De Loricata[1] zijn een groep reptielen die krokodilachtigen en hun voorouders omvat. Ze werden benoemd door de Duitse natuuronderzoeker Blasius Merrem in zijn Versuch eines Systems der Amphibien uit 1820. Merrem beschouwde ze als een van de drie groepen Pholidota (reptielen), de andere twee zijn Testudinata (schildpadden) en Squamata (hagedissen en slangen). Loricata, 'de met platen gepantserden', was een vroege naam voor een orde die krokodillen, alligators en gavialen omvat, hoewel de orde nu Crocodylia wordt genoemd.

Loricata
Status: Uitgestorven
Fossiel voorkomen: Midden-Trias tot recent
Skelet van Prestosuchus
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Onderklasse:Diapsida
Infraklasse:Archosauromorpha
Clade
Loricata
Merrem, 1820
Loricata op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

De naam Loricata kreeg in 2011 een nieuwe fylogenetische definitie. In zijn onderzoek naar de vroege fylogenie van de Archosauria definieerde paleontoloog Sterling J. Nesbitt het als de meest omvattende clade met Crocodylus niloticus (de nijlkrokodil), maar niet de uitgestorven Poposaurus gracilis, Ornithosuchus longidens of Aetosaurus ferox. De groep bestaat dus uit alle soorten nauwer verwant aan Crocodylus dan aan Poposaurus, Ornithosuchus of Aetosaurus. Nesbitt beschouwde de volgende kenmerken als synapomorfieën (gedeelde nieuwe kenmerken) van de Loricata:

  • Vier tanden in de premaxilla van de bovenkaak.
  • Een richel op het squamosum aan de achterkant van de schedel.
  • Een tak van het squamosum raakt de rand van het onderste slaapvenster.
  • Een lange, smalle oogkas.
  • Een richel halverwege de lengte van het kuitbeen voor de aanhechting van de musculus iliofibularis.
  • Een articulatie tussen het vierde tarsale bot en de onderkant van het hielbeen in de enkel.
  • Een uitsteeksel aan de basis van het vijfde middenvoetsbeentje dat van het uiteinde van het bot is gescheiden door een holle opening.

Nesbitt's fylogenetische analyse plaatste Crocodylomorpha en verschillende Rauisuchia binnen de Loricata. De Rauisuchidae bleken het zustertaxon van Crocodylomorpha te zijn, terwijl de Prestosuchidae een reeks meer basale Loricata vormden. Loricata is het zustertaxon van Poposauroidea, een groep Rauisuchia uit het Trias. Hieronder staat een cladogram van Loricata uit Nesbitt (2011):

Paracrocodylomorpha 

Poposauroidea


 Loricata 

Prestosuchus




Saurosuchus




Batrachotomus




Fasolasuchus




Rauisuchidae



Crocodylomorpha








França, Langer en Ferigolo (2011) ontdekten dat, wanneer toegevoegd aan de analyse van Nesbitt (2011), Decuriasuchus werd teruggevonden als de meest basale loricaat. De toevoeging ervan beïnvloedde ook de fylogenetische plaatsing van Ticinosuchus; in de oorspronkelijke analyse van Nesbitt werd het buiten Loricata gevonden, maar toen Decuriasuchus in de analyse werd opgenomen, werd Ticinosuchus gevonden als een basaal lid van de Loricata.

Vóór 2011 werden poposauroïden gezien als nauwere verwanten van crocodylomorfen dan rauisuchiden en prestosuchiden waren. De clade Paracrocodylomorpha omvat de poposauroïden en crocodylomorfen. Hoewel Paracrocodylomorpha was aangewezen om rauisuchiden en prestosuchiden uit te sluiten, ontdekte Nesbitt dat de meeste leden van die groepen dichter bij de crocodylomorpha staan dan bij de poposauroiden. Zo wordt het geheel van de Loricata momenteel beschouwd als een subgroep van de Paracrocodylomorpha.

Een clade genaamd Paracrocodyliformes werd opgericht in 2007 waarin rauisuchiden en prestosuchiden nauwer verwant waren aan Crocodylomorpha, en de poposauroiden waren ten opzichte daarvan een meer basale groep. De Paracrocodyliformes vallen materieel samen met de Loricata.

Geslachten bewerken