De mulieribus claris

De mulieribus claris (Over beroemde vrouwen) is een verzameling van levensbeschrijvingen van beroemde historische, Bijbelse en mythische vrouwen geschreven door Giovanni Boccaccio in Certaldo tussen de zomer van 1361 en die van 1362. Het was opgedragen aan Andrea Acciaiuoli, gravin van Altavilla en zus van zijn goede vriend Niccolo Acciaiuoli. Het was de eerste verzameling van biografieën van vrouwen die in de westerse literatuur tot stand kwam.[1] Boccaccio bleef het werk aanpassen tot aan zijn dood in 1375.

Miniatuur van musicerende vrouwen in de 15e-eeuwse Franse vertaling van de De claris mulieribus, . British Libray Royal 16 G. V; f.3v.

Ontstaan bewerken

In het voorwoord schreef Boccaccio dat hij dit werk ondernam geïnspireerd door het werk van zijn vriend Petrarca over beroemde mannen, De viris illustribus. Dat zette hem aan een gelijkaardig werk te schrijven over beroemde vrouwen om voor het nageslacht de herinnering te bewaren aan vrouwen die bekend waren om hun grote daden. Hij voelde zich verplicht zowel de daden van slechte als van goede vrouwen te beschrijven, omdat volgens hem de weerzin die gewekt zou worden door de daden van slechte vrouwen des te meer zou aanzetten tot de deugdzaamheid getoond door de goede vrouwen.[1]

Het werk ontstond volgens de studie van Zaccaria in negen fases.[2] De hoofdmoot, een voorwoord en 102 hoofdstukken, werden geschreven in Certaldo in de zomer van 1361. In juni 1362 wordt hij uitgenodigd naar Napels door zijn vriend Niccolo Acciaiuoli. In Napels schrijft hij de opdracht aan Andrea Acciaiuoli, maar hij beschouwde zijn werk nog niet als voltooid. Vervolgens schrijft hij de huidige hoofdstukken XXXI en LXXX en aan enkele reeds bestaande hoofdstukken voegt hij moraliserende secties toe. Boccaccio zou overwogen hebben om het boek op te dragen aan koningin Johanna van Napels, maar zag daar uiteindelijk van af. Hij gaat nog jaren verder met het maken van kleine aanpassingen en het is pas tegen het einde van zijn leven dat hij een kopie maakt in een goed leesbaar script.[3]

Omschrijving bewerken

Het werk bestaat in zijn finale versie uit 104 hoofdstukken met 106 biografieën. De huidige publicaties bevatten meestal 106 hoofdstukken, één per biografie, maar in het origineel waren XI en XII en XIX en XX samengevoegd omdat ze het levensverhaal van respectievelijk Marpesia en Lampedon en Orithya en Antiope beschreven, die nauw met elkaar waren verbonden.

Receptie en invloed bewerken

Het werk werd door de tijdgenoten van Boccaccio erg geapprecieerd, te oordelen naar de meer dan honderd manuscripten die bewaard zijn gebleven en gezien het feit dat het bijna onmiddellijk vertaald werd naar het vernaculair door Donato degli Albanzani en fra Antonio de San Lupido.[4] Ook in gedrukte versie werd het werk zeer populair; de editio princeps werd gedrukt door Johann Zainer in Ulm in 1473 en er volgden talrijke andere incunabelen, zowel van de Latijnse versie als van vertalingen. De eerste editie in de Nederlanden was van Aegidius van der Heerstraten in Leuven in 1487. De eerste Nederlandse vertaling verscheen in 1525 bij Claes de Grave in Antwerpen.

Daarnaast inspireerde het werk ook tal van andere schrijvers zoals onder meer Christine de Pizan in haar Livre de la Cité des dames, en Geoffrey Chaucer was de eerste Engelse vertaler van een deel van het werk: zijn Monk's Tale van de Canterbury Tales bevat een vertaling van het volledige hoofdstuk van Zenobia uit de De mulieribus claris als een van de verhalen.[5][6][7] Maar ook in de 15e en 16e eeuw waren er nog tal van auteurs die zich lieten inspireren door Boccaccio's werk, zoals Alonso van Cartagena in zijn De las mujeres ilustres, Thomas Elyot in zijn Defense of Good Women, Giovanni Sabbadino degli Arienti met Gynevera de la clare donne, Iacopo Filippo Forest met zijn De plurimis claris selectisque mulierbus en Jean Lemaire de Belges in zijn Couronne margaritique.[5]

Bronnen bewerken

De enige bronnen die Boccaccio zelf opgeeft zijn de Bijbel, de apostel Paulus en Hieronymus, maar uit de tekst van de biografieën blijkt duidelijk dat hij gebruik maakte van de werken van de klassieke auteurs zoals Titus Livius, Ovidius, Vergilius, Valerius Maximus, Plinius de oudere, Publius Papinius Statius, Suetonius, Marcus Iunianus Iustinus, Lactantius en Orosius. Voor de biografieën van middeleeuwse dames gebruikte hij waarschijnlijk geschriften van tijdgenoten en kronieken.[8]

De 106 beroemde vrouwen bewerken

Weblinks bewerken

Zie de categorie De mulieribus claris van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.