Vliegen (dieren)

onderorde van insecten

De vliegen (Brachycera) vormen een onderorde van de tweevleugeligen (Diptera). De onderorde omvat zo'n 120 families. De meest bekende vlieg is de huisvlieg, een lid van de familie echte vliegen (Muscidae).

Vliegen
Goudoogdaas (Chrysops relictus) mannetje
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Klasse:Insecta (Insecten)
Orde:Diptera (Tweevleugeligen)
Onderorde
Brachycera
Schiner, 1862
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Vliegen op Wikispecies Wikispecies
(en) World Register of Marine Species
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Insecten

De belangrijkste karakteristiek van vliegen binnen de orde van de tweevleugeligen is dat zij sterk gereduceerde antennes hebben.

Taxonomie bewerken

De taxonomie van de vliegen is als volgt:[1]

Levenswijze bewerken

De levensduur van een volwassen vlieg is vaak maar enkele weken of dagen. Het larvenstadium heeft de langste levensduur en ze zijn te vinden in een grote verscheidenheid aan habitats en op verschillende substraten. Ze komen op onze breedtegraden als imago met name voor van april tot oktober. De dieren kunnen in alle levensfasen op en in beschermde leefgebieden overwinteren. Veel soorten zijn alleen in de winter actief, ook als volwassen dier.

Vliegen voeden zich met alle organisch materiaal, zowel rottend organisch materiaal als jagers op andere insecten of als parasieten. Sommige vliegen zijn concurrenten van mensen omdat ze de voorkeur geven aan planten die door mensen zijn gekweekt en daarom ongedierte worden genoemd (bijv. verschillende boorvliegen).

Voortplanting bewerken

Talrijke soorten leggen hun eieren op een zeer aspecifieke manier en verzorgen bijna nooit het broed. Daarom moeten er zeer grote aantallen eieren worden gelegd om de soort te laten overleven. Maar er zijn ook vliegen met uitgesproken broedzorg, vooral onder de parasieten. Andere parasitaire soorten komen uit in de baarmoeder van het vrouwtje en worden daar in het eerste larvale stadium gehouden totdat er een geschikte gastheer is gevonden. Dit betekent dat er geen eieren worden gelegd, maar larven.

In de gematigde breedtegraden met hun duidelijke jaarwisseling zijn er tal van soorten die in één jaar meerdere generaties kunnen doorlopen. De meeste soorten kennen waarschijnlijk een jaarwisseling van generaties. Het voortplantingspercentage is sterk afhankelijk van het weer en de voedselvoorziening en kan daarom van jaar tot jaar sterk variëren.

Vliegen kunnen zelfs op gladde oppervlakken een vaste plek vinden. Hiervoor gebruiken ze, net als spinnen en gekko's, zogenaamde vanderwaalskrachten, d.w.z. aantrekkingskrachten die ontstaan tussen de moleculen aan het oppervlak en die van hun poten. Vliegen versterken dit hechtende effect door een strategie te gebruiken die tot nu toe alleen bij hen is waargenomen: de fijne haartjes, de zogenaamde setae, waarmee hun poten zijn bedekt, eindigen in kleine ovale lobben. Deze scheiden een dun laagje vloeistof af dat zich tussen het gladde oppervlak en de vliegpoot bevindt. Op deze manier ontvouwen zich capillaire krachten, die door een kleverige substantie voor een extra klevende werking zorgen.

Sommige vliegensoorten brengen een deel van hun levenscyclus door in vlees, uitwerpselen of rottend organisch materiaal. Daar kunnen ze ziekmakende ziektekiemen oppikken en transporteren en doorgeven aan mens en dier.

Verschillende soorten van de families vleesvliegen (Calliphoridae), vleesvliegen (Sarcophagidae) en echte vliegen (Muscidae, bijvoorbeeld de wijdverspreide huisvlieg) zijn belangrijk als plagen en ziekteverwerkers. Hun maden zijn afvalrecyclers en leven voornamelijk van dode plantaardige en dierlijke stoffen. Individuele soorten leven ook in levend weefsel en veroorzaken daar myiasis als ziekteverwekkers (in engere zin betekent dit het ziektebeeld veroorzaakt door parasitaire huidmaden, waaronder Larva migrans).

Collecties bewerken

Wereldwijd bestaan er enkele belangrijke en zeer grote Diptera-collecties:

  • De abdij van Admont: De Diptera-collectie van pater Gabriel Strobl (1846-1925) in het natuurhistorisch museum van de abdij van Admont (Stiermarken, Oostenrijk) is een van de belangrijkste vliegencollecties in Europa met ongeveer 80.000 geconserveerde exemplaren en ongeveer 7500 verschillende soorten.
  • De Diptera-collectie van het Senckenberg Duitse Entomologisch Instituut omvat ongeveer 855.000 exemplaren van 19.200 soorten
  • Het Natural History Museum in Wenen heeft een Diptera-collectie met ongeveer 800.000 exemplaren.
  • De Zoölogische Collectie in München (Zoologische Staatssammlung München) heeft een Diptera-collectie met ongeveer 12.500 geïdentificeerde soorten.
  • Het Natural History Museum of Denmark heeft een collectie van ongeveer 150.000 exemplaren met een specialisatie in West-Palearctische Brachycera.
  • Het Biologisch Museum van de Universiteit van Lund heeft een belangrijke entomologische collectie, waaronder een sectie Diptera.
  • Het Natural History Museum in Londen heeft een zeer belangrijke collectie met 2,5 miljoen exemplaren.
  • Het Muséum national d'histoire naturelle in Parijs heeft een zeer belangrijke Diptera-collectie met ongeveer 2,5 miljoen exemplaren in ongeveer 30.000 soorten.
  • Het Naturalis Biodiversity Center in Leiden onderhoudt een belangrijke entomologische collectie met een sectie Diptera.
  • De CeNak in Hamburg herbergt een Diptera-collectie met 2218 soorten, waaronder 1784 Brachycera.