Buizenversterker: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
dit artikel is veel te lang voor het onderdrukken van de automatische inhoudsopgave
k Linkfix ivm sjabloonnaamgeving / parameterfix
Regel 18:
=== HIFI ===
[[Bestand:Edcor1.jpg|thumb|400px||Stereo-eindversterker met twee eindpentodes EL84 per kanaal. Het buisje tussen de twee uitgangstransformatoren is de [[indicatorbuis]] EM83 ('magisch oog'), waarmee de mate van uitsturing van de eindversterkers zichtbaar wordt gemaakt. Deze versterker wordt gevoed door een externe, door halfgeleiders geregelde hoogspanningsvoeding.]]
In de hifi-wereld is de buizenversterker helemaal terug{{feitBron?||2011|02|11}}. Met name wordt het nogal specifieke 'buizengeluid' (een geluid dat minder scherp/fel overkomt dan een [[transistor]]- of [[MOSFET]]- versterker) door een grote groep luisteraars als 'natuurlijker' ervaren. Objectief gezien hebben transistor- of MOSFET-versterkers betere specificaties. Een transistorversterker kan lage frequenties (tot nagenoeg gelijkstroom) met zeer weinig vervorming tussen ingang en uitgang versterken - zij het alleen met forse tegenkoppeling. Een buizenversterker kan dat alleen als er speciale hoogohmige luidsprekers worden gebruikt, anders moet er een uitgangstransformator worden toegepast. Door het ontbreken van een uitgangstransformator hebben transistorversterkers in het lage en sublage deel van het frequentiespectrum een groot voordeel. In dit gebied moeten luidsprekers door de versterker 'onder controle' worden gehouden. Met een bijzonder geringe uitgangsimpedantie van de eindtrap bij lage frequenties zorgt de [[Elektromotorische kracht|tegen-EMK]] in de [[Spoel|luidsprekerspoel]] voor demping. Doordat die demping door de uitgangstransformator van een buizenversterker enigszins beperkt wordt, zal de ene luidspreker slechter gaan klinken, maar kan het geluid van een andere luidspreker in de oren van een luisteraar beter overkomen. In principe zouden ook transistorversterkers met een lage luidsprekerdemping kunnen worden ontworpen. Dit gebeurt echter (vrijwel) nooit, omdat een hoge dempingsfactor als beter wordt beschouwd{{feitBron?||2011|02|11}} (en dus ook vaak in de specificaties wordt vermeld).
* Een buizenversterkercombinatie uit de jaren '50 was de Engelse [[Quad Electroacoustics]] 22 voor- en II-eindversteker.
 
Regel 27:
Daarnaast geeft een buizenversterker extra kleur aan het geluid van een gitaar of orgel, als er bewust vervorming door oversturing wordt toegepast. Hierbij speelt enerzijds de (in vergelijking met een transistorversterker) geringere demping van de luidspreker in samenhang met de eindtrafo een rol, anderzijds verschilt het vervormingsgedrag van een buizenversterker sterk van dat van een transistorversterker. Een vastlopende ('clippende') transistorversterker geeft een vervormd geluid dat de meeste mensen zeer onaangenaam vinden, terwijl een overstuurde buizenversterker een gecomprimeerd signaal geeft, dat als veel minder onaangenaam wordt ervaren. Juist dat gecomprimeerde, vervormde signaal spreekt veel gitaristen aan.
 
{{Appendix|2=
{{Bron|bronvermelding=
* Electronica: dr. [[Hendrik de Waard|H. de Waard]] - RUG, Uitgevers-Mij: W. de Haan, Hilversum - MCMLVI; & 4e herziene druk: Zeist - 1966 (KB/OPC4 geen ISBN)
* Elektronica: dr.ir. J. Davidse - THDelft, Collegedictaat - 1964, Spectrum, Grondslagen: 1969 en 4 dln. Utrecht - 1974/75, ISBN 90-274-7533-4 vv. Ibid. Delta Press: ISBN 90-6674-702-1