Gebruiker:Mathonius/Neil Young

Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Mathonius (overleg | bijdragen) op 24 okt 2012 om 08:10.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Neil Percival Young (Toronto (Ontario), 12 november 1945) is een Canadees singer-songwriter en ondernemer.

Neil Young
Young tijdens een optreden in 2009 in de Noorse stad Oslo.
Algemene informatie
Volledige naam Neil Percival Young
Alias Neiler[1]
Bernard Shakey
Joe Yankee
Phil Perspective
Bijnaam Godfather of Grunge[2][3][4][5]
Geboren 12 november 1945 te Toronto
Land Vlag van Canada Canada
Werk
Zangstem falsetto
Invloed(en) Elvis Presley[6]
Hank B. Marvin[7]
Label(s) Reprise Records
Geffen Records
Act(s) The Squires
The Mynah Birds
Buffalo Springfield
Crosby, Stills, Nash & Young
Verwante artiesten Crazy Horse
Pearl Jam
Bekende instrumenten
"Old Black"
Portaal  Portaalicoon   Muziek

Biografie

Jeugd

Neil Young is een zoon van schrijver en journalist Scott Young en diens vrouw Edna "Rassy" Ragland. Hij werd geboren op 12 november 1945 om kwart voor zeven 's ochtends in het Toronto General Hospital.[8] Het gezin woonde toen in een huisje aan Brooke Avenue in het noorden van Toronto.[9] Young kreeg op jonge leeftijd diabetes en hij leed in 1951 aan de virusziekte polio.[10] Hij groeide op in Omewee,[11] maar hij ging in New Smyrna (Florida) naar de basisschool, de Faulkner Street Elementary School.[12] Op tienjarige leeftijd begon Young een bedrijfje, genaamd Neil Eggs. Hij hield kippen en werkte op een golfbaan om het voer te bekostigen.[13] Hij was toen van plan om zich later aan het Ontario Agricultural College te laten opleiden tot boer.[14]

Hij had een krantenwijk en stond 's ochtends vroeg op om de Globe and Mail te bezorgen. Hij luisterde voor het slapengaan naar de radiozender 1050-CHUM en raakte zo geïnteresseerd in muziek.[15] In 1958 kreeg Young zijn eerste muziekinstrument. Het was een plastic ukelele die zijn ouders hem als kerstcadeau gaven.[16] Toen hij twaalf jaar oud was, scheidden zijn ouders en verhuisde hij met zijn moeder naar Winnipeg.[10][17] Hij woonde in Winnipeg in Grosvenor Avenue 1123.[18] Hij ging achtereenvolgens naar de Earl Grey Junior High School en de Kelvin High School.[19] Daar vormde hij zijn eerste bandje, genaamd The Jades.[19] Andere bandjes waarin hij in zijn eerste jaren speelde, waren The Esquires, The Stardusters en The Classics.[20]

Begin van muzikale loopbaan

The Squires

Zijn eerste succes boekte Young met The Squires, een rock-'n-rollgroep die verder uit drummer Ken Smyth, bassist Ken Koblun en slaggitarist Allan Bates bestond. Deze band maakte instrumentale muziek en coverde popliedjes van onder andere The Shadows.[20][7] The Squires oefenden een paar keer per week in Smyths kelder.[7] Young had zelf de versterkers in elkaar gezet. Hij speelde op een oranje Gretsch-gitaar.[18] Bij radio-dj Bob Bradburn namen ze de single "The Sultan" op, die V Records in november 1963 uitbracht.[7] De band toerde rond in de auto van Youngs moeder of in de Chrysler van Smyths vader.[21] Young begon in 1964 of 1965 met zingen:

"I discovered I could yell and play really loud, and that was fun, I liked that".[22]

In de zomer van 1964 gingen The Squires uit elkaar. Young deed het slecht op school en stopte ermee toen hij achttien jaar was.[23] In de herfst van 1964 richtte hij de groep opnieuw op met Koblun, schoolvriend Bill Edmundson en pianospeler Jeff Wuckert.[21] Ze traden sindsdien op als Neil Young & The Squires. Young kocht een gammele lijkwagen, een Buick Roadmaster uit 1948, waarmee de band reisde.[21] Ze speelden in het voorjaar van 1965 in het voorprogramma van Stephen Stills' band The Company.[24][25] In de zomer werd de band opgeheven en ging Young solo verder.[26] Hij verruilde zijn Gretsch-gitaar voor een twaalfsnarige, akoestische gitaar.[27]

The Mynah Birds

In januari 1966 sloot hij zich op verzoek van bassist Bruce Palmer aan bij The Mynah Birds uit Toronto.[28] James Johnson Jr., die in de jaren tachtig een grote hit scoorde met het funknummer "Super Freak", was leadzanger van deze band. Hij had de Amerikaanse marine gedeserteerd en werkte in Canada onder het pseudoniem Rick James om zich voor de autoriteiten te verbergen. James' oom, Melvin Franklin van The Temptations, bracht de band in contact met Motown Records.[29]

The Mynah Birds namen voor Motown zestien liedjes op. Ze combineerden rock-'n-roll met soul.[30] Young beschreef zelf de muziek van The Mynah Birds als "a Rolling Stones kind of R&B thing": rhythm-and-blues zoals The Rolling Stones die speelden.[28] Hij gebruikte eerst nog zijn twaalfsnarige gitaar, maar zakenman John David Eaton schonk hem een elektrische gitaar van het merk Rickenbacker en een aantal versterkers.[28] De opnamen waren nog in volle gang toen James wegens zijn desertatie werd gearresteerd, waardoor de band in maart 1966 uit elkaar ging. Hun platencontract werd ontbonden en Motown gaf hun muziek dus niet uit.[31] Een musicoloog wist de tapes in het begin van de jaren negentig in het Motown-archief terug te vinden.[28] Eén single, getiteld "It's My Time", met op de B-kant "Go On and Cry", werd pas in 2006 voor het eerst uitgegeven.[32]

Buffalo Springfield

  Zie Buffalo Springfield voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Palmer en Young verkochten de gitaar en versterkers die Eaton hen had geschonken.[28] Met dit geld kocht Young een zwarte lijkwagen uit 1953 van het merk Pontiac.[33] Hiermee reisde het tweetal naar Californië om daar hun geluk te beproeven. Op 6 april 1966 kwamen Palmer en Young op de Sunset Boulevard in Los Angeles Stills tegen.[34][35] Young, Palmer, Stills en Richie Furay richtten de rockband The Herd op. Al gauw vernoemden ze zich naar een stoomwals: Buffalo Springfield. Op 15 april dat jaar trad de band voor het eerst samen op, in het voorprogramma van The Byrds.[36] Daarna speelden ze als vaste groep in de uitgaansgelegenheid Whisky-a-Go-Go.[37] Hun debuutalbum, Buffalo Springfield, werd in 1967 door Atlantic Records uitgegeven. De single "For What It's Worth" werd een grote hit.

Young had voortdurend ruzie met Stills. In mei 1967 verliet hij de band, maar al na vier maanden keerde hij terug. Tijdens zijn afwezigheid speelde Buffalo Springfield onder meer op het Monterey Pop Festival, waarbij Young vervangen werd door David Crosby van The Byrds.[37] De muziek die de band na hun debuutalbum met én zonder Young opnam, zou aanvankelijk door Atco Records worden uitgegeven als album met de titel Stampede, maar het album werd niet afgemaakt en is nooit uitgegeven.[38] In plaats daarvan werd Buffalo Springfield Again als opvolger van het debuut uitgegeven.

De hereniging van Young met Buffalo Springfield was van korte duur. In mei 1968 verliet hij opnieuw de band en een paar weken later hield Buffalo Springfield op te bestaan. Young was teleurgesteld. In een interview in februari 1969 verklaarde hij dat de band meer had kunnen bereiken, maar dat het gebrekkige succes het onmogelijk maakte nog langer samen te werken: "It's hard enough to live with yourself, when you've considered what you've done a failure rather than a succes (...), living with four other guys is even harder."[39] Op 5 februari 1968 nam Young zijn laatste liedje, getiteld "I Am a Child", voor het derde album op in de Sunset Sound Studios.[40] De band trad op 5 mei dat jaar in de Long Beach Arena in Long Beach (Californië) voor het laatst op.[40] Het derde album, getiteld Last Time Around, werd op 30 juli 1968 uitgegeven.

Solocarrière en CSNY

Eerste soloalbum

Na Buffalo Springfield werkte Young aan zijn eerste soloalbum, getiteld Neil Young. Zijn manager Eliott Roberts en pianist Jack Nitzsche hielpen hem aan een platencontract bij Reprise Records, dat het album in november 1968 uitgaf.[40] Een maand later volgde de single "The Loner" met op de B-kant een liveopname van het liedje "Sugar Mountain". Voor zijn tweede soloalbum, Everybody Knows This Is Nowhere uit 1969, werkte Young voor het eerst samen met de Amerikaanse band Crazy Horse. Deze band was oorspronkelijk een zanggroep en bestond destijds uit bassist Billy Talbot, drummer Ralph Molina, gitarist Danny Whitten, gitarist George Whitsell en violist Bobby Notkoff. Young speelde met The Rockets, zoals de band zich toen nog noemde, in de Whisky-a-Go-Go.[41]

CSNY

  Zie Crosby, Stills, Nash & Young voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
 
Graham Nash, Stephen Stills, Neil Young en David Crosby in 2006.

Na Everybody Knows This is Nowhere sloot Young zich aan bij de supergroep Crosby, Stills & Nash. Zij hadden al succes gehad met hun eerste album, getiteld CSN. Stills vroeg eerst John Sebastian van The Lovin' Spoonful, maar hij weigerde.[5] Crosby, Stills, Nash & Young (afgekort tot CSNY) traden op 16 augustus 1969 voor het eerst op. Twee dagen later speelden ze ook op het muziekfestival Woodstock.[42] In twee maanden namen ze het album Déjà Vu op. Het album was een groot succes. Er werden meer dan zeven miljoen exemplaren van verkocht. De liedjes "Woodstock" (geschreven door Mitchell), "Teach Your Children" en "Our House" werden als singles uitgebracht.

In de winter van 1969 toerden ze door Noord-Amerika en in 1970 door Europa. Op 6 januari dat jaar speelden ze in de Royal Albert Hall te Londen, met onder anderen Paul McCartney en Donovan als publiek. Dit was Youngs eerste optreden in Europa: "That was the first time we'd ever really been affected by nerves. (...) But when Neil gets nervous he plays very hard and puts his guitar out of tune and then has to tune back again", aldus Stills.[43] Door onenigheid tussen de bandleden eindigde de tournee vrij plotseling.[44] Naar aanleiding van het Kent State-bloedbad schreef Young het protestlied "Ohio", waardoor het viertal toch weer even bij elkaar kwam om het nieuwe liedje op te nemen. Een live opgenomen versie werd in 1970 als single uitgebracht.[5] In april 1971 bracht Atlantic Records het livealbum 4 Way Street uit.

After the Gold Rush

Na deze tournee laste de groep een korte pauze in en nam elk bandlid een soloalbum op: After the Gold Rush van Young, If I Could Only Remember My Name van Crosby, Songs for Beginners van Nash en Stephen Stills van Stills. Young speelde op de albums van zowel Crosby als Nash. Voor zijn werk met Nash maakte hij gebruik van het pseudoniem Joe Yankee. After the Gold Rush nam Young op met Crazy Horse, waar sindsdien ook pianist Jack Nitzsche deel van uitmaakte,[45] piekte op de achtste plaats van de Amerikaanse hitlijst Billboard 200 en op de tweede plaats in de Nederlandse albumlijst.[46]

Doorbraak

Harvest

In 1970 beschadigde Young een wervelkolom toen hij op zijn ranch stukken hout optilde.[47][48] Tijdens zijn tournee door Canada en de Verenigde Staten in het najaar droeg hij een korset ter ondersteuning.[49] Het kostte hem moeite om een elektrische gitaar te dragen. Na zijn tournee ging Young in februari 1971 naar Nashville (Tennessee) voor een optreden in een televisieprogramma van Johnny Cash. Hij speelde "The Needle and the Damage Done" en "Journey Through the Past". Na de opnamen ging Young naar een feestje van muziekproducent Elliot Mazer, waarbij ook James Taylor, Linda Ronstadt en Tony Joe White aanwezig waren.[50] Mazer en Young besloten een dag later muziek op te nemen in de Quadrofonic Studios, waarvan Mazer mede-eigenaar was.[51] Met drummer Kenny Buttrey, bassist Troy Seals, gitarist Teddy Irwin en steel-gitarist Ben Keith werden de liedjes "Bad Fog of Loneliness" en "Dance Dance Dance" opgenomen, maar geen van beide werd uitgegeven. In hetzelfde weekend werden ook de liedjes "Heart of Gold", met achtergrondzang van Taylor en Ronstadt, en "Old Man" opgenomen.[51] De groep muzikanten uit Nashville met wie Young samenwerkte (Keith, Drummond, Buttrey en pianist Jack Nitzsche), werden aangeduid als The Stray Gators.[52] Ook Crosby en Nash werkten aan het album mee.[53]

Op 11 augustus 1971 werd Young in het Cedars of Lebanon Hospital in Los Angeles aan zijn rug geopereerd.[47] Hij verbleef hierna lange tijd op zijn ranch, die hij vernoemde naar het Buffalo Springfield-liedje "Broken Arrow", om van de ingreep te herstellen. De uitgave van zijn nieuwe album, Harvest, werd keer op keer uitgesteld, onder meer omdat Young het niet eens was met het ontwerp voor de albumhoes. Aanvankelijk zou een foto van Young hiervoor gebruikt worden, maar hij wilde niet zelf op de hoes staan.[54] Reprise Records gaf de elpee in februari 1972 met een albumhoes zonder foto uit. Het album betekende Youngs doorbraak als soloartiest. Er werden meer dan twee miljoen exemplaren van verkocht.[55] De single "Heart of Gold", met op de B-kant het liedje "Sugar Mountain", werd een Amerikaanse nummer één-hit.

Donkere periode

Human Highway

Na Harvest kwamen Crosby, Stills, Nash en Young weer bijeen. Ze gingen van eind mei tot begin juni 1973 met bassist Tim Drummond en drummer Johnny Barbata op vakantie naar het Hawaiiaanse eiland Maui.[56] Daar namen ze enkele liedjes op, waaronder "Human Highway", "And So It Goes" en "Prison Song". Het album waar ze aan werkten, zou Human Highway heten en als albumhoes zou een foto van een ondergaande zon in Hawaii gebruikt worden.[57] Na de vakantie op Hawaii reisde het gezelschap naar Youngs ranch om verder aan het album te werken. Deze opnamesessies verliepen allesbehalve voorspoedig. Stills had te kampen met een cocaïneverslaving en Young hield zich vaak afzijdig van de rest van de groep.[56] Het album werd nooit uitgegeven.

The Ditch Trilogy

Young keerde zich af van het succes van Harvest door een aantal albums op te nemen die commercieel minder aantrekkelijk waren: Time Fades Away (1973), On the Beach (1974) en Tonight's the Night (1975). Dit drietal albums wordt ook wel aangeduid als The Ditch Trilogy.[58] Ze werden in november 1972 voorafgegaan door het soundtrackalbum Journey Through the Past. De muziek op deze vier albums is losjes of zelfs slordig gespeeld en de meeste liedjes zijn behoorlijk somber. Young wilde in deze periode niet eenzelfde album als Harvest maken, want hij zou niet aan de verwachtingen hebben kunnen voldoen:

"How many sensitive songs can you write, before you're just writing sensitive songs, and then it's not sensitive, because it's not real, so you can’t live up to expectations."[59]

Zuma

Na The Ditch Trilogy volgde weer een album met Crazy Horse, getiteld Zuma.

Jaren tachtig

Periode bij Geffen

Young tekende een platencontract bij Geffen Records. Hiermee begon een experimentele periode van zijn loopbaan. Hij nam eerst een album vol elektronische muziek (Trans) op en vervolgens een album met rock-'n-roll (Everybody's Rockin'). Geffen vorderde in juni 1984 drie miljoen dollar van Young, omdat hij geen typische "Neil Young-albums" zou maken.[60]

"This Note's for You"

Met het liedje "This Note's for You" van het gelijknamige album (1988) bekritiseerde Young de commercialisering van de muziek: "Ain't singin' for Pepsi, ain't singin' for Coke, I don't sing for nobody, makes me look like a joke". In de door Julien Temple geregisseerde muziekvideo werden onder anderen Michael Jackson en Whitney Houston geparodieerd. Zij prezen respectievelijk Pepsi en Coca-Cola aan. MTV weigerde deze video uit te zenden: het was niet toegestaan om in muziekvideo's merkproducten te tonen. Volgens persvoorlichter Tina Exarhos hanteerde MTV dit beleid om de muziekvideo's van de reclames te onderscheiden. Anderen, onder wie Temple en Young zelf, beweerden dat MTV eenvoudigweg haar adverteerders een plezier wilde doen. De beslissing leverde deze muziekzender veel kritiek op, waarna delen van de video alsnog vertoond werden in hun eigen nieuwsprogramma.[61]

Jaren negentig

Jaren 2000-2010

Jaren 2010-heden

Discografie

  Zie Discografie van Neil Young voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Soloalbums

Commons heeft media­bestanden in de categorie Neil Young.

Sjabloon:Wikiquote-en-klein

Bronvermelding

Literatuur

Documentaires (selectie)

  • Year of the Horse (1997)
  • Neil Young: Heart of Gold (2006)
  • Don't Be Denied (2009)
  • Neil Young Trunk Show (2009)
  • Neil Young Journeys (2011)

Verwijzingen

  1. Young 1984, p. 25.
  2. Echard 2005, p. 43.
  3. Rogan 2000, p. 594.
  4. Durchholz 2010, p. 156.
  5. a b c "Crosby, Stills, Nash and Young" in Rolling Stone's Encyclopedia of Rock & Roll (2001), p. 224-225. Uitg.: Rolling Stone Press, ISBN 9780743201209.
  6. Verbeke 1992, p. 11.
  7. a b c d Verbeke 1992, p. 13.
  8. McDonough 2003, p. 37.
  9. Young 1984, p. 21.
  10. a b Gulla, Bob (2008). Guitar Gods: The 25 Players Who Made Rock History, p. 236. Uitg.: ABC-CLIO, ISBN 9780313358067.
  11. Bernstein 2008, p. 5.
  12. Bernstein 2008, p. 8-9.
  13. Bernstein 2008, p. 12-13.
  14. Young 1984, p. 46 en 53.
  15. Young 1984, p. 48.
  16. Young 1984, p. 49.
  17. "Neil Young" in The Canadian Encyclopedia. Geraadpleegd op 1 september 2012.
  18. a b Verbeke 1992, p. 12.
  19. a b Durchholz 2010, p. 14.
  20. a b Durchholz 2010, p. 15.
  21. a b c Chong 2005, p. 96.
  22. Don't Be Denied 2009, 09:07-09:14.
  23. Young 1984, p. 61.
  24. Rogan 2000, p. 34.
  25. Chong 2005, p. 100.
  26. Young 1984, p. 65.
  27. Verbeke 1992, p. 16.
  28. a b c d e Unterberger, Richie. "The Mynah Birds". Allmusic. Geraadpleegd op 3 september 2012.
  29. "James, Rick (originally, Johnson, James Jr.)" in Baker’s Biographical Dictionary of Musicians (1 januari 2001). Geraadpleegd op 3 september 2012.
  30. Erlewine, Stephen Thomas. "The Complete Motown Singles, Vol. 6: 1966 - Various Artists". Allmusic. Geraadpleegd op 3 september 2012.
  31. Christensen, Thor (15 juli 2004). "Rock's unsung milestones". The Charleston Gazette.
  32. Wireless News (9 april 2012). "UMe to Roll Out New Set of Limited Edition Vinyl for National 'Record Store Day'". Geraadpleegd op 3 september 2012 via HighBeam.
  33. Verbeke 1992, p. 17.
  34. Einarson 1997, p. 11.
  35. Erlewine, Stephen Thomas. "Neil Young". Allmusic. Geraadpleegd op 1 september 2012.
  36. Einarson 1997, p. 12.
  37. a b "Buffalo Springfield" in Rolling Stone's Encyclopedia of Rock & Roll (2001), p. 127-128. Uitg.: Rolling Stone Press, ISBN 9780743201209.
  38. Einarson 1997, p. 175-176.
  39. This is Robert Fulford (11 februari 1969). Interview van Young met Robert Fulford. Canadian Broadcasting Corporation.
  40. a b c Schneider, Jason (2009). Whispering Pines: The Northern Roots of American Music . . . from Hank Snow to The Band. Uitg.: ECW Press, ISBN 9781550228748.
  41. Prato, Greg. "Crazy Horse". Allmusic. Geraadpleegd op 9 september 2012.
  42. Rogan 2000, p. 207.
  43. Rogan 2000, p. 223.
  44. Hillstrom, Kevin e.a. (1998). The Vietnam Experience: A Concise Encyclopedia of American Literature, Songs, and Films, p. 214. Uitg.: Greenwood Press.
  45. Rogan 2000, p. 224.
  46. "After the Gold Rush - Neil Young: Awards" op Allmusic. Geraadpleegd op 4 september 2012.
  47. a b Rogan 2000, p. 258.
  48. Young 1984, p. 142.
  49. Verbeke e.a. 1992, p. 50.
  50. Rogan 2000, p. 261.
  51. a b Rogan 2000, p. 262.
  52. Greene, Andy (27 juli 2010). Neil Young Sideman Ben Keith Dies at 73". Rolling Stone. Geraadpleegd op 6 december 2010.
  53. Rogan 2000, p. 276.
  54. Rogan 2000, p. 270.
  55. Rogan 2000, p. 272.
  56. a b McDonough 2003, p. 401-402.
  57. Rogan 2000, p. 295-296.
  58. Durchholz 2010, p. 93.
  59. Don't Be Denied 2009, ±29:26.
  60. Plasketes, George M. (1992). "Taking Care of Business: The Commercialization of Rock Music" in America's Musical Pulse: Popular Music in Twentieth-Century Society, p. 153. Uitg.: Praeger.
  61. Banks, Jack (1996). Monopoly Television: MTV's Quest to Control the Music, p. 177 en 182. Uitg.: Westview Press.

Sjabloon:Persoonsgegevens