Iepenmineermot
De iepenmineermot (Stigmella ulmivora) is een vlinder uit de familie dwergmineermotten (Nepticulidae).
Iepenmineermot | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||
man (foto 3) vrouw (foto 4) | |||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Stigmella ulmivora (Fologne, 1860) | |||||||||||||
![]() | |||||||||||||
Mijnen van de iepenmineermot (Stigmella ulmivora) | |||||||||||||
![]() | |||||||||||||
Mijn van de iepenmineermot (Stigmella ulmivora) | |||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||
|
Kenmerken
bewerkenDe spanwijdte is 4-5 mm. De dikke rechtopstaande haren op de top van het hoofd zijn zwart. De kraag is zwart. Antenne oogkappen zijn wit. De voorvleugels zijn glanzend donker koperachtig-goud. De costa is diep paars. Er is een glanzende zilverachtige fascia voorbij het midden. De achtervleugels zijn vrij donker.
Volwassenen vliegen meestal in mei in één generatie, maar er kan een tweede generatie zijn, afhankelijk van de locatie.
Ecologie
bewerkenDe larven voeden zich met Ulmus glabra, Ulmus laevis, Ulmus minor en Ulmus pumila. Ze ontginnen de bladeren van hun waardplant. De mijn bestaat uit een slanke gang. In het eerste segment is de frass geconcentreerd in een smalle middenlijn. Het frasspatroon in het latere segment is zeer variabel, variërend van een smalle centrale lijn tot breed verspreid of zelfs opgerold.
Taxonomie
bewerkenDe wetenschappelijke naam is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1860 door de Belgische entomoloog Egide Fologne.
Verspreidingsgebied
bewerkenDe soort komt voor in Europa.