Martharaptor

geslacht uit de orde Saurischia

Martharaptor is een geslacht van theropode dinosauriërs, behorend tot de groep van de Maniraptora, dat tijdens het vroege Krijt leefde in het gebied van het huidige Utah. De enige benoemde soort is Martharaptor greenriverensis.

Martharaptor
Status: Uitgestorven, als fossiel bekend
Middenvoetsbeentjes van Martharaptor greenriverensis
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Superorde:Dinosauria (Dinosauriërs)
Orde:Saurischia
Onderorde:Theropoda
Geslacht
Martharaptor
Senter, Kirkland & DeBlieux, 2012
Typesoort
Martharaptor greenriverensis
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

Vondst en naamgeving bewerken

Vijftien kilometer ten zuidoosten van Green River in het oosten van Utah is door Martha Hayden en Cari Corbett een vindplaats van dinosauriërs blootgelegd. Later werd die verder uitgegraven door een vereniging van amateurpaleontologen, de Utah Friends of Paleontology, onder professionele leiding van Lindsay Zanno en Robert Thomas Bakker. Daarbij werd het skelet aangetroffen van een kleine theropode die een nog onbekende soort bleek te vertegenwoordigen.

In 2012 werd de typesoort Martharaptor greenriverensis benoemd en beschreven door Philip Senter, James Kirkland en Donald DeBlieux. De geslachtsnaam verbindt de voornaam van Martha Hayden met een Latijns raptor, "rover". De soortaanduiding verwijst naar Green River.

Het holotype, UMNH VP 21400, is gevonden in een laag van de bovenste Yellow Cat Member van de Cedar Mountain Formation, welke laag dateert uit het vroege Aptien, ongeveer 124 miljoen jaar oud. Het omvat wervels van de nek, rug en staart, een schouderblad, een zitbeen, een stuk schaambeen en elementen van de onderarm en de voet. De vondst bestaat uit losse botten die op een oppervlakte van een vierkante meter tot een diepte van twintig centimeter aanwezig waren. De kwaliteit van het materiaal is tamelijk slecht. Omdat er onder de botelementen geen duplicaten waren, is aangenomen dat het om een enkel individu gaat.

Beschrijving bewerken

Algemene bouw, grootte en onderscheidende kenmerken bewerken

 
Het merendeel van de gevonden grotere elementen

Martharaptor is een kleine tweevoetige theropode. De bouw is afhankelijk van de vraag tot welke groep het dier eigenlijk behoort. Gaat het, zoals het beschrijvende artikel voorzichtig stelt, om een basale therizinosauroïde, dan is de lichaamslengte van het holotype ongeveer anderhalf à twee meter en het gewicht een veertig kilogram. In dat geval is de staart tamelijk kort en werd de romp licht opgeheven gehouden. De nek is relatief lang.

 
Vingerkootjes waaronder de handklauwen

De beschrijvers wisten enkele onderscheidende kenmerken vast te stellen die op zich niet uniek zijn, maar wel een unieke combinatie van eigenschappen opleveren. De voorste gewrichtsuitsteeksels van de halswervels zijn niet gebogen. De voorste ruggenwervels hebben een hypapofyse, een onderste uitsteeksel aan, in dit geval, de voorkant, en een enkel paar pneumatoporen, pneumatische openingen. De handklauwen zijn sterk gebogen en hebben een uitstekende bult voor de aanhechting van de pees van de buigende spier, maar geen lipvormig uitsteeksel aan de bovenste achterrand. De handklauwen zijn zo sterk gekromd dat hun lengte van de punt in een haakse lijn tot het achtervlak gemeten minder is dan de hoogte van dat achtervlak. De klauw van de derde vinger is bijna even groot als de klauw van de tweede vinger. Het uiteinde van het schouderblad is verbreed. Het bovendeel van het zitbeen is overdwars versmald. Het eerste middenvoetsbeen is bovenaan vernauwd en onderaan overdwars versmald in verhouding tot de andere middenvoetsbeenderen. Alle middenvoetsbeenderen hebben onderaan geen scharniergewrichten. Het vierde middenvoetsbeen is onderaan direct boven de gewrichtsknobbels vernauwd. De voetklauwen zijn overdwars versmald en sterk gekromd. De klauw van de eerste teen is het kleinst.

Skelet bewerken

Van de schedel is niets bekend. Van de nek is slechts de linkerhelft van een enkele wervelboog bewaard met daarop een niet gebogen voorste en een achterste gewrichtsuitsteeksel, verbonden door een richel. De lengte is 72,7 millimeter. Eén ruggenwervel is gevonden, vermoedelijk de eerste. Deze is amficoel, met holle uiteinden, en de onderrand van het voorvlak is verdikt tot een hypaposfeen. Schuin daarboven en achter bevindt zich aan de rechterkant een duidelijke pneumatische opening, een pneumatopoor met een vierkante omtrek. Aan de linkerzijde zijn ook sporen van een pneumatopoor zichtbaar.

Het schouderblad heeft een matig verbreed bovenste uiteinde en onderaan een kleine bijlvormige processus acromialis die opvallend van de voorste onderkant uitsteekt. Het vlak van het schoudergewricht loopt niet over op de buitenste zijkant. Twee elementen van een voorpoot zijn gevonden die onder voorbehoud zijn geïdentificeerd als de schacht van het spaakbeen en de onderkant ellepijp. Ze hebben een ronde doorsnede, maar zijn te beschadigd om verdere speciale kenmerken vast te stellen. Wat middenhandsbeenderen en vingerkootjes hebben een scharniergewricht aan het onderste uiteinde. De handklauwen zijn kort en robuust; één ervan is duidelijk groter en dus vermoedelijk die van de eerste vinger.

Het eerste middenvoetsbeen raakt bovenaan de enkel niet, maar vlakt af zoals bij de meeste theropoden. Ook was de binnenkant afgevlakt om tegen het tweede middenvoetsbeen te passen. De eerste teen had dus vermoedelijk geen dragende functie zoals bij de latere Therizinosauridae. Het gewrichtsvlak voor de eerste teen loopt verder op de voorkant van het eerste middenvoetsbeen en de teen was dus kennelijk een beweeglijk element. Doordat de binnenste onderste gewrichtsknobbel wat langer is dan de buitenste, stond de eerste teen wat af. De onderkanten van de middenvoetsbeenderen hebben geen scharniergewrichten, maar slechts gewrichtsknobbels aan de onderzijde, waarbij de buitenste knobbel boller is dan de binnenste. Bij het vierde middenvoetsbeen steekt die binnenste knobbel ook veel verder naar onderen uit. Een fragment lijkt daarbij aan te tonen dat het onderste gedeelte van het vierde middenvoetsbeen geen contact maakt met het derde middenvoetsbeen. De tenen waren dus naar buiten toe beweeglijker en ook afstaand in die richting zodat de voet meer gespecialiseerd lijkt voor een stabiele gang dan om zeer snel te rennen. De voetklauwen zijn robuust, sterk gekromd en overdwars afgeplat.

Fylogenie bewerken

Martharaptor is in 2012 door de beschrijvers in de Therizinosauroidea geplaatst. Volgens een cladistische analyse bevond hij zich in een basale positie, boven Beipiaosaurus maar beneden Alxasaurus in de stamboom. De beschrijvers wezen er echter op dat de plaatsing wegens de beperktheid van de vondsten nog zeer onzeker was. Typisch therizinosauroïde kenmerken zijn de sterke kromming van de tamelijk smalle klauwen en het ontbreken van scharniergewrichten bij de middenvoetsbeenderen.

De positie in de evolutionaire stamboom volgens het beschrijvende artikel toont het volgende kladogram.

Therizinosauroidea 

Falcarius




Beipiaosaurus




Martharaptor




Alxasaurus


Therizinosauridae 

Nanshiungosaurus




Suzhousaurus




Nothronychus




Segnosaurus




Neimongosaurus



Erliansaurus




Erlikosaurus



Therizinosaurus