Gebruiker:JorisEnter/Kladblok/Arrest Rabobank/Reuser

Het arrest Rabobank/Reuser q.q. (HR 3 juni 2016, NJ 2016/290) is een arrest van de Hoge Raad der Nederlanden over de vestiging van een pandrecht op een zaak die is verkregen onder eigendomsvoorbehoud.

Rabobank/Reuser
Datum 3 juni 2016
Partijen Coöperatieve Rabobank Zuid-Holland Midden U.A. tegen J.H.M. Reuser q.q.
Zaak   14/06346
Instantie Hoge Raad der Nederlanden
Rechters E.J. Numann, C.A. Streefkerk, G. Snijders, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek
Adv.-gen. E.B. Rank-Berenschot
Vindplaats   AA 2017, p. 417, m.nt. W.H. van Boom
NJ 2016/290, m.nt. F.M.J. Verstijlen
JOR 2016/287, m.nt. S.C.J.J. Kortmann & N.E.D. Faber
JIN 2016/154, m.nt. G.J. de Bock & R.A.G. de Vaan
TvI 2016/31, m.nt. B.T.M. van der Wiel & S. Houdijk
ECLI   ECLI:NL:HR:2016:1046

Achtergrond

bewerken

Feiten en procesverloop

bewerken

Uitspraak van de Hoge Raad

bewerken

4.2.2. Art. 3:92 lid 1 BW bepaalt dat, indien een overeenkomst de strekking heeft dat de een zich de eigendom van een zaak die in de macht van de ander wordt gebracht, voorbehoudt totdat een door de ander verschuldigde prestatie is voldaan, hij wordt vermoed zich te verbinden tot overdracht van de zaak aan de ander onder opschortende voorwaarde van voldoening van die prestatie.

Ingevolge art. 3:91 in verbinding met art. 3:90 lid 1 BW geschiedt de levering van roerende zaken, niet-registergoederen, die in de macht van de vervreemder zijn, ter uitvoering van een verbintenis tot overdracht onder opschortende voorwaarde, door aan de verkrijger de macht over de zaak te verschaffen. Over deze bepalingen tezamen is in de parlementaire geschiedenis het volgende opgemerkt: (...)

Uit deze passages blijkt dat de wetgever terzake van een overdracht onder eigendomsvoorbehoud een systeem voor ogen heeft gestaan waarin deze overdracht – behoudens afwijkend beding – wordt aangemerkt als een overdracht onder opschortende voorwaarde, waarbij de levering van de desbetreffende roerende zaken is voltooid op het moment dat de zaken in de macht van de verkrijger zijn gebracht, met als gevolg dat de verkrijger een “terstond ingaand eigendomsrecht onder opschortende voorwaarde”, respectievelijk “voorwaardelijk eigendomsrecht” verkrijgt.

4.2.3. Het aldus door de wetgever beoogde systeem brengt mee dat de verkrijger onder eigendomsvoorbehoud als bedoeld in art. 3:92 lid 1 BW uit hoofde van de voltooide levering een positie verkrijgt waarin de uitgroei tot een onvoorwaardelijk eigendomsrecht uitsluitend nog afhankelijk is van de vervulling van de opschortende voorwaarde, welke wordt bewerkstelligd door voldoening van de (restant)prestatie. Zolang de voorwaarde niet is vervuld, zijn zowel de vervreemder als de verkrijger voorwaardelijk eigenaar, de vervreemder onder ontbindende voorwaarde en de verkrijger onder opschortende voorwaarde, en is hun beider beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van de desbetreffende zaken dienovereenkomstig beperkt. De verkrijger onder eigendomsvoorbehoud kan zijn voorwaardelijk eigendomsrecht dan ook slechts onder diezelfde voorwaarde vervreemden of bezwaren (art. 3:84 lid 4 BW), op de wijze voorzien voor de levering, respectievelijk bezwaring, van de zaken zelf. Wordt een pandrecht – overeenkomstig het bepaalde in art. 3:236 lid 1 of art. 3:237 lid 1 BW – op het voorwaardelijk eigendomsrecht gevestigd, dan ontstaat met voltooiing van de vestigingshandeling een onvoorwaardelijk pandrecht op het voorwaardelijk eigendomsrecht.

Receptie van het arrest

bewerken