Theriodontia
De Theriodontia[1][2] zijn een groep (onderorde) van uitgestorven Synapsida.
| Theriodontia Status: Uitgestorven Fossiel voorkomen: Midden-Perm tot Holoceen | |||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| |||||||||
| Hoofdgroepen van de Theriodontia | |||||||||
| Taxonomische indeling | |||||||||
| |||||||||
| Onderorde | |||||||||
| Theriodontia Owen, 1876 | |||||||||
| |||||||||
| Cynognathus | |||||||||
Afbeeldingen op  Wikimedia Commons
| |||||||||
Theriodontia op  Wikispecies
| |||||||||
| |||||||||
In 1876 benoemde Richard Owen een onderorde Theriodontia. De naam betekent 'zij met de zoogdiertanden'. De groep verdeelde hij in de Cynodontia en de Gomphodontia. Die laatste worden tegenwoordig gezien als deel van de Cynodontia.
In het midden van de twintigste eeuw verdeelde Alfred Sherwood Romer de Therapsida strikt in de plantenetende Anomodontia en de vleesetende Theriodontia. Die indeling bleek uiteindelijk onhoudbaar omdat de vleeseters en planteneters niet altijd onderling het nauwst verwant waren.
Het moderne begrip Theriodontia is ontwikkeld door James Allen Hopson. Bij hem zijn ze de groep die bestaat uit de Gorgonopsia en de Eutheriodontia. Het is echter de vraag of dat werkelijk zustergroepen zijn. Die onzekerheid vermindert het belang van het concept. Als het waar is, zijn de Theriodontia weer de zustergroep van de Anomodontia binnen de Neotherapsida.
Het volgende cladogram toont de indeling volgens Hopson.
| Neotherapsida |
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Theriodontia duiken op in het Midden-Perm en waren toen de belangrijkste roofdieren. Afgeleide deelgroepen maakten een tweede bloei door tijdens het Vroeg-Trias. In een fase met zware concurrentie door Archosauromorpha verkleinden sommige groepen Theriodontia hun lichaamsomvang. Dat bleek een uitstekende overlevingstactiek. Een deelgroep, de zoogdieren, bestaat nog steeds en de Theriodontia zijn tegenwoordig de dominante landdieren. Ook de mens is een theriodontiër.
Er zijn weinig eigenschappen die de Theriodontia gemeen hebben, hun synapomorfieën. Volgens Hopson delen ze een lage platte snuit, een smal schedeldak tussen de slaapvensters en een vrijstaand coronoïde uitsteeksel op de achterste onderkaak. Volgens Thomas Kemp echter gaat het slechts om oppervlakkige gelijkenissen. De platte snuit komt ook bij Biarmosuchia voor en het coronoïde uitsteeksel heeft bij de Gorgonopsia een heel andere structuur.
| Bronnen, noten en/of referenties
Literatuur
Noten
|