Planigale maculata

soort uit het geslacht Platkopbuidelmuizen

Planigale maculata is een roofbuideldier uit het geslacht der platkopbuidelmuizen (Planigale). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door John Gould in 1851.[2][3]

Planigale maculata
IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2015)
Planigale maculata
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Mammalia (Zoogdieren)
Orde:Dasyuromorphia (Roofbuideldieren)
Familie:Dasyuridae (Echte roofbuideldieren)
Geslacht:Planigale (Platkopbuidelmuizen)
Soort
Planigale maculata
(Gould, 1851)
Originele combinatie
Antechinus maculata
Verspreidingsgebied van Planigale maculata
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Planigale maculata op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Zoogdieren

Taxonomie bewerken

Deze soort is gezien als de nauwste verwant van de Nieuw-Guinese Planigale novaeguineae, maar is genetisch mogelijk nauwer verwant aan een onbeschreven soort uit de Pilbara ("Planigale 1"). Er bestaan sterke verschillen tussen de populaties en het is mogelijk dat de soort in feite een soortcomplex betreft.[4] Er worden twee ondersoorten erkend:[2][5]

Kenmerken bewerken

P. maculata is een grote platkopbuidelmuis met een niet al te zeer afgeplatte kop. De bovenkant van het lichaam is roodbruin, soms met bleke vlekken, de onderkant geelgrijs. De dunne staart is korter dan de kop-romplengte. De kop-romplengte bedraagt 70 tot 95 mm, de staartlengte 60 tot 90 mm en het gewicht 6 tot 12 g.

Leefwijze bewerken

Deze soort is 's nachts actief, leeft op de grond en eet ongewervelden. In het Noordelijk Territorium worden er 8 tot 12 jongen per nest geboren en kunnen er het hele jaar door geboortes plaatsvinden. In het oosten worden er slechts 5 tot 10 jongen geboren en alleen van oktober tot januari. Vrouwtjes kunnen per jaar minstens twee nesten krijgen. Mannetjes kunnen tot ze minstens twee jaar oud zijn nog paren.

Voorkomen bewerken

De soort komt voor in Noord- en Oost-Australië. Deze soort leeft in zegge- en struiklandschappen en zandduinen in de Kimberley en het noorden van het Noordelijk Territorium, inclusief het Groote Eylandt, en in bossen langs de oostkust van de punt van het Kaap York-schiereiland tot de rivier Hunter in Nieuw-Zuid-Wales.