door sommigen 'proto-hindoeïsme' genoemd, veranderde de brahmaanse of vipra varna uiteindelijk in een gefixeerde, erfelijke kaste van geestelijken. Volgens een mythe in het brahmanisme zoals die rond ongeveer 500 jaar voor de huidige jaartelling werd verkondigd, zouden de brahmanen of vipras (geestelijken; de hoogste kaste) geschapen zijn uit de mond van Brahma, de ksattriyas (de strijders en de adel) uit zijn armen, de vaishyas (handelaren en vaklui) uit zijn romp en de shudras (laagste kaste van arbeiders) uit zijn voeten (de voeten zijn in het Oosten een zeer onrein deel van het lichaam).

Zo eigende de brahmaanse kaste zich het alleenrecht toe op de toegang tot de leer, die (zelfs lang na de uitvinding van het schrift) alleen mondeling mocht worden overgedragen. Het gaf de brahmaanse kaste een positie van grote macht, omdat ze immers het monopolie op alle religieuze functies bezat.

Ongeveer drieduizend jaar geleden begon een groep denkers (die onder meer de Upanishads zouden produceren) het brahmanisme te betwisten door nieuwe filosofische scholen te stichten. Deze stonden bekend als de Sramanas, waartoe de Ajivakas, de Jains, de Paribbajakas en de Boeddhisten behoorden. Sommige van hun ideeën werden later in het Hindoeïsme opgenomen, wat leidde tot (samenging met) het ontstaan van de zes klassieke scholen van de hindoeïstische filosofie.

De Vedische lijn, die haar oorsprong vond in de Arya brahmische scholen, ontwikkelde zich zo tot de Samkhya-, Nyaya-, Vaisheshika-, Vedanta- en Yogascholen, waarbij tevens geput werd uit de rijke Vedische canon van symbolisme, filosofie, theologie en kosmologie, inclusief het behoud van de proto-Vedische goden, maar ook met toevoeging van niet-Vedische goden, zoals b.v. Shiva.

De Purva Mimamsa-school staat, zij het hervormd, nog het dichtste bij het vroege brahmanisme, met behoud van het puriteinse Vedische ritueel en een Vedisch filosofisch systeem. Zo kent deze school nog altijd de praktijk van het homa (vuur) ritueel en de aanbidding van de oude Vedische goden zoals Indra, Agni en Varuna.

Sommige geleerden, zoals Romila Thapar, bepleiten het bestaan van een discontinuïteit tussen het brahmanisme en het latere hindoeïsme. Het behoud van de Veda's en de Upanishads als spirituele bronnen, de continuïteit van vele proto-vedische gewoonten en geloven en de acceptatie van de Vedische autoriteit door latere hindoes getuigen echter van een ongebroken erfenis die meer dan vierduizend jaar teruggaat.

Gautama Boeddha uitte kritiek op de negatieve aspecten van het brahmanisme. Zo erkende de Boeddha het belang van het kastenstelsel niet[1], ook zei hij dat het geloof dat men zich geestelijk kan reinigen door een bad in een heilige rivier te nemen, niet gebaseerd is op de waarheid. Over het algemeen waren veel van zijn belangrijkste discipelen (zoals Sariputta en Maha Moggallana) van brahmaanse families afkomstig. De Boeddha gebruikte het woord brahmaan (een priester van het brahmanisme) als een synoniem voor een Arahant [2] (een heilig persoon).

[bron?]

  1. zie Dhammapada vers 393 en 396
  2. Verzen over de brahmaan (hoofdstuk 24 van de Dhammapada) - verzen van de Boeddha.