Overleg gebruiker:Haagschebluf/Archief/Kladblok (Coaching Dqn13)

Laatste reactie: 9 jaar geleden door Haagschebluf

Afgehandelde coaching zaken

Dobbelschool bewerken

Een dobbelschool of rijfelschool was in het herfsttij van de middeleeuwen een gelegenheid om te dobbelen of andere kansspelen zoals quaken (een soort tric-trac)[1] te beoefenen. Rechtsbronnen tonen aan dat speelzucht in de 14de en 15de eeuw een volksondeugd was.[2][3] De Lage Landen kenden vele kansspelen waarvan dobbelen de belangrijkste was. Door het exclusieve alleenrecht van een dobbelschool is deze te beschouwen als de voorloper van het huidige Holland Casino dat eveneens van overheidswege het monopolie heeft.[4]

Geschiedenis[bewerken] Het dobbelregaal was een landsheerlijk regaal dat door de landsheer meestal verpand werd aan de stad die het op haar beurt vaak aan particulieren verpandde. De regels waar een dobbelschool zich aan diende te houden werden opgenomen in de stadsrechten en de keuren. Als een particulier een dobbelschool in pand kreeg was dat meestal voor het leven. Van de opbrengsten moest soms een deel afgestaan worden aan de landsheer. Dobbelen en quaken waren buiten de dobbelscholen verboden. Er stonden zware boetes op waar de graaf meestal in mee deelde. In sommige plaatsen werd de boete verdubbeld als men ’s nachts gespeeld had. Alle kansspelen die beslist werden door het toeval waren verboden, ook in eigen huis. Toegestaan waren spelen waar het ging om ‘’kloekheid van sinnen’’, worstelen, balwerpen, steenwerpen, springen en lopen. Schaken was ook toegestaan behalve tijdens kerkelijke diensten.[5] Al tijdens het herfsttij maakte men onderscheid tussen kans en behendigheid. Dobbelen was in de late middeleeuwen zeer populair, het meest bij de graven zelf. Dat blijkt uit de rentmeestersrekeningen waarin de bedragen die de graven opnamen tijdens hun gokavonden genoteerd staan.

Aan het einde van de veertiende eeuw werden de meeste dobbelscholen gesloten. In de vijftiende eeuw werden ze onder druk van de Katholieke Kerk, (het kerkelijke recht wees het dobbelspel volstrekt af), verboden en strafbaar gesteld. In 1477 nam Maria van Bourgondië in haar privilege aan de stad Brugge op dat alle dobbelscholen verboden en te nieuten gedaan werden.[6] In Gent werd in 1491 het hebben van een illegale dobbelschool bestraft met een maand op wateren brood.[7]

Het zou tot 1976 duren alvorens door de overheid weer vergunning verstrekt werd voor een exclusief alleenrecht voor een legale gokinrichting, toen het eerste Holland Casiono in Zandvoort open ging.

Voorbeelden van dobbelscholen[bewerken] Veel grotere steden hadden in de late middeleeuwen een dobbelschool die het monopolie voor dobbelen en quaken had. In 1357 gaf graaf Willem VI van Holland het alleenrecht voor het exploiteren van een dobbelschool in Heusden voor het leven aan Hannekijn van Voorschoten.[8]

In Leiden eisten zowel de stad als de burggraaf het alleenrecht op. In 1350 gaf graaf Willem V van Holland de rechten aan de stad. In 1357 werden deze door de burggraaf erkend.[9] Het misbruik was blijkbaar dusdanig dat de schout en de acht schepenen van de stad in 1397 in een keur vastlegden dat dobbelen, quarten, quaken, enz. in de stad en een halve mijl daar omheen verboden waren op straffe van zware boetes. Een uitzondering werd gemaakt wanneer de graaf, zijn vrouw of een van hun kinderen in de stad verbleven, dan mocht iedereen boetevrij dobbelen. Schijfspellen waren altijd toegestaan.

In 1357 kende Schiedam een dobbelschool. Jan Catteborne kreeg van graaf Willem V in dat jaar levenslang het exclusieve recht dit speelhuis te exploiteren. Het stadsbestuur kreeg van de graaf de opdracht andere dobbelplaatsen te verbieden. Het lot van de dobbelschool is onbekend.[4]

Uit de stadsrekeningen van Arnhem blijkt dat de stad tot en met 1382 het monopolie op de inkomsten van het dobbelhuis heeft.[10]

In de veertiende eeuw had Rotterdam een dobbelschool waar een 'meester' toezicht hield op vals spelen en tevens les gaf in verschillende spelen. De school was in leen aan de kok van graaf Albrecht van Holland. In 1395 hief de graaf de school op.

Gelijktijdig met Rotterdam werd in 1395 de dobbelschool in Haarlem opgeheven.[11] Ondanks dat de legale dobbelschool formeel opgeheven was en dobbelscholen verboden waren[12] beloofde Albrecht van Beieren in 1573 als ruwaard aan het stadsbestuur van Haarlem geen dobbelschool in de stad te zullen exploiteren op voorwaarde dat de stad dobbelscholen evenmin zal toestaan.[13]

Bron B.H.D. Hermesdorf (1980) Rechtsspiegel. Een rechtshistorische terugblik in de lage Landen van het herfstij, hfst. XVII, Dekker & van de Vegt Nijmegen Opm. Anders dan Huizinga beperkt Hermesdorf zich tot de lage landen en richt hij zich op het alledaagse leven terwijl Huizinga zich richtte op de bovenlaag van de laat-middeleeuwse samenleving in Frankrijk en de Nederlanden. (Ter inleiding p. XV) Noten Omhoog ↑ Geïntegreerde TaalBank geraadpleegd 11 april 2015 Omhoog ↑ Hoofdstuk XVII Spel en speelzucht p. 407 Omhoog ↑ Westfries Genootschap En hoe was dit mogelijk? p. 45 ↑ Omhoog naar: a b Geschiedenis van Schiedam geraadpleegd 11 april 2015 Omhoog ↑ Willem van der Tranerijen (1952) Boec van der loopender practijken der Raidcameren van Brabant, 2 delen Omhoog ↑ L. Gilliodtsvan Severen (1875) in: Coutumes des Pays et Comté de Flandre. Quartier de Bruges II Omhoog ↑ A.E. Gheldolf (1868) in: Coutumes des Pays et Comté de Flandre. Coutume d. I. ville de Gand. Omhoog ↑ Een dobbelschool te Heusden in: Brabants Heem DL 19 jrg. XIX p. 74-75 geraadpleegd 24 april 2015 Omhoog ↑ J.W. Marsilje (z.j.) Het financiële beleid van Leiden in de Laat-Beierse en Bougondische periode ±1390-1477 p. 113-114 Omhoog ↑ L. de Leeuw (1983) ’De vroegste stadsrekeningen van Arnhem (1353-1417)' in: Bijdragen en Medelingen Gelre LXXIV Omhoog ↑ Jacob Gabriel Litzau (1839), Beschrijving der stad Rotterdam, van de vroegste tijden af tot op den tegenwoordigen tijd, p.80, Masier Rotterdam geraadpleegd 11 april 2015 Omhoog ↑ Het morele veld van de Moderne Devotie, weerspiegeld in de Gnotosolitos parvus van Arnold Gheyloven van Rotterdam, 1423 geraadpleegd 23 april 2015 Omhoog ↑ Stadsarchief Haarlem geraadpleegd 11 april 2015 Literatuur Klaas de Vries (1955), 'Het dobbelverbod in de middeleeuwse steden' in: Tijdschrift voor Strafrecht nr. 64 p. 252-257 Categorie:Dobbelspel Categorie:Casino



Boedelverdeling bewerken

Boedelverdeling (ook: boedelscheiding) is de verdeling van de gezamenlijke boedel tussen verschillende gerechtigden.

Een gezamenlijke boedel is veelal een nalatenschap, maar ook een boedel bij echtscheiding, of het vermogen van een rechtspersoon, kortom alle zaken die aan meer dan één persoon toebehoren.

Burgerlijk Wetboek Boek 3, Titel 7. Gemeenschap, Afdeling 1. Algemene bepalingen, Artikel 185 bepaalt:

  • Voor zover de deelgenoten en zij wier medewerking vereist is, over een verdeling niet tot overeenstemming kunnen komen, gelast op vordering van de meest gerede partij de rechter de wijze van verdeling of stelt hij zelf de verdeling vast, rekening houdende naar billijkheid zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang.
  • Als wijzen van verdeling komen daarbij in aanmerking:
    • toedeling van een gedeelte van het goed aan ieder der deelgenoten;
    • overbedeling van een of meer deelgenoten tegen vergoeding van de overwaarde;
    • verdeling van de netto-opbrengst van het goed of een gedeelte daarvan, nadat dit op een door de rechter bepaalde wijze zal zijn verkocht

Nalatenschap bewerken

Volgens de Nederlandse erfwet krijgt bij overlijden van een echtgenoot de langstlevende echtgenoot het hele vermogen van de erflater, bezittingen en schulden. De langstlevende echtgenoot kan hier vrij over beschikken en ongestoord van verder leven. Voor de afdracht van de erfbelasting dient de successievelijke waarde van het vermogen vastgesteld te worden. Laat de erflater kinderen na dan dient eveneens de commerciële waarde van het vermogen vastgesteld te worden. Deze waarde wordt gedeeld door het aantal kinderen plus 1 (de overgebleven ouder). De uitkomst bepaalt de niet-opeisbare vordering die de kinderen krijgen op de ouder.

Voorbeeld: vermogen 1 miljoen, bij 4 kinderen krijgt ieder kind een niet-opeisbare vordering van 200.000 op de ouder. Deze vordering is echter eerst opeisbaar bij persoonlijk faillissement of overlijden van de laatste ouder. In beide gevallen is de kans aanwezig dat de kinderen uiteindelijk niets ontvangen uit de nalatenschap.

Bij toepassing van de huidige erfwet (2003) heeft er geen boedelverdeling plaats. Wil men afwijken van het versterferfrecht dan zal men een testament op moeten laten maken.

Geschiedenis bewerken

Reeds in de Romeinse tijd was er het beginsel dat niemand genoodzaakt is om in onverdeelde gemeenschap te blijven. De twaalftafelenwet regelde al de verdeling van de erfenis tussen de erfgenamen.

Oude erfwet (1838-2003) bewerken

Volgens de oude erfwet kregen de erfgenamen (meestal de kinderen) een gelijk deel. Als de partner van de overledene nog leefde kreeg deze eveneens een kindsdeel. Bij een huwelijk in gemeenschap van goederen viel slechts de helft van het huwelijkse vermogen in de boedelverdeling. Ondanks dat hij/zij sowieso de helft van het vermogen al had, wordt er vaak gezegd: hij/zij krijgt de helft plus een kindsdeel.

Als de partner nog leefde, en er was sprake van huwelijkse gemeenschap en er waren 4 kinderen dan werd de verdeling als volgt toegepast:

  • ieder kind: (1/5 × 50%) = 10% per kind, totaal 40% van het huwelijkse vermogen
  • partner: (1/5 × 50%) = 10% van het huwelijks vermogen

De partner behield 50% eigen vermogen en ontving daarnaast 10% kindsdeel, totaal 60% en moest 4x 10% of 40% direct uitkeren aan de kinderen. Daardoor kwamen langstlevenden na een boedelverdeling vaak in financiële problemen en waren genoodzaakt hun vermogen (meestal de eigen woning) te gelde te maken.

Indien men kiest voor een verdeling volgens de oude erfwet zal men de gang naar een notaris moeten maken om daar een testament op te laten stellen en te laten registreren.

Indien de partners op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd ging het bovenstaande niet altijd op. De vermogensbestanddelen van de overledene werden dan in gelijke kindsdelen verdeeld (in bovenstaand voorbeeld ieder 1/5 of 20%). De achterblijvende partner behoudt dan hetgeen hij/zij al had. Afhankelijk van de inhoud van de huwelijkse voorwaarden zijn hier nog diverse varianten op mogelijk.

Het Burgerlijk Wetboek schrijft voor hoe er verdeeld wordt, ook als de situatie complexer is. Bij testament kan van deze verdeling worden afgeweken.

Onenigheid binnen families is vaak een gevolg van boedelscheidingen, waarvan wordt verondersteld dat deze niet eerlijk is verlopen.

Echtscheiding bewerken

Rechtspersonen bewerken

Bij een boedelverdeling van een rechtspersoon spreekt men van vereffening.

  Zie vereffening voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Zie ook bewerken



Categorie:Burgerlijk recht Categorie:Erfrecht


Overleg:Boedelverdeling bewerken

De tweede zin liep niet.

Vennootschap vervangen door rechtspersoon, neutraler. Boedelverdeling kan behalve voor vennootschappen ook gelden voor o.a. verenigingen of stichtingen.

Erfenis vervangen door nalatenschap. Het geen verdeeld wordt is de nalatenschap, wat overblijft is de erfenis.

Het vervolg van het artikel betrof eigenlijk alleen de boedelverdeling na een overlijden. Alles ondergebracht onder het kopje 'Nalatenschap'. En aangepast aan de huidige wetgeving. Overigens al vanaf 2003!

Verdeling 'Rechtspersoon' verwezen naar vereffening.

Nu ontbreekt de invulling van het kopje 'Echtscheiding' nog. Ik voel me niet geroepen hier invulling aan te geven. Misschien een andere wikipediaan?

Haagschebluf (overleg) 9 apr 2015 05:16 (CEST)Reageren




Wapen van Dinxperlo bewerken

 
Wapen van Dinxperlo

Het Wapen van Dinxperlo, toont Vrouwe Justitia en gekruiste zwaarden op een gedeeld blazoen. Het is in gebruik geweest van 28 juli 1897 tot 1 januari 2005.

Geschiedenis bewerken

Het wapen van Dinxperlo is een zogenoemd 'sprekend' wapen, wat wil zeggen dat het de plaatsnaam sprekend uitbeeldt. Lang is aangenomen dat de naam Dinxperlo zou zijn opgebouwd uit Ding wat staat voor een gericht, sper wat een plek in het bos aangeeft waar het gericht gehouden werd, en Lo wat een 'open plaats' in het bos aangeeft. Niet iedereen staat achter deze verklaring. Dinxperlo was in de Middeleeuwen een onbetekenende plaats, hoewel het op 28 juni 1326, toen de bisschop van Munster Dinxperlo samen met de gerichten Aalten en Winterswijk verpandde aan de graaf van Gelre al wel een eigen gericht had. Dat beperkte zich echter tot de lagere jurisdictie. Vanaf de zestiende eeuw moesten de inwoners van Dinxperlo voor de gerichtsdagen naar Aalten.[1][2]

Uit recenter plaatsnaamonderzoek is gebleken dat in de late middeleeuwen Dinxperlo voorkomt onder verschillende namen. In 1260 'Dingkesloe', in 1281 'Dinkesberne' en in 1331 'Dinkeloe'. Vast staat dat het achtervoegsel 'open plek in het bos' betekent.[3] 'Berne' betekent bron waardoor men bij het voorvoegsel Dinke of dinkes denkt aan een riviertje, zoals de Dinkel in Twente. De naam Dinxperlo is waarschijnlijk de aardrijkskundige benaming van de plek waar de oorspronkelijke nederzetting gesticht is, een open plek in een bos aan een riviertje.

Het wapen van Dinxperlo is dus minder 'sprekend' dan men in de negentiende eeuw aannam.

Blazoenering bewerken

De Hoge Raad van Adel heeft op 28 juli 1897 de volgende blazoenering aan het wapen gegeven:

Doorsneden: I.In azuur het ten halven lijve uitkomende beeld der Jusitia, gelaat, haren en handen van natuurlijke kleur, gekleed in een geschubt pantser van zilver met een geciseleerden zilveren helm op het hoofd, in de rechterhand een zwaard van zilver met de punt omhoog en in de linker een weegschaal van goud houdende: II. in sabel twee schuin kruislings geplaatste zwaarden van zilver met de punten omlaag, elk gedeeltelijk omstrengeld door een strik van natuurlijke kleur, met afhangende uiteinden.[4] Het schild is omgeven door het randschrift: 'gemeentebestuur Dinxperlo'.[5]

Het randschrift is volgens de secretaris van de HRvA niet geheel correct, een wapen wordt aan de gemeente verleend en niet aan het gemeentebestuur.

Symboliek bewerken

Er zitten twee gerechtelijke symbolen in het wapen, Vrouwe Justitia en gekruiste zwaarden. De Hoge Raad van Adel vond het ingediende wapen overdadig met twee symbolen van gerechtigheid en recht. Bovendien was Vrouwe Justitia ten tijde van de rechtspraak in Dinxperlo nog niet bekend. Dat geldt ook voor haar voorgangster de Griekse godin Themis die in de Lage Landen eerst aan het einde van de 15e eeuw als symbool voor gerechtigheid gold. De Hoge Raad van Adel vond haar onhistorisch en stelde voor een wapen met slechts de zwaarden te verlenen. De gemeente Dinxperlo besloot echter om en Vrouwe Justitia en de zwaarden te handhaven.

 
Wapen Gemeente Aalten sinds 2010

Verwant wapen bewerken

De gekruiste zwaarden met de gouden stroppen van het wapen van Dinxperlo zijn nadat Dinxperlo toegevoegd is aan de gemeente Aalten in het nieuwe wapen van Aalten opgenomen. Hierover is veel politieke discussie gevoerd. Het Aaltense college was van mening dat het voorstel van de Hoge Raad van Adel geen vriendelijk beeld uitstraalde en adviseerde geen wapen, slechts een vlag te laten ontwerpen. Uiteindelijk heeft men zich bij de grenzeloze wijsheid van de Hoge Raad van Adel neergelegd en werd het nieuwe wapen bij KB van 8 juni 2010 ingevoerd. In Aalten gebruikt men bij voorkeur het oude wapen.[6][7]

Voordat Dinxperlo het wapen met vrouwe Justitia voerde bevatte het wapen een schuin links gerichte bundel hennep omwikkeld met linten in een blauw gearceerd veld. Dinxperlo was bekend om haar hennepteelt en hennepmarkt.[8][9]





Zie ook bewerken

Lijst van vaktermen in de heraldiek


Categorie:Wapen van voormalige Gelderse gemeente Categorie:Geschiedenis van Aalten




Bronckhorster Eigenweiss bewerken

Bronckhorster Eigenweiss
Afbeelding gewenst
Brouwer Brouwerij Rodenburg
Oorsprong Rha   Nederland
Type Weizenbier
Gisting bovengisting
Alcoholpercentage 5,0%
Stamwortgehalte 12o Plato
Graan gerstemout, Pils, Cara 20, tarwe
Hop Cascade, Soverreign
Ingrediënten water, gerstemout, hop en biergist
Afwerking ongefilterd
Kleur lichtgeel
Smaak fris, iets lemmon, bittere nasmaak
Bitterheidsgraad vrij bitter voor een witbier
Lijst van Nederlandse bieren
Portaal      Bier

Bronckhorster Eigenweiss is een Nederlands bier van hoge gisting dat vanaf 2007 geproduceerd wordt.

Het bier wordt gebrouwen en gebotteld door Brouwerij Rodenburg te Rha. Het heeft zich na een aantal aanpassingen vanaf 2013 als een koolzuurrijk lichtgeel bier, type witbier van hoge gisting met een alcoholpercentage van 5,0% gestabiliseerd.

Het wordt gebrouwen volgens het Duitse ‘Reinheitsgebot’ uit 1516. Ondanks de strenge voorwaarden hiervan is de brouwer er in geslaagd dit bier een eigenwijs karakter te geven. Het heeft een frisse lemmonachtige smaak met een bittere afdronk.[1]

De beste schenktemperatuur is 5-8°C. Eigenweiss smaakt vooral op een zomerse dag lekker bij een frisse salade met bijvoorbeeld geitenkaas.

Zie ook bewerken


Categorie:Nederlands witbier



Richarda van Beieren bewerken

Richarda van Beieren bewerken

Richardis von Scheyern-Wittelsbach (Kelheim, 1173 - Roermond, 7 december 1231) was een dochter van paltsgraaf Otto I van Beieren en Agnes van Loon. Zij huwde in 1186 met Otto I graaf van Gelre. Richardis was een belangrijk persoon in de Gelderse politiek. Haar familie voerde dezelfde leeuw in hun wapen als de Gelderse graven.[1] Zij was diep religieus. Na het overlijden van Otto I in 1207 liet ze een woning bouwen op de Elberg in de buurt van het kluizenaarsklooster Bethlehem bij Doetinchem waar zij van tijd tot tijd verbleef. [2][3] Daar wijdde zij zich aan God en zij steunde de kloostergemeenschap.[4] De Gelderse graven hadden nauwe banden met de cisterciënzer orde met name met het klooster Kamp. Samen met haar man was Richardis lid van de gebedsgemeenschap van de abdij van Altenberg. Einde 12de eeuw had Otto I het plan zelf een cisterciënzer klooster te stichten maar had dit niet ten uitvoer gebracht. Tien jaar na het overlijden van haar man wilde Richardis toetreden tot deze orde. Omdat Gelre geen cisterciënzer klooster bezat stichtte haar zoon graaf Gerard III in 1218 in Roermond het Onze-Lieve-Vrouwenmunster. Richardis werd de eerste abdis van deze vrouwenabdij. De abt van de abdij Kamp werd als visitator aangesteld.[5]

In 1228 stichtte zij het klooster Mariënhorst bij Deventer.[6] Richardis overleefde haar zoon Gerard III graaf van Gelre die in 1229 overleed. Haar kleinzoon Otto II graaf van Gelre en Zutphen verleende in 1231 stadsrechten aan Harderwijk. Waarschijnlijk zijn deze rechten in opdracht van Richardis overgeschreven van de Roermondse rechten.[4]

Kinderen bewerken

Uit het huwelijk met Otto I werden de volgende kinderen bekend:

Na de dood van haar man werd ze abdis van de abdij van Roermond, en is daar ook begraven.


Categorie:Huis Wittelsbach

Terugkeren naar de gebruikerspagina van "Haagschebluf/Archief/Kladblok (Coaching Dqn13)".