Nechbet: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
k Linkfix ivm sjabloonnaamgeving / parameterfix / +appendix/references voor ref(s)
Regel 14:
'''Nechbet''' of '''Nekhbet''' (''{{Unicode|Nḫbt}}''), ook ‘’’Nechebit’’’ gespeld, was de waarschijnlijk oudste [[godin]] in de [[Egyptische mythologie]], die in de [[Naqadacultuur|pre-dynastieke periode]] (ca. 4000–3300 v.C.) aanvankelijk lokaal vereerd werd te [[Necheb]] (huidige site van [[El-Kab]] 80 km ten zuiden van [[Luxor]] gelegen), hoofdstad van de derde [[Nomos (Egypte)|Nomos]], waarvan zij schutsgodin was en in welke plaats zich ook het oudste [[orakel]] bevond. Haar naam betekent “''die van Necheb''”.
 
Zij was de giergodin die uiteindelijk het zuiden ([[Boven-Egypte]]) voorstelde en wier symbool vanaf de eenmaking met het noorden ([[Beneden-Egypte]]) samen met de [[uraeus]] van de daar vereerde [[Wadjet]] het voorhoofd van de [[farao]] sierde.<ref name="Wilkinson">Wilkinson, Richard H. (2003): ''The Complete Gods and Goddesses of Ancient Egypt'', Thames & Hudson. pp. 213–214</ref> Deze twee godinnen, samen de [[Twee Vrouwen (Egypte)|Twee Vrouwen]] genoemd, vormden tevens de aanhef van een van de [[vijf namen van de farao]]: de nebty naam of de hiërogliefen voor “[z/hij] van de Beide Heerseressen...”.<ref name="Wilkinson" />
 
Vanaf minstens het [[Oude Rijk]] ontstond een nauwe band met het koningschap en werd Nechbet als kroongodin met de [[Witte kroon]] geassocieerd. In de [[Piramideteksten]] wordt zij met een voorstelling in de vorm van een grote witte koe als [[Moedergodin]] afgeschilderd. De Grieken stelden haar gelijk met [[Eileithyia]].
Regel 39:
 
[[Bestand:Henry William Beechey 001.jpg|miniatuur|Goddelijke beschermer]]
Meestal hing Nechbet als een gier met gespreide vleugels geschilderd aan het plafond van de tempels, en boven de afbeelding van de koning(in), met een shen ring in de klauwen (symbool voor oneindigheid of “geheel” of “alles”).<ref name="Wilkinson" /> Als beschermgodin van de farao werd zij ook wel als het goddelijk aspect van de machthebber gezien. Het was in die hoedanigheid dat ze de ''Moeder der Moeders'' was, en werd gelijkgesteld met de ''Grote Witte Koe van Necheb''.
 
In bepaalde teksten van het [[Egyptisch Dodenboek]] wordt naar Nechbet verwezen als “Vader van de Vaders, Moeder van de Moeders, die van het Begin af bestaat en deze Wereld heeft geschapen”.
Regel 46:
In Pre-dynastiek Egypte was het woord voor ‘gier’ ''Mut'', dat in de naam van de godin [[Mut van Thebe]] is behouden gebleven.
De priesteressen van de godin Nechbet werden “muu” genoemd (moeders) en voerden hun rituelen uit in gewaden die van veren van de [[Egyptische gier]] waren gemaakt.
Te [[Necheb]], oorspronkelijk een ''[[necropolis]]'' of dodenstad, bevond zich het oudste [[orakel]] van Egypte in het [[heiligdom]] van de moedergodin van Necheb, ‘’Nechbet’’. De dodenstad vormde tegen het eind van de [[Proto-dynastieke Periode]] (ca. 3200–3100 v.C.) en waarschijnlijk ook de [[Vroeg-dynastieke Periode (Egypte)|vroeg-dynastieke periode]] (ca. 3100–2686 v.C.), de evenknie van [[Nechen]],<ref name="Wilkinson" /> de godsdienstig-politieke hoofdstad van [[Opper-Egypte]]. De oorspronkelijke vestigingsplaats op de site van Nechen dateert van [[Naqada I]] of late [[Badari]]cultuur. De stad telde op haar hoogtepunt vanaf ca. 3400 v.C. op zijn minst 5000 inwoners, mogelijk het dubbele.
 
Toen de cultusplaats aan belang won doordat de moedergodin tot landsgodin van heel Boven-Egypte werd, ontstonden op veel andere plaatsen heiligdommen aan haar gewijd en werden [[tempel]]s voor haar gebouwd.
Regel 63:
 
== Literatuur ==
* {{Aut|Bonnet, Hans}}, (2000): ''Nechbet'' In: ''Lexikon der ägyptischen Religionsgeschichte.'' Nikol-Verlag, Hamburg, {{ISBN |3937872086}}, pp. 507 e.v.
* {{Aut|[[E. A. Wallis Budge|Budge, E.A. Wallis]]}} ''From Fetish to God in Ancient Egypt'', Dover Publications, Inc. New York, 1988, {{ISBN |0486258033}} p. 91
* {{Aut|Helck, Wolfgang & Eberhard, Otto}} (1999): ''Nechbet.'' In: ''Kleines Lexikon der Ägyptologie.'' Harrassowitz, Wiesbaden , {{ISBN |3-447-04027-0}}, p. 199
* {{Aut|von Lieven, Alexandra}}: ''Grundriss des Laufes der Sterne – Das sogenannte Nutbuch.'' The Carsten Niebuhr Institute of Ancient Eastern Studies (u.&nbsp;a.), Kopenhagen 2007, {{ISBN |978-87-635-0406-5}}
* {{Aut|von Lieven, Alexandra}}: ''Der Himmel über Esna – Eine Fallstudie zur religiösen Astronomie in Ägypten am Beispiel der kosmologischen Decken- und Architravinschriften im Tempel von Esna.'' Harrassowitz, Wiesbaden 2000, {{ISBN |3-447-04324-5}}
* {{Aut|M. Werbrouck}}: ''Fouilles de El Kab II.'' 1940, pp. 46 e.v.
* {{Aut|Wilkinson, Richard H.}}''The complete Gods and Goddesses of Ancient Egypt'', Thames & Hudson, London, 2003, {{ISBN |0500051208}} pp. 213-14
 
{{Appendix|2=
{{References}}
}}
{{Navigatie Egyptische mythologie}}