Stelling van Holditch

De stelling van Holditch is een stelling uit de vlakke meetkunde. Ze werd gepubliceerd door de Brit Hamnet Holditch in 1858.

De stelling van Holditch bewerken

 
Het principe van de stelling van Holditch. De eindpunten van een lijnstuk met vaste lengte glijden over een convexe kromme. Een punt op het lijnstuk beweegt mee en creëert een nieuwe kromme. De stelling van Holditch gaat over de oppervlakte tussen de kromme gevolgd door het punt op het lijnstuk en de oorspronkelijke kromme waarover de eindpunten van het lijnstuk bewegen.

Men verbindt twee punten op een gesloten en vloeiende convexe kromme   door middel van een lijnstuk, en kiest op het lijnstuk een willekeurig punt  . Het woord vloeiend betekent dat de kromme geen hoeken bevat. Dit punt   verdeelt het lijnstuk in twee stukken met respectievelijke lengtes   en  . Vervolgens laat met de twee punten langs de convexe kromme glijden op zo'n manier dat hun onderlinge afstand, dus de lengte van het lijnstuk, constant blijft. Het punt  , dat meeglijdt beschrijft zelf een kromme  , de Holditchkromme, die binnen   ligt. De stelling zegt dat de oppervlakte tussen de kromme   en de kromme   gelijk is aan:

 

Het eigenaardige van de stelling is het feit dat het verschil in oppervlakte enkel afhangt van eigenschappen van het lijnstuk, namelijk de lengtes van de twee stukken waarin het wordt onderverdeeld en niet van de oorspronkelijke kromme  . Met andere woorden: als de kromme   bijvoorbeeld in beide richtingen   en   gelijkmatig met een grote factor vergroot wordt, maar men houdt het lijnstukje en de locatie van het punt   op het lijnstuk constant, dan blijft het verschil tussen de oppervlakte omgeven door de kromme   en de oppervlakte omgeven door de kromme   gelijk. Dit kan als volgt verklaard worden: indien de kromme   in beide richtingen vergroot wordt neemt de omtrek van   toe. De kromming van   neemt hierdoor evenredig af, zodat het lijnstuk nu dichter bij   zal liggen. Het gebied tussen   en   wordt dus enerzijds langer omdat   groter wordt, maar anderzijds smaller omdat de kromming van   afneemt. Deze twee effecten compenseren elkaar.

Voorbeeld bewerken

 
De stelling van Holditch toegepast op een cirkel.

Het enige geval dat op eenvoudige manier te berekenen valt is het geval waarbij men een cirkel als oorspronkelijke kromme   neemt. Op nevenstaande figuur staat die oorspronkelijke kromme   in het blauw. Dit is een cirkel met straal 5 rond de oorsprong. Het zwarte lijnstuk heeft een lengte   en is onderverdeeld door het punt   in twee stukken met lengte   en  . Vervolgens laat men dit lijnstuk langs de kromme   glijden; waarbij de twee eindpunten steeds op   liggen. Het punt   beschrijft dan ook een kromme  , in dit geval een cirkel (rood). Het gebied tussen beide cirkels is volgens de stelling van Holditch gelijk aan:

 

Dit kan in dit eenvoudig geval gecontroleerd worden als volgt: het punt   bevindt zich bij de start op coördinaten  , en dus op afstand   van de oorsprong. Dit is tevens de straal van de rode cirkel, die dus een oppervlakte heeft van  . Dit is inderdaad   minder dan de oppervlakte van de oorspronkelijke kromme  , de blauwe cirkel die een straal heeft gelijk aan 5.

In dit voorbeeld is de Holditchkromme   zelf ook convex, maar dit is niet altijd zo. Zo zal   bij een ellips met voldoende hoge excentriciteit een concave kromme   opleveren indien de lengte van het gebruikte lijnstuk boven een bepaalde grens uitstijgt.