De Di 3 is een type diesellocomotief dat werd gebruikt door Noorse Spoorwegen (NSB). De locomotieven werden tussen 1954 en 2000 ingezet op de niet geëlektrificeerde delen van het Noorse net, en dan vooral op Nordlandsbanen, Rørosbanen en Raumabanen. De locomotieven van het type Di 3 zijn in december 2000 door de NSB buiten bedrijf gesteld. Sommige locomotieven zijn naar het buitenland verkocht, andere zijn naar andere bedrijven in Noorwegen gegaan, zoals Ofotbanen AS. De Di 3 is een variant van de NOHAB AA16 die ook aan Denemarken, Hongarije, Luxemburg en België is geleverd. Deze locomotieven hebben een cultstatus bereikt en het hele jaar door bezoeken spoorwegliefhebbers uit vele landen Noorwegen om de Di 3 te bezichtigen.

NSB Di 3
Di 3 616 in het spoorwegmuseum te Hamar
Exploitant NSB
Aantal 35
Nummering 3 602 – 3 633 (a versie)
3 641 – 3 643 (b versie)
Fabrikant NOHAB
Bouwjaar 1954-1969
Asindeling Co Co (a versie)
A1A A1A (b versie)
Spoorwijdte 1435 mm
Massa 102 ton (a versie)
103 ton (b versie)
Lengte over buffers 18,6 m (a versie)
18,9 m (b versie en 3 602, 3 622 en 3 623)
Maximumsnelheid 105 km/u (a versie)
146 km/u (b versie)
Vermogen 1305 kW
Fabrikant dieselmotoren EMD type 567
Portaal  Portaalicoon   Verkeer & Vervoer

Geschiedenis bewerken

In 1952 werd besloten dat de helft van het Noorse spoorwegnet zou worden geëlektrificeerd, zodat 80% van het verkeer met elektrische tractie zou kunnen worden verzorgd. Voor de resterende 20% van de treindiensten werd gekozen voor dieseltractie als vervanging van de stoomlocomotieven. Terwijl het elektrificatieplan werd uitgewerkt, werd in 1954 een diesel-elektrische locomotief geleend van NOHAB in Trollhättan. Deze locomotief werd gebouwd onder licentie van General Motors. In Noorwegen kreeg ze het bedrijfsnummer 2246 en typenummer 64. De locomotief werd uitgebreid getest op de Nordlandsbanen en daarbij vergeleken met locomotieven van de Duitse fabrikanten MaK en KHD. De AA16 werd als betrouwbaar beschouwd en won de vergelijking met de andere twee.

NSB kocht het geleende exemplaar en bestelde vijf nieuwe locomotieven. De Deense Staatsspoorwegen (DSB) hadden in 1954 dezelfde locomotieven in dienst genomen als MY en bestelde in 1960 nog een "lichtgewicht" variant de MX. De Noorse serie kreeg echter aandrijving op alle assen en werd tevens voorzien van traliewerk voor de cabineruiten als bescherming tegen vallende ijspegels bij tunnelportalen. Bovendien was de Noorse serie 30 cm. korter zodat ze op de Noorse draaischijven pasten. De nummering begon met 602 omdat 601 al gebruikt was voor de eerste Noorse diesellocomotief de Di 1. De Di 3 603 – 607 werden geleverd in 1957 en later dat jaar bestelde NSB nog eens acht locomotieven, Di 3 608 – 615. Deze locomotieven zijn ingezet op de Dovrebanen, de Nordlandsbanen en de Gjøvik en Bergensbanen. In 1958 werden nog eens zes Di 3 besteld voor de dienst op de zuidelijke Dovrebanen in het Gudbrandsdal tussen Dombås en Lillehammer. NSB kocht geen lichtere versie maar versterkte een aantal zwakke bruggen om het hogere gewicht van de trein te dragen, die daardoor verder naar het zuiden tot Hamar kon doorrijden. Datzelfde jaar stroomde de Di 3 in in de nachtdienst op de Raumabanen, waar zij tot 1965 de treindienst samen met stoomlocomotieven verzekerde.

Di 3 622, 623 en 641 – 643 werden oorspronkelijk gebouwd voor de Finse staatsspoorwegen die ze echter afbestelde. NOHAB bood ze vervolgens te koop aan aan de NSB, die ze wel wilde afnemen. Drie van de locomotieven waren op dat moment al voltooid. Deze weken af van de NSB serie door een hoger gewicht, een aandrijving op slechts vier van de zes assen, een hogere topsnelheid en een lagere trekkracht. De twee nog niet gebouwde exemplaren werden volgens NSB standaard voltooid maar hadden wel, net als de drie reeds voltooide machines, de standaard lengte van 18,9 meter. Wegens de afwijkende specificaties werden de “Finse” locomotieven in 1960 als serie Di 3b in dienst genomen met de nummers 641 – 643. De oorspronkelijke Noorse serie en de twee andere Finnen (622 en 623) werden voortaan als Di 3a aangemerkt. Deze werden doorlopend genummerd van 602 – 633.

Elektrificatie bewerken

Begin 1961 waren 25 locomotieven in dienst, 17 waren gestationeerd in Trondheim, 6 in Bergen en 2 in Hamar. Op dat moment werd de Di 3 nog nauwelijks ingezet op de Rørosbanen waar nog niet alle bruggen waren versterkt. In februari 1961 kwam het eerste deel, Oslo-Hønefoss, van de spoorlijn tussen Oslo en Bergen onder de draad. Dit betekende dat de sneltreinen deels met diesel- en deels met elektrische-tractie werden gereden. Verder naar het noorden werd de Nordlandsbanen verlengd en in februari 1962 werd het eindpunt Bodø bereikt. Op 1 december 1962 bereikte de elektrificatie richting Bergen het station Ål. De bruggen van de Rørosbanen werden versterkt en de Di 3 kwam daar in mei 1964 in normale dienst. In 1964 kwam ook de elektrificatie tot Bergen gereed en kwamen vijf van de zes Bergense lokomotieven elders in dienst. De zesde locomotief werd in de winter als invallocomotief gestationeerd in Finse waar ze ook werd ingezet voor de sneeuwploeg. Voor deze sneeuwploeg was locomotief 610 aan één zijde voorzien van speciale bevestigings punten maar daarom juist niet van een standaard (lage) sneeuwschuiver. Na de levering van de 624 – 629 in 1965 werden op de Rørosbanen de stoomlocomotieven voor de sneltreinen vervangen door de Di 3. In 1967 had de elektrificatie vanaf het zuiden Otta bereikt, en het volgende jaar kwam ook Dombås onder de draad. De vrijgekomen Di 3-locomotieven konden hierdoor elders worden ingezet, o.a. werd de Valdresbanan geschikt gemaakt voor het grotere gewicht van de Di 3. In 1969 werden de laatste vier locomotieven geleverd (630-633) en konden de stoomlocomotieven worden uitgerangeerd. Nadat in 1970 de hele Dovrebanen tot Trondheim onder de draad gebracht was werd de Di 3, tot eind 2000, voornamelijk ingezet op de Nordlandsbanen, Meråkerbanen, Rørosbanen, Raumabanen, Solørbanen en Valdresbanen.

Neergang en uitstroom bewerken

De Di 3 vormde jaren lang de ruggengraat van de NSB op de niet geëlektrificeerde trajecten. In 1981 kregen ze echter concurrentie van de aanzienlijk sterkere Di 4 die op de Nordlandsbanen werden gezet. In de jaren negentig van de twintigste eeuw begon de instroom van nieuwe locomotieven bij de NSB. De vervangers van de Di 3 waren 12 locomotieven Di 6 voor zware treinen en 20 stuks Di 8 voor lichtere treinen. De Di 3 kon in treinschakeling rijden (bediening door één machinist) met de opvolgers Di 4, Di 6 en Di 8.

De Di 6 bleek een grote miskoop, maar de Di 8 was zeker geschikt om de goederentreinen over te nemen van de Di 3. De resterende passagierstreinen die werden getrokken door Di 3 werden vervangen door treinstellen van het type BM 92 en BM 93. De laatste officiële rit van de NSB met de Di 3 vond plaats op 26 december 2000 met een personentrein op de Rørosbanen getrokken door de 623 en 629 . Daarna werd de Di 3 tot 7 januari 2001 nog sporadisch in treinschakeling met de Di 4 gebruikt op de Nordlandsbanen. Daarna was het de NSB niet langer toegestaan om de Di 3 te gebruiken. Vervolgens werden ze, na ruim 40 jaar op de niet-geëlektrificeerde trajecten van de NSB, uitgerangeerd.

Inzet in nieuwe diensten bewerken

In de jaren negentig van de twintigste eeuw begon NSB met het uitrangeren van de Di 3. In tegenstelling tot de Deense exemplaren werden ze niet verkocht aan Zweedse bedrijven maar grotendeels gesloopt. Acht exemplaren werden verkocht aan Italië en Kosovo, vijf lokomotieven kwamen in 2001 terecht bij de Noorse Ofotbanen AS die ze groen-wit schilderde en voornamelijk inzette voor houttransport. Drie locomotieven, 602, 616 en 642, zijn ondergebracht bij het Noorse spoorwegmuseum dat ze in bedrijfsvaardige toestand houdt.

Overzicht bewerken

Nummer Type Aflevering Uitgerangeerd Opmerkingen
602 Di 3a 16 oktober 1954 11 oktober 1995 In bezit van het Noorse spoorwegmuseum
603 Di 3a 25 april 1957 In bezit van het Noorse spoorwegmuseum, gebruikt als plukloc
605 Di 3a 14 mei 1957 1999 In bezit van TÅGAB als plukloc.
610 Di 3a 19 februari 1958 19 april 1995 opgeslagen tot 2013
616 Di 3a 22 augustus 1958 1997 In bezit van het Noorse spoorwegmuseum
617 Di 3? ? ? Waarschijnlijk in 1999-2000 gesloopt
619 Di 3a 24 oktober 1958 2001 Verkocht aan de Verenigde Naties en geleverd aan Kosovo
621 Di 3a 16 december 1958 Overgedragen aan Ofotbanen AS, vervolgens verkocht aan Inlandsbanan AB. Daarna door Three T gebruikt als plukloc.
622 Di 3a 2 juli 1960 Verkocht aan Sicilië
623 Di 3a 18 augustus 1960 17.4.2014 Overgedragen aan Ofotbanen AS, vervolgens verkocht aan Inlandsbanan AB. Uitgerangeerd na een brand in Fågelsjö op 17.4.2014. In 2015 verkocht aan de Hongaarse NOHAB-GM stichting die de locomotief weer rijvaardig wil maken.
625 Di 3a Afgebroken na het treinongeval bij Åsta op 4 januari 2000
626 Di 3a 21 mei 1965 Verkocht aan Sicilië
628 Di 3a 1 augustus 1965 In bezit van Jernbaneverket
629 Di 3a 13 september 1965 Overgedragen aan Ofotbanen AS, vervolgens verkocht aan Inlandsbanan AB.
630 Di 3a 28 juni 1969 Verkocht aan Sicilië. Opgeslagen na ongeval in 2007
631 Di 3a 18 juli 1969 Verkocht aan Sicilië
632 Di 3a 4 september 1969 Overgedragen aan Ofotbanen AS, vervolgens verkocht aan Inlandsbanan AB.
633 Di 3a 16 oktober 1969 2001 Verkocht aan de Verenigde Naties en geleverd aan Kosovo
641 Di 3b 2 juli 1960 2001 Verkocht aan de Verenigde Naties en geleverd aan Kosovo
642 Di 3b 2 juli 1960 Destijds invalloc in Ål, op 28 november 2014 door de NSB overgedragen aan het Noorse spoorwegmuseum
643 Di 3b 9 december 1960 2001 Verkocht aan de Verenigde Naties en geleverd aan Kosovo
Zie de categorie NSB Di 3 van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.