Portaal:Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug/Ontwikkeling van het landschap

De Utrechtse Heuvelrug bestaat uit drie zones: bovenop hoog en droog, op de flanken niet te nat en niet te droog, aan de voet laag en nat. Vanaf de Middeleeuwen ontstaan dorpen en akkercomplexen op de flanken van de stuwwal. Bovenop de stuwwal vooral woeste heidegronden met aan de voet weilanden en hooilanden. Holle wegen met kronkelende schapendriften met houtwallen erlangs verbonden de heide en de weide. De mest van de gemengde boerenbedrijven werd gebruikt om de zandige akkers vruchtbaar te maken. Rondom de akkers lagen houtwallen en houtsingels om wild en vee buiten te houden. In de negentiende eeuw bestond het overgrote deel van de Heuvelrug uit heide met verspreide bebouwing. Tussen 1822 en 1840 verkocht koning Willem I de staatsdomeinen ter bekostiging van nieuwe infrastructuur. Vooral Amsterdamse kooplieden, Utrechtse stadsadel, renteniers en rijke kooplui kochten goedkope stukken grond op de lege zandgronden. Hun villa's en parken werden op de hoger gelegen zandgronden gebouwd met tuinen in Engelse landschapsstijl. Bestaande heuveltoppen werden daarbij benut als uitzichtpunten. De hoger gelegen delen van de Utrechtse Heuvelrug werden aangeplant voor productiebossen. In de twintigste eeuw werden deze bossen door natuurorganisaties aangekocht en geleidelijk omgevormd tot natuurlijke bossen.       Lees verder >>>