Sligro is een Nederlandse horecagroothandel en -dienstverlener, opgericht in 1935 door de geboren Fries Abel Slippens. Het bedrijf is onderdeel van de beursgenoteerde onderneming Sligro Food Group. In 2014 telt het Sligro 46 zelfbedieningsgroothandels en 9 bezorggroothandels. Bij het bedrijf werken ruim 10.000 medewerkers. Het hoofdkantoor is gevestigd in Veghel. Het assortiment bestaat uit met name voedselproducten en producten die gerelateerd zijn aan voedsel.

Abel Slippens bewerken

Abel Slippens werd geboren in 1886 in Bolsward. Hij studeerde aanvankelijk voor onderwijzer, maar koos al snel voor de Rijkszuivelschool in Bolsward. In de mobilisatietijd (1914-1918) diende hij als militair aan de Maas in het Brabantse Oss. Na eerst gewerkt te hebben bij Jurgens (het latere Van den Bergh & Jurgens, de basis voor Unilever) in Oss kwam hij in 1929 naar Veghel. Daar startte hij de eerste activiteiten van wat nu DMV-Campina is. Hij bouwde een bescheiden fabriek aan de Noordkade in Veghel met de bedoeling meer grondstoffen uit ondermelk te halen. De melkfabrieken in de regio maakten vooral roomboter en hielden de ondermelk over. Deze werd bij gebrek aan een andere bestemming aan de boeren teruggegeven om te dienen als kalveren- en varkensvoer. Na geruime tijd van onderzoek wist Slippens suikers en eiwitten uit ondermelk commercieel te exploiteren. Het fabriekje vormde de basis van het bestaan voor Coöperatieve Centrale Melkproductenfabriek De Meijerij Veghel, afgekort DMV. Dit bedrijf kwam later tot grote bloei en fuseerde in 1979 met Campina uit Eindhoven.

Slippens Groothandel in Koloniale Waren bewerken

In 1934/1935 begon Slippens als zelfstandig ondernemer. Hij reisde als agent voor Romi-margarine van fabrikant Zwerver uit Vlaardingen per trein en bus Zuid-Nederland af om te verkopen aan kruideniers, de groothandel en aan de margarine-verwerkende industrie. Margarine kwam toen op de markt als een goedkoop alternatief voor roomboter. De naam van het bedrijf werd Slippens Groothandel in Koloniale Waren. Naast de margarine werd namelijk ook artikelen verkocht die in hun geheel, of waarvan althans de voornaamste grondstoffen uit de koloniën kwamen: suiker, rijst, zuidvruchten en specerijen. Daarvoor wordt sinds de 18e eeuw de term 'koloniale waren' gebruikt. Alles kwam binnen, los gestort in kisten of balen van bijvoorbeeld 50 kilo en werd omgepakt in papieren zakken van 5 of 10 kilo. Op het platteland hadden middenstanders destijds vaak gecombineerde bedrijven zoals kruidenier-café-slijter of bakker-kruidenier. In Veghel verkocht Slippens aan twintig kruideniers en in Vorstenbosch en Mariaheide aan ten minste vier.

Tijdens de oorlog (1940-1945) kwam de handel in koloniale waren kwam volledig stil te liggen. Desondanks steeg de omzet van het bedrijf omdat er meer vraag was naar margarine. Het assortiment groeide door het aanbod van vervangende middelen (zogenaamde surrogaten). In 1939 trad zoon Louis toe in het bedrijf van zijn vader. Louis richtte zich met name op de bezorging: vanuit een magazijn (een verlengde garage) bezorgde hij de waren per transportfiets, daarna per bakfiets en nog later met paard en wagen.

Na de oorlog in de jaren 40 werd het assortiment uitgebreid dankzij de vernieuwde productie. Mede door de rijzende macht van fabrikanten (en bijbehorende consequenties) besloten Abel en zijn zoons Louis, Frits en Nico een eigen merk suikerwerken, koekjes en margarine te lanceren: Meijerijse Kluit. De margarine werd in Nederland een van de eerste artikelen die voorzien wordt van een spaarzegel, waarmee onder meer serviesgoed kon worden verworven. In de jaren 50 en 60 verkocht Slippens Groothandel zo'n twintig ton margarine per week. Het spaarsysteem werd populair: veel gezinnen waren in die tijd in het bezit van het Boerenhoeve-servies.

In de jaren 50 en 60 bloeide tevens het fenomeen vrijwillig filiaalbedrijf (VFB) op. Zelfstandige grossiers zochten een antwoord op de opkomende grootwinkelbedrijven zoals De Gruyter, Simon de Wit, Edah, Coöperatie en Albert Heijn. Dat werd een soort surrogaat-grootwinkelbedrijf. Zelfstandige winkeliers sloten zich aan bij grossiers met een formule die landelijk dezelfde producten aanbood en met eenzelfde folder werkte. Zo ontstonden organisaties als Spar, Kroon, Tip, Végé, Ifa of A&O. Deze formule had gedurende een korte periode succes, maar bleek niet opgewassen te zijn tegen de grootwinkelbedrijven. Maar ook deze verkeerden in zwaar weer: De Gruyter en Simon de Wit verdwenen (met name door een te strak eigen productenbeleid). Albert Heijn bleef groeien, mede doordat het verschijnsel van de Amerikaanse zelfbediening ingeburgerd raakte. De consument werd niet meer bediend maar pakte zelf van het schap. Veel kleine winkeliers gaven het op, slechts een enkeling waagde de sprong. Een voorbeeld hiervan is Végé-kruidenier Jan Linders.

Cash and carry bewerken

In 1957 overleed Abel Slippens en namen zijn zonen de firma over. Samen begonnen ze een cash and carry-groothandel in 's-Hertogenbosch, waar klanten zelf het assortiment kunnen bekijken, kopen en direct meenemen. Het concept bleek een succes en vormde de basis van uitbreiding; al snel volgden soortgelijke vestigingen in Veghel en (vier jaar later) in Helmond, Valkenswaard, Eindhoven en Weert. Gedurende deze periode werd de naam van Slippens Groothandel in Koloniale Waren ingekort tot Sligro. De omzet steeg tot 25% en 40% op jaarbasis. In 1969 verhuisde Sligro haar kantoor en magazijn (gelegen aan de Hezelaarstraat te Veghel) wegens ruimtegebrek. De nieuwe locatie is een 5.000 m2 tellend gebouw op het Industrieterrein De Dubbelen in Veghel.

Overnames bewerken

In de jaren 70 en 80 volgt een grote groei door meer dan 100 overnames. Een van de belangrijkste strategische overnames betreft die in 1987 van Louwers in Eindhoven, waardoor het bedrijf zich meer kon gaan richten op dagverse producten voor de horeca. In 1992 werd met de overname van het Arnhemse familiebedrijf Wunderink de eerste horecabezorggroothandel aan Sligro toegevoegd.