Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Kadaverrap: en weer wat geschrapt
nomen est
Regel 684:
 
:::Het kan ook betekenen dat het hele verhaal over een niet afgemaakte Rietveld onzin is. Anderzijds: Stijn Kosterman werd geboren op 24 november 1983. Na een niet afgemaakte havo en vmbo zal ie 18 of 19 geweest zijn. Dan hebben we het over 2001/2002. We zouden dus naar de toelatingseisen van de Rietveldacademie uit die tijd moeten kijken. Het is nu een bacheloropleiding maar was het dat toen al? Ik denk dat er toen nog geen sprake van een BaMa was. Alles bij elkaar wel veel bronloze beweringen over een opleiding, inderdaad. Het stuk over havo en vmbo heb ik geschrapt omdat er geen bronnen voor gegeven worden. Rietveld wordt genoemd in het interview bij BNN. Ik heb dat in een minder zekere vorm geformuleerd nu, omdat het alleen naar eigen zeggen is. {{Gebruiker:Wikiklaas/Autograph}} 9 sep 2014 14:35 (CEST)
 
 
== echte en bedachte "Nederlandse namen" ==
Dag Wikiklaas. Ik heb net met veel plezier je stukje over Nederlandse Namen hiernaast gelezen. Ik ben benieuwd hoe je tot deze opvatting bent gekomen. Want door de stelling dat het toekennen van namen is voorbehouden aan specialisten en officiële instanties verwerp je de praktijk die eeuwenlang gangbaar is geweest. Even op een rijtje (beperkt tot naamgeving van planten):
* Aanvankelijk bestonden er geen specialisten en verzon iedere deelverzameling van de taalgemeenschap namen voor de taxa die ze wilden onderscheiden. Veel daarvan is nooit opgeschreven en zal vemoedelijk verloren zijn gegaan. Maar omdat er over en met de namen gecommuniceerd werd kreeg een aantal daarvan een grotere verspreiding, met tal van regionale varianten.
* met de komst van de kruidboeken werd een deel van deze namen vastgelegd. In het meest populaire stramien was er altijd een kopje "De Naem" met daaronder een opsomming van de klassieke namen en de volksnamen in verschillende landen en streken. Getuige de rijkdom die Heukels rond 1900 nog aantrof is het bovenstaande "ongeletterde" proces al die tijd nog doorgegaan.
* Na Linnaeus ziet een aantal flora's (in de huidige zin) het licht in het Nederlands. Vele daarvan - afhankelijk van lengte van de tekst die ze zichzelf toebemeten - nemen ook zo'n lijstje volksnamen op om de laten we zeggen, formele kennis, gemakkelijker te kunnen koppelen aan de informele kennis. Het geeft vertrouwen als je met de deftige Flora bepaald hebt dat je een ''Equisetum palustre'' hebt gevonden en je leest daarbij dat dat hetzelfde is als de Unjer, wat je eigenlijk al wist. Ook stelt dat je in staat om te communiceren met lieden die geen kennis hebben van Latijnse namen.<Br>Het is vermeldenswaardig dat deze ouder flora's precies deden waar je je bezwaar tegen richt: namen verzinnen waar ze ontbraken, vaak door een stijve vertaling van de Latijnse naam als Nederlandse naam op te voeren.
* in dezelfde periode (latere 19e eeuw, begin 20e eeuw) zag je ook tal van boekjes van schoolmeesters en andere geïnteresseerden die hun eigen keuze maakten uit de al of niet voorhanden Nederlandse namen. Voor de vogelliefhebbers is het boekje Zien is Kennen een rijke schat aan namen - ik weet niet wie en wat de schrijver was, overigens.
* Een opvallende ingreep vindt plaats in 1907 met het ''Woordenboek der Nederlandsche volksnamen van planten''. Voor het eerst wordt een poging ondernomen om de enorme rijkdom aan plantennamen zodanig te unificeren dat alle inheemse planten idealiter één verkozen Nederlandse naam had. De noviteit was dat waar de namen eerst onderdeel van de taal waren en dus het produkt van de bijdragen van alle taalgebruikers, nu een kleine commissie ging bepalen wat goed en fout was. Een duidelijke omslag van inventariseren naar voorschrijven.
* de vier belangrijke Nederlandse flora's van de 20e eeuw (Heukels, Thijsse, FN, en Ecologische Flora) baseerden zich op dit woordenboek, onderwijs en literatuur werden belangrijker dan mondeling onderricht. Twee, drie generaties plantenliefhebbers groeiden op met deze namen en de in 1907 gewenste unificatie werd daardoor een feit, in elk geval binnen het vakgebied. Wanneer je echter buiten de kring van biologen aan de mensen vroeg welke plant het "pispotje" was dan kreeg je een aanmerkelijk gevarieerder beeld. Er was een (beperkte) kloof ontstaan tussen de algemene taal en het jargon van de biologen.<Br>
*In de loop van de 20 eeuw werden er nog vrolijk nieuwe namen bedacht waar de behoefte daaraan werd gevoeld. Ik heb meegemaakt dat NJNers zich zowel bewust als automatisch van die taak kweten. Sommige van de zo verzonnen namen zijn een stille dood gestorven, andere bestonden een tijd en verwenen weer, andere worden nog steeds gebruikt.
*Ergens begin jaren 90 vond de uiteindelijke machtsgreep uit Leiden plaats. Een van de talloze nieuwe drukken van de Heukels introduceerde opeens een massa nieuwe namen - nogal eens van het niet-fraaie soort. Na het inventariseren-selecteren-voorschrijven van 80 jaar daarvoor werd het nu verzinnen en voorschrijven. Ik ben nog altijd benieuwd naar de rationale daarachter.
 
Al met al zie je dus wel degelijk een geleidelijke verschuiving van boer naar botanicus tgv. het minder belangrijk worden van de orale cultuur en de toegenomen communicatie over het hele taalgebied. Maar dat het dus een taak is voorbehouden aan specialisten en taaldeskundigen, dat zie ik niet (behoudens de ene misstap in het laatste punt).
Samenvattend kom ik tot de volgende praktijk van naamgeving:
- wie een naam nodig heeft en creatief is mag met een nieuwe naam komen
- de gemeenschap van gebruikers van die naam (en in laatste instantie is dat de hele Nederlandse taalgemeenschap) bepaalt of ze die naam wil (blijven) gebruiken
- auteurs met authoriteit helpen bij het selectieproces door hun gewicht aan die naam te geven.
 
(De conclusie dat dus op WP nieuwe namen geïntroduceerd moeten kunnen worden ga ik niet trekken: ik heb schrik voor Pandora...)